28 286 Dierenwelzijn

Nr. 389 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 april 2010

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1, heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 22 maart 2010 inzake de stand van zaken, advies van deskundigen m.b.t. de Q-koorts (Kamerstuk 28 286, nr. 385).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 april 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Atsma

De griffier van de commissie,

Dortmans

1

Kan de evaluatie van de Q-koortssituatie bij mens en dier van dit voorjaar uiterlijk 1 augustus 2010 naar de Kamer worden verzonden?

De Commissie van Dijk zal het rapport op 1 september opleveren (TK 28 286, nr. 386). Wij zullen het dan ook aan uw Kamer doen toekomen.

2

Hoe groot is het risico dat volledig gevaccineerde, gespaarde vrouwelijke dieren op besmette bedrijven, alsnog zullen aborteren als gevolg van een klinische Q-koortsinfectie?

Bij niet tijdig of in besmet milieu gevaccineerde dieren bestaat, ook al ze volledig gevaccineerd zijn, een beperkt maar verhoogd risico op abortus. Daarom geldt voor de gespaarde vrouwelijke dieren op besmette bedrijven een levenslang fokverbod. Deze dieren mogen niet meer dragend worden en zullen dus ook niet aborteren.

3

Hoe kan het dat de relatie tussen humane en veterinaire gegevens in sommige gevallen wel een relatie laat zien tussen infectie bij dier en mens en in andere gevallen totaal niet?

Of mensen geïnfecteerd raken door besmette dieren hangt af van vele factoren. voor zover nu bekend is er vooral een verhoogde kans op infectie als men dicht bij een bedrijf woont waar door besmette dieren veel bacteriën worden uitgescheiden (bij een abortusstorm). Toch is het zo dat zich rond sommige bedrijven met abortusproblematiek door Q koorts nauwelijks humane ziektegevallen hebben voorgedaan. Verschillende factoren kunnen hierbij een rol spelen zoals verschillen in bedrijfsvoering, weersomstandigheden en omgevingsfactoren. Deze factoren zijn onderwerp van lopend onderzoek.

Een voorlopige analyse van één van de onderzoeken laat zien dat het vegetatiepatroon en de bodemvochtigheid rond besmette bedrijven een rol van betekenis kunnen spelen in de transmissie van dier naar mens.

4

Is er sprake van verschillende Coxiella Burnetii stammen in Nederland?

Het gaat op dit moment te ver om te spreken van verschillende C. burnetii stammen, wel kunnen er op basis van het erfelijk materiaal van de bacterie 14 verschillende typen worden onderscheiden door middel van een gepubliceerd typeringssysteem.

5

Hoeveel bedrijven zijn negatief/gunstig bevonden gedurende de laatste vier tankmelkuitslagen naar aanleiding van de Q-koorts monitoring?

In totaal hebben 408 bedrijven deelgenomen aan de laatste vier monitoringsronden. Daarvan hebben 352 bedrijven vier keer een negatieve uitslag verkregen. Enkele van deze bedrijven hebben geen monster aangeleverd, door bijvoorbeeld droogstand van de geiten. Bij 56 bedrijven waren een of meer van de monitoringsuitslagen positief.

6

Vormen deze bedrijven een risico voor de volkgezondheid in relatie tot Q-koorts? Zo ja, kunt u de risico's nader duiden en aan elk mogelijk risico een risicoprofiel uiteenzetten? Zo nee, bent u voornemens de restricties die deze bedrijven ervaren te eindigen per 1 juni 2010 en te communiceren over het risico van deze bedrijven voor de volksgezondheid in relatie tot Q-koorts?

De groep bedrijven met vier keer een negatieve tankmelkuitslag valt uiteen in twee categorieën: bedrijven die continue negatief waren en bedrijven die voorheen besmet waren en die na ruiming tankmelknegatief zijn geworden.

Bedrijven die continu negatief zijn in de tankmelktest vormen geen risico voor de volksgezondheid. Bedrijven die voorheen positief waren en na de ruiming tankmelknegatief zijn geworden, vormen volgens de deskundigen nog wel een risico voor de volksgezondheid. Het risico is wel beperkt omdat de drachtige dieren geruimd zijn en de overgebleven dieren een fokverbod hebben (zie ook het antwoord op vragen 19, 20 en 44). De deskundigen zijn van mening dat een bedrijf dat een jaar negatief is in de tankmelk niet langer als besmet bedrijf behoeft te worden beschouwd. In de kamerbrief van 22 maart jl. hebben wij ons beleid m.b.t. het eventueel aanpassen van de maatregelen uiteengezet.

7

Hoeveel van de geruimde bedrijven heeft nu een negatieve- ofwel positieve tankmelk uitslag? Kunt u hieruit concluderen dat de ruimingen het gewenste risicoverminderde effect voor de volksgezondheid hebben bewerkstelligd kijkende naar de tankmelkuitslagen?

Op 78 besmette bedrijven zijn de drachtige dieren geruimd. Van deze bedrijven zijn 32 bedrijven na het ruimen één of meerdere keren positief bevonden.

Deze positieve uitslagen zijn bevestigd door het CVI. Op 39 bedrijven was sprake van een negatieve uitslag na de ruiming. Op drie bedrijven is sprake van droogstand, waardoor geen monster is aangeleverd voor monitoring. Op één bedrijf is sprake van een dubieuze uitslag, hier wordt opnieuw bemonsterd. Van 3 recent geruimde bedrijven is nog geen vervolg tankmelkuitslag bekend.

Op basis van het al dan niet negatief zijn van de tankmelk van besmette bedrijven kan overigens geen uitspraak gedaan worden over het gewenste risicoverminderde effect voor de volksgezondheid. De deskundigen zijn van mening dat het risico voor de volksgezondheid wordt niet gevormd wordt door de uitscheiding van bacteriën in de melk als zodanig, maar door de uitscheiding van bacteriën tijdens het lammeren of abortus. Het risicoverminderende effect voor de volksgezondheid wordt dan ook bewerkstelligd door het ruimen van de drachtige dieren en het fokverbod voor de achtergebleven dieren. Het ruimen van de drachtige dieren heeft maar beperkt invloed op de uitscheiding van bacteriën in de tankmelk. De achtergebleven dieren kunnen immers ook besmet zijn en daarmee blijft ook de tankmelk positief. Het uitscheidingsniveau van deze dieren neemt op termijn wel af, en daarmee zal de tankmelk negatief worden.

8 en 24

Bestaat er een protocol voor het testen van bokken en rammen? Zo ja, kunt u het protocol voor het testen van bokken en rammen naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?

Hoeveel geitenhouders hebben al aangegeven hun bokken te willen laten testen, en hoeveel hebben aangegeven hun bokken te willen laten ruimen?

Het protocol voor het testen van bokken en rammen is op dit moment in ontwikkeling. Wanneer dit gereed is zal een brief worden verstuurd aan geruimde melkgeiten- en melkschapenbedrijven die de mogelijkheid tot testen/ruimen aangeeft. Er is dus nog geen indicatie van het aantal melkgeiten- en melkschapenhouders dat hun bokken of rammen wil laten testen.

9

Welke handvatten, naast de mogelijkheid van het individueel testen van bokken en rammen, worden de geruimde bedrijven, die nog tankmelk positief zijn, geboden om uiteindelijk tot een negatieve tankmelkuitslag te komen?

Het is aan de bedrijven zelf om ervoor te zorgen dat zij tankmelknegatief worden. Dit kan bijvoorbeeld door het afvoeren van achtergebleven dieren naar het slachthuis of, op termijn, naar zogeheten afmelkbedrijven. Het idee is dat op deze afmelkbedrijven dieren van verschillende besmette bedrijven bijeen gebracht kunnen worden, zodat deze besmette bedrijven eerder vrij verklaard kunnen worden en op termijn opnieuw kunnen opstarten met nieuwe dieren.

10

Vormen geruimde tankmelkpositieve bedrijven nog een groot risico voor de omgeving? Zo ja, kunt u een risicoprofiel schetsen en een advies formuleren om dit risico te verminderen? Zo nee, overweegt u de naam «besmet» bedrijf voor deze bedrijven te veranderen om daarmee aan te geven dat zij niet een groot risico voor de volksgezondheid vormen.

Op dit onderwerp zijn wij in de Kamerbrief van 22 maart jl. ingegaan bij de discussie over de stippen en de vlekken op de vlekkenkaart waarop de besmette bedrijven weergegeven zijn. De deskundigen zijn van mening dat een bedrijf dat een jaar lang negatief is in de tankmelk niet langer als besmet bedrijf behoeft te worden beschouwd. Zij zijn daarnaast van mening dat het risico voor de volksgezondheid in de omgeving van een bedrijf niet is geweken als het bewuste bedrijf weer Q-koortsvrij is verklaard (als het bedrijf volledig is geruimd en ontsmet, of als bedrijven 1 jaar lang een negatief resultaat hebben van het tankmelkonderzoek). Dit vanwege de aanwezigheid van de bacterie in het milieu. Op de vlekkenkaart blijft daarom de 5km zone zichtbaar; de stip met de bedrijfslocatie wordt verwijderd.

Een risicoprofiel van de omgeving van een voorheen besmet bedrijf is niet te maken, hoewel de deskundigen in hun advies van 17 februari jl. (bijlage TK brief 28 286. nr. 380) noemen dat het vegetatiepatroon en de bodemvochtigheid belangrijke factoren lijken te zijn in de transmissie van Q-koorts van (voorheen) besmette bedrijven naar de mens. Echter, verder onderzoek hiernaar is nog nodig.

11

In 2008 en in 2009 zijn er, met name in het zuiden van het land, al vele melkgeiten en melkschapen gevaccineerd. Kunt u een beeld geven van het aantal dieren dat voor 1 juni 2010 voor het eerst gevaccineerd dient te worden? Hoe gaat de vaccinatie na 1 juni 2010 eruit zien?

In het gebied rond Uden zijn in 2008 al 45 000 vaccins gebruikt. In 2009 zijn in een groter gebied in Brabant dieren op alle grotere melkschapen en geitenbedrijven gevaccineerd. Het is niet bekend hoeveel van deze, al eerder gevaccineerde dieren nog op de bedrijven aanwezig zijn.

Alle andere dieren op bedrijven, zoals vleesschapenbedrijven en bedrijven met een publieksfunctie, met een vaccinatieplicht moeten voor 1 januari en voor de dracht worden gevaccineerd. Daarnaast kunnen houders die niet onder de vaccinatieplicht vallen hun dieren na 1 juni vrijwillig laten vaccineren.

12

Kunt u aansluitende bij de bovenstaande vraag ook per maand aangegeven hoeveel dieren een booster vaccinatie in 2010 nodig zullen hebben?

Omdat niet bekend is hoeveel van de al eerder gevaccineerde dieren nog op de bedrijven aanwezig zijn is niet per maand aan te geven hoeveel dieren een booster vaccinatie nodig hebben.

13

Kunt u meedelen hoeveel dieren er nu al gevaccineerd zijn vanaf 1 juni 2009?

Op dit moment zijn ongeveer 225 000 dosis vaccin geleverd aan dierenartsenpraktijken om gebruikt te worden op bedrijven die voor 1 juni moeten vaccineren.

14

Bent u bereid om per 2 cijferige postcode de Q-koorts vaccinatiedeken (inclusief de vaccinatie uitgevoerd vanaf 1 juni 2009) in beeld te brengen en deze tweewekelijks tot 1 juni 2010 richting de kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?

De vaccinatiecampagne wordt nauwlettend gevolgd door de VWA. Eind mei zullen de deskundigen opnieuw bij elkaar komen om te bezien of er nieuwe informatie is die aanleiding geeft om niet over te gaan tot versoepeling van het fokverbod en het aanvoerverbod. De deskundigen hebben dan de beschikking over een volledig bijgewerkte tussenrapportage van de stand van zaken van de vaccinatiecampagne. Dit overzicht van de stand van zaken van de vaccinatiecampagne zullen we met het advies van de deskundigen ook aan de Tweede Kamer doen toekomen. Essentieel is dat er een goed beeld is van de stand van zaken van de vaccinatiecampagne voordat een fokverbod wordt opgeheven.

15

Kunt u uitleggen hoe u de communicatie rond de Q-koorts, zowel veterinair als humaan, tot 1 juni 2010 gestalte gaat geven?

LNV en VWS werken nauw samen. De publiekssite www.qkoortsinnederland.nl is vernieuwd. Op deze site staat alle beschikbare volksgezondheidsinformatie over Q-koorts. Voorts dient de site als portal voor veterinaire Q-koortsinformatie. Alle beleidswijzigingen worden met betrokken stakeholders direct besproken. Alle overige doelgroepen worden via de gebruikelijke mediakanalen geïnformeerd.

16, 39 en 40

Kunt u de stand van zaken en de bevindingen rond het humane vaccin aangeven?

Is het mogelijk om risicogroepen zoals patiënten met hartvaataandoeningen en klepafwijkingen reeds dit seizoen te vaccineren door voor hen, hangende de adviesaanvraag van de Gezondheidsraad, een uitzonderingspositie te creëren?

Bent u bereid in overleg met de specialisten van het Jeroen Bosch ziekenhuis het vaccin Q vax ter beschikking te stellen aan een zorgvuldig geselecteerde patiëntenpopulatie om niet weer één jaar verloren te laten gaan en ter preventie van chronische Q-koorts? Zo nee, waarom is dit niet mogelijk dan wel niet wenselijk?

Sinds de start van de Q-koorts uitbraak in 2007 is op verschillende momenten afgewogen of de introductie van het humaan vaccin tegen Q-koorts van nut zou zijn om de gevolgen voor mensen te beperken. Er is wereldwijd slechts één vaccin beschikbaar, geproduceerd en geregistreerd in Australië. Er is geen humaan vaccin geregistreerd binnen Europa. Tot eind 2009 adviseerden deskundigen ons om niet over te gaan op de introductie van het vaccin. In het deskundigenadvies van 4 december 2009 adviseerden de deskundigen om de Gezondheidsraad te vragen om een advies. Dit is op 18 januari 2010 formeel gedaan. Het advies wordt vóór de zomer 2010 verwacht en moet onder andere antwoord geven op de vragen:

  • Is het Australische vaccin veilig?

  • Is het Australische vaccin zinvol en toepasbaar in de Nederlandse situatie?

  • Voor welke doelgroepen wegen de voordelen van vaccinatie op tegen de nadelen?

Deze vragen zijn juist relevant voor gebruik bij mensen met een onderliggende morbiditeit, zoals hartklepgebreken en andere hart- en vaataandoeningen. Ons zijn op dit moment geen gegevens bekend over de toepassing van het vaccin bij deze risicogroepen. Het is niet uit te sluiten dat de bijwerkingen bij deze groepen heviger kunnen zijn dan bij mensen zonder onderliggende morbiditeit. In Australië wordt het vaccin gebruikt bij mensen die beroepsmatig in aanraking kunnen komen met Q-koorts. Er is daar dus geen ervaring met het vaccineren van mensen met juist onderliggend lijden.

Zoals ik tijdens het mondelinge vragenuur van 2 maart jl. heb aangegeven, heb ik ook persoonlijk met de voorzitter van de Gezondheidsraad hierover gesproken. Deze onderschrijft het bestaan van deze onzekerheden.

Aangezien wij van mening zijn dat introductie van een vaccin uiterst zorgvuldig moet gebeuren, zullen wij geen besluit nemen over introductie van het vaccin, ook niet voor specifieke risicogroepen, voordat het advies van de Gezondheidsraad ontvangen is. Dit geldt dus ook voor de specifieke gevallen die door Jeroen Bosch Ziekenhuis worden benoemd.

De voorzitter van de Gezondheidsraad heeft aangegeven voldoende tijd te willen nemen voor een zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen van introductie van dit vaccin, mede vanwege de vele wetenschappelijke vragen die er zijn rondom (de toepassing van) dit vaccin.

17

Kunt u uiteenzetten hoe de samenwerking tussen de humane en de veterinaire kant van Q-koorts op dit moment gestalte krijgt?

De samenwerking tussen de humane en veterinaire sector krijgt op verschillende manieren vorm. Op departementaal niveau wordt intensief samengewerkt. Daarnaast zijn er verschillende overleggen met betrokken sectoren en bestuurders uit de regio en werken ook de onderzoeksinstituten intensief samen.

18, 38 en 43

Op welke manier wordt momenteel onderzocht hoe effectief het vaccin is in het voorkomen van de uitstoot van de gevaarlijke bacterie, en welke resultaten heeft dit tot nu toe opgeleverd?

Welke onderzoeken lopen er momenteel in Nederland naar de effectiviteit van het vaccin voor dieren en wanneer zijn deze afgerond?

Wordt er ook aanvullend onderzoek gedaan naar de effectiviteit van vaccineren bij de dieren? Kan eind mei 2010 wel een exacte schatting van de effectiviteit van het vaccin in het voorkomen van infecties bij dieren en het voorkomen van uitscheiding van C. Burnettii bij abortus/partus gegeven worden (zie bijlage met deskundigenadvies)?

Er loopt nog een onderzoek naar de werking van het vaccin. De vaccinfabrikant heeft een procedure lopen bij het Europese geneesmiddelenregistratie bureau (EMA).

Voor deze registratieprocedure heeft de vaccinfabrikant onderzoeksresultaten moeten overleggen waarin de effectiviteit van het vaccin wordt aangetoond. Op basis van deze onderzoeksgegevens en het aanvullende onderzoek dat door de Gezondheidsdienst voor Dieren is uitgevoerd naar bijwerkingen en effectiviteit van het vaccin, concluderen deskundigen dat:

  • de kans op infectie met C. burnetii vermindert bij een meerderheid van de gevaccineerde dieren,

  • in aanzienlijke mate of vrijwel geheel abortus zal worden voorkomen en

  • de uitscheiding van de bacterie sterk wordt gereduceerd.

Dit wordt onderzocht in het project «monitoring vaccinatie Q-koorts». De eerste resultaten daarvan zijn beschikbaar. De eerste aanwijzingen zijn dat het vaccin werk tegen de in Nederland voorkomende C. burnetii bacteriën.

Daarnaast wordt onderzoek gedaan bij de gedode geiten. Met het doden van de drachtige geiten op Q-koorts positieve bedrijven is een belangrijke onderzoekspopulatie verloren gegaan. Door onderzoek te doen aan de gedode geiten wordt toch nog aanvullende informatie verkregen.

19, 20 en 44

Op basis van welke wetenschappelijke oordelen zou het fokverbod in juni 2010 opgeheven kunnen worden?

Waarom zou u in juni 2010 overgaan op het versoepelen van het fokverbod, wat zijn de redenen hiervoor?

Zitten er, naast het aanvullende onderzoek, andere overwegingen achter het besluit om 1 juni 2010 als grensdatum te hanteren voor het wel of niet ruimen van nieuwe besmet verklaarde bedrijven en het opheffen van het fok- en aanvoerverbod?

De belangrijkste pijler onder de vervolgstrategie en bepalende randvoorwaarde voor het kunnen aanpassen van het maatregelenpakket is de verplichting tot volledige en tijdige vaccinatie (i.e vóór de dracht) in combinatie met de werkzaamheid van het vaccin.

De deskundigen stellen in hun advies dat er voldoende aanwijzingen zijn dat tijdige en volledige vaccinatie:

  • de kans op infectie met Coxiella burnetii (C. burnetii) vermindert bij een meerderheid van de gevaccineerde dieren,

  • in aanzienlijke mate of vrijwel geheel, abortus zal voorkomen en

  • de uitscheiding van de bacterie bij een abortus sterk reduceert.

Zij verwachten dat vaccinatie (als maatregel om de uitstoot van C. burnetii te beperken) zal leiden tot een grote risicovermindering voor de verspreiding van bacteriën door de afname van uitscheiding.

Daarom zijn wij van mening dat als op 1 juni alle melkschapen en melkgeiten volledig zijn gevaccineerd en nieuwe gegevens uit aanvullend onderzoek of uit de epidemiologie geen aanleiding geven om dit voorgenomen besluit te heroverwegen:

  • het algemene fokverbod en het algemene aanvoersverbod als dan kan worden opgeheven,

  • ruimen van drachtige dieren op nieuw besmet te vinden bedrijven niet langer noodzakelijk is en

  • de tankmelkmonitoring teruggebracht kan worden van eenmaal per twee weken naar het oorspronkelijke eenmaal per twee maanden.

De overige maatregelen blijven ongewijzigd van kracht (een totaal overzicht van alle maatregelen is opgenomen in bijlage 1). De deskundigen zullen zich eind mei beraden of lopende onderzoeken of het verloop van de epidemie bij mensen aanleiding geeft om dit voorgenomen besluit te heroverwegen. Het advies van de deskundigen zal vervolgens besproken worden in het bestuurlijk overleg. Vervolgens zullen wij ons definitieve besluit nemen.

21

Welke belangen hebben de doorslag gegeven bij uw besluit om de maatregelen in juni 2010 te gaan versoepelen?

In de aanpak van Q-koorts staat het belang van de volksgezondheid nog steeds voorop. Elke maatregel om dat belang te dienen moet wel goed onderbouwd, effectief en proportioneel zijn. Als de onderbouwing wegvalt, is er geen reden om die maatregel in stand te houden.

22

Hoeveel kost het individueel testen van de bokken op Q-koorts?

Bokken en rammen op besmette bedrijven kunnen op twee verschillende manieren getest worden:

  • 1. bij ongevaccineerde dieren via een test op antistoffen in het bloed

  • 2. bij gevaccineerde dieren via een PCR test op sperma

De kosten van de testprocedure zijn voor rekening van de veehouder. Dit betreft de dierenartskosten, kosten van het verzenden van het monster en de kosten van de test. Kosten van de test op antistoffen in het bloed bedragen ongeveer 15 euro per bloedmonster. De kosten van een éénmalige PCR-test bedragen ongeveer 80 euro per monster.

23

Hoe hoog is de vergoeding die geitenhouders ontvangen wanneer zij hun bokken laten ruimen?

Bij ruiming van bokken hebben de houders op basis van de GWWD recht op een ruimingsvergoeding. De waardebepaling wordt uitgevoerd door taxateurs, die hierbij gebruik maken van de richtlijn waardebepaling (dek)bokken. Naast de ruimingsvergoeding krijgen veehouders een dagvergoeding voor slachtbokken, wegens de lange periode tussen besmetverklaring en uiteindelijke ruiming van de bokken.

25

Is het waar dat er een financiële prikkel is om de bokken nu te ruimen?

Elke ondernemer maakt zijn eigen afweging. Ruimen is niet per definitie financieel het meest aantrekkelijk.

26

Hoe staat het met de levering van vaccins voor geiten, hoeveel vaccins zijn er voor 1 juni 2010 beschikbaar, welke dieren worden daar mee ingeënt en in welke volgorde?

Zie voor de planning en realisatie van het vaccin onderstaand schema:

Maand

Planning

Realisatie

Over van vorig jaar

40.000

40.000

Februari

210.908

219.080

Maart

114.230

114.230

April

117.690

 

Deze vaccins worden ingezet voor vaccinatie van melkgeiten en melkschapen op bedrijven met meer dan 50 dieren en voor de vaccinatie van schapen en geiten op kinderboerderijen, zorgboerderijen en dierentuinen. Overige bedrijven met een publieksfunctie kunnen na 1 juni vaccineren.

27

Heeft u al brieven en telefoontjes gekregen van bezorgde burgers, gemeenten en instellingen over het opheffen van het fokverbod? Hoe gaat u hiermee om?

Er zijn enkele reacties van burgers binnengekomen. De beantwoording van deze reacties vindt plaats in lijn met de antwoorden in deze brief.

28

Wat zou u met het inzicht van nu anders hebben gedaan in de aanpak van Q-koorts tot nu toe?

Onlangs is, mede op het verzoek van uw Kamer, de Evaluatiecommissie onder leiding van Prof. Van Dijk begonnen met haar werkzaamheden. Deze commissie zal zich ook buigen over de vraag of we met het inzicht dat er was anders hadden dienen te handelen. Wij willen niet op deze evaluatie vooruitlopen.

29

Hoe kan het dat er voor de Mexicaanse griep wel alle alarmbellen zijn afgegaan en dat er daar op (te) grote schaal vaccins zijn aangekocht, terwijl de Q-koorts epidemie lang miskent is en er te weinig vaccins beschikbaar zijn?

De Mexicaanse griep, de meest recente grieppandemie, was een verwachte uitbraak. Al jaren waarschuwden wetenschappers ons dat een nieuwe pandemie een kwestie was van «niet of, maar wanneer». Daarom hebben veel landen, inclusief Nederland, zich voorbereid op de bestrijding van een uitbraak van een nieuw griepvirus.

Q-koorts heeft tot 2007 nauwelijks tot grote uitbraken geleid. In veel landen komt Q-koorts voor als beroepsziekte onder slachthuispersoneel en veehouders.

Niemand heeft verwacht dat een uitbraak van Q-koorts de omvang zou kunnen aannemen van wat we nu in Nederland zien. Toen er in 2007 sprake was van een lichte verheffing van het aantal Q-koorts patiënten was er wel alertheid. De verwachting was dat de uitbraak éénmalig zou zijn, zoals in andere landen wel gezien werd. Pas in de jaren erna bleek dat het in Nederland een unieke uitbraak was qua duur en omvang. De markt voor een veterinair vaccin was beperkt, er was een vaccin maar in beperkte hoeveelheid. De markt voor humane vaccins tegen Q-koorts was heel erg klein, de productiecapaciteit gering en de registratie in Nederland/Europa niet bestaand. Pas dit jaar konden we genoeg veterinair vaccin aanschaffen, dat hebben we dan ook gedaan. Wij wachten op dit moment op een advies van de Gezondheidsraad m.b.t. het gebruik van het humane vaccin (zie het antwoord op vragen 16, 39 en 40).

30

Zijn er recent ontheffingen verleend voor het vervoeren van geiten of voor het afvoeren van mest? Zo ja, hoeveel en waarom?

De VWA heeft een tiental ontheffingen afgegeven voor de afvoer naar het slachthuis in verband met dierenwelzijnsproblemen. Daarnaast zijn enkele ontheffingen afgegeven voor de afvoer van mest in verband met opslagproblemen. Dertig ontheffingen zijn verleend voor het vervroegd uitmesten in verband met overvolle stallen. Dit om dreigende dierenwelzijnsproblemen te voorkomen. De VWA heeft in totaal ongeveer 60 ontheffingen op het aanvoersverbod verleend aan bijna 40 locaties in verband met dierenwelzijnsproblemen. Aan de ontheffingen zijn strenge voorwaarden verbonden. De AID houdt toezicht op de naleving van de voorwaarden.

31

Wat zijn de veterinaire/fysiologische redenen om melkschapen anders te behandelen dan vleesschapen, hoewel beide na aflammeren melk geven?

Zoals ik u in mijn brief aan uw Kamer d.d. 24 februari jl. heb gemeld, blijkt uit het advies van de deskundigen d.d. 17 februari dat er geen epidemiologische aanwijzingen zijn dat niet-melkleverende bedrijven door verwaaiing op afstand humane ziektegevallen hebben veroorzaakt. Deze aanwijzingen zijn er wel voor melkleverende bedrijven. De fysiologische redenen van dit verschil zijn niet nader onderzocht maar zouden te maken kunnen hebben met verschillen in hormoon- en energiehuishouding.

32

In hoeverre zou antibiotica ingezet kunnen worden om besmette bedrijven versneld de Q-koortsvrije status te kunnen geven?

Er zijn drie studies gedaan naar het effect van antibiotica op Q-koorts. Ze geven geen aanwijzing voor een zodanige vermindering van abortus en uitscheiding dat dit een behandeling zou rechtvaardigen. Zowel het moment van starten van de antibioticumtherapie als de duur en de dosering die nodig zijn voor effectieve bestrijding zijn niet vast te stellen.

Bij gebruik van antibiotica tegen infectie met C. burnetii is er een groot risico op het ontstaan van resistentie. Onderzoek heeft aangetoond dat de bacterie resistentie kan ontwikkelen tegen het voor te schrijven antibioticum bij geiten, oxytetracycline.

33

Heeft u in overweging genomen dat duurmelken (2 tot 3 jaar) wel mogelijk is voor melkgeiten, maar niet voor melkschapen? Erkent u dat geruimde melkschapenbedrijven zwaarder getroffen worden door het levenslange fokverbod voor de niet geruimde dieren dan geruimde melkgeitenbedrijven?

Wij zijn ons ervan bewust dat duurmelken niet mogelijk is bij melkschapen en dat een fokverbod, zeker het levenslange fokverbod daardoor een nog zwaardere klap is voor melkschapenbedrijven dan voor melkgeitenbedrijven.

34

Komt er nog een vervolgbrief naar de Kamer over de toekomstscenario's voor geruimde bedrijven, inclusief het bedrijfseconomische perspectief, bijvoorbeeld in de vorm van een reactie op het «Schaderapport Q-koorts» van Zlto advies (februari 2010)? Is het waar dat het de bedoeling was dat de toekomstscenario's voor geruimde bedrijven in de voorliggende brief aan de orde gesteld zouden worden?

In onze brief van 22 maart jl. zijn we ingegaan op de toekomstscenario’s voor geruimde bedrijven. Met betrekking tot het bedrijfseconomisch perspectief heb ik u deze week een brief doen toekomen over de mogelijkheden die er zijn om bedrijven, die getroffen zijn vanuit overheidswege, te ondersteunen.

35

Hoe kunt u verklaren dat sinds 1 januari 2010 52 meldingen van Q-koorts bij mensen zijn ontvangen waarvan de eerste ziektedag in 2010 viel en dat in de vergelijkbare periode in 2009 13 patiënten werden gemeld? Is er sprake van een andere bron?

Het is te vroeg om conclusies te trekken over de getallen die nu beschikbaar zijn. Er zijn verschillende verklaringen mogelijk voor de stijging in aantallen:

  • een toename van de alertheid van patiënten en zorgverleners waardoor er meer mensen getest worden en er meer besmettingen gevonden worden;

  • een toename van besmetting van mensen doordat de bacterie wijder verspreid in het milieu voorkomt en van daaruit mensen besmet;

  • een andere bron die niet valt uit te sluiten. Dit is op dit moment volgens deskundigen niet aannemelijk. Wij hebben en houden voor deze optie veel aandacht.

Dat bij een toegenomen alertheid ook meer gevallen zullen worden gevonden wordt onderbouwd door onderzoek waaruit is gebleken dat een groot percentage van de veehouders en dierenartsen (respectievelijk 83 en 80%) en een klein deel van de bevolking (2,4%) antistoffen heeft tegen de Q-koorts bacterie.

We moeten er tevens rekening mee houden dat laboratoriumonderzoek lang niet altijd onderscheid kan maken tussen gevallen met een recente eerste ziektedag of langer geleden.

Klinische verschijnselen (zoals koorts, hoesten, hoofdpijn) die lijken op Q-koorts hoeven nog niet door de Q-koortsbacterie veroorzaakt te worden. De patiënt kan op dat moment een andere ziekte hebben en Q-koorts eerder hebben gehad zonder klachten. Het laboratoriumonderzoek toont dan wel Q-koorts aan. Hierdoor kan de patiënt ten onrechte gemeld worden als een recente Q-koortspatiënt.

Om een goede vergelijking te maken tussen de cijfers van 2009 en 2010 is het nog te vroeg. Wij verwachten in mei hierover meer uitspraken te kunnen doen.

36

Hoe groot is, gelet op de onzekerheid hierover bij geiten- en schapenhouders, het risico dat bedrijven door het vaccineren tijdelijk positief worden en op grond hiervan besmet verklaard en geruimd worden? Hoe kan dat voorkomen worden?

Uit een kleinschalig onderzoek van het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch op 6 dieren is gezien dat de bacterie die Q-koorts veroorzaakt, na vaccinatie gedurende korte tijd, maximaal 8 à 9 dagen in de melk aan te tonen is.

Wij hebben opdracht gegeven tot een grootschalig onderzoek om dit fenomeen te onderzoeken. We hebben geen aanwijzingen dat er bedrijven onterecht zijn geruimd. Bij alle besmette bedrijven is de periode tussen vaccinatie en monstername en/of de periode tussen het nemen van de twee monsters zodanig dat een vaccin niet beide monsters kan beïnvloeden.

37

Is het waar dat het tenminste vier jaar duurt voordat de effectiviteit van vaccinatie van melkgeiten en melkschapen kan worden aangetoond? Zo nee, hoe lang duurt het dan voordat de effectiviteit kan worden aangetoond? Kunt u dit toelichten?

De vier jaar waar men op doelt, komt voort uit een Franse studie onder koeien. Deze Q-koorts besmette koeien werden jaarlijks gevaccineerd en er werd gekeken naar de aanwezigheid van de bacterie in de tankmelk. Hierbij bleek dat de Q-koorts na vier jaar (dus vier keer vaccineren) volledig verdwenen was. Deze studie is echter niet te vergelijken met de situatie in Nederland.

De afgelopen maanden zijn in Nederland op besmette bedrijven alle drachtige melkgeiten- en melkschapen geruimd en hebben de achtergebleven dieren een levenslang fokverbod. Deze maatregelen zorgen ervoor dat de aanwezigheid van de Q-koorts bacterie in de populatie al sterk verminderd is. Hierdoor lopen de dieren minder kans om besmet te raken. Daarom verwachten we in Nederland veel sneller resultaat te zien van de vaccinatiecampagne, ook omdat we vaccinatie breed toepassen ook op vrije bedrijven.

41

Is de veronderstelling juist dat het na 1 juni 2010 voor geruimde bedrijven moeilijk zal worden om her te bevolken, omdat er een groot tekort aan beschikbare lammeren wordt verwacht (Ruwe schatting: 15.000 lammeren ter vervanging van 45.000 geruimde dieren), en ziet u mogelijkheden om te voorkomen dat de bedrijfsvoering van geruimde bedrijven door dit verwachte tekort niet gecontinueerd kan worden?

Het is juist te veronderstellen dat er mogelijk problemen zullen komen bij herbevolking. Er zal mogelijk een krapte van vrouwelijke lammeren ontstaan, als de niet-geruimde bedrijven hun normale bedrijfsvoering aanhouden. Ik roep daarom de niet-geruimde bedrijven op om solidair te zijn met hun getroffen collega’s. Zij kunnen meer vrouwelijke dieren aanhouden dan zij gewoon zijn te doen. Als zij deze dieren zo spoedig mogelijk vaccineren, kunnen zij met deze dieren de getroffen bedrijven helpen te herbevolken.

42

Welke onderzoeken vinden plaats rondom hygiënemaatregelen betreffende mest, en zijn er ook onderzoeken gedaan naar het mestbeleid in de stal zelf en de mogelijkheden om het verspreiden van de bacterie in de mest tegen te gaan? Zo ja, welke en wanneer worden deze afgerond? Zo nee, waarom niet en zijn hier maatregelen op overwogen?

Er lopen verschillende onderzoeken naar de hygiënemaatregelen. Het CVI doet onderzoek naar de overleving van C. burnetii in mest. Binnen dat project heeft de Gezondheidsdienst voor Dieren praktijkonderzoek gedaan naar het temperatuursverloop van mest in de stal en in een composterende mesthoop. De resultaten van het onderzoek van de GD zijn inmiddels bekend. Een industrieel composteerbedrijf heeft onder begeleiding van het CVI een praktijkonderzoek gedaan naar het industrieel composteren van mest. De resultaten van dit onderzoek komen in april beschikbaar. De resultaten van de praktijkonderzoeken kunnen pas goed geduid worden, als meer bekend is over de overlevingscurve van C. burnetiiin mest. De tussenresultaten van dat onderzoek veracht ik eind april. De eindresultaten van het gehele onderzoek worden naar verwachting eind 2010 opgeleverd.

Bij TNO Defensie is op ons verzoek een onderzoek gestart naar geschikte ontsmettingsmiddelen. Het volledige onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel wordt na verwachting vlak na de zomer afgerond en de resultaten van het tweede deel zullen begin 2011 beschikbaar komen.

BIJLAGE 1 Overzicht van de huidige maatregelen

Op dit moment bestaat het maatregelenpakket uit de volgende maatregelen:

Voor alle bedrijven met meer dan 50 melkgeiten of melkschapen:

  • 1. Meldplicht bij verschijnselen van Q-koorts (verhoogd aantal abortussen)

  • 2. Tankmelkmonitoring elke twee weken, voor melkgeiten- en melkschapenbedrijven met meer dan 50 dieren

  • 3. Uitbreidingsverbod voor melkgeiten- en melkschapenbedrijven met meer dan 50 dieren.

  • 4. Fokverbod

  • 5. Aanvoerverbod

  • 6. Afgedekt laten composteren van de mest tot 90 dagen na uitmesten

  • 7. Vaccinatieplicht voor 1 juni

Voor besmette bedrijven met meer dan 50 melkgeiten of melkschapen:

  • 8. Ruimen van drachtige dieren op besmette bedrijven

  • 9. Levenslang fokverbod voor achtergebleven dieren

  • 10. Verbod op uitmesten gedurende de lammerperiode tot 30 dagen daarna (of tot 30 dagen na het ruimen van de drachtige dieren)

  • 11. Afgedekt laten composteren van de mest tot 150 dagen na uitmesten

  • 12. Verplichting tot bijhouden mestadministratie

  • 13. Verplichting tot ongediertebestrijding

  • 14. Verplichting tot aanwezigheid lekvrije bakken om abortusmateriaal

Voor opfokbedrijven en bedrijven met minder dan 50 melkgeiten of melkschapen:

  • 15. Vaccinatieplicht

Voor bedrijven met een publieksfunctie (bijvoorbeeld kinderboerderijen en dierentuinen):

  • 16. Vaccinatieplicht

  • 17. Plicht om schapen en geiten gescheiden van het publiek af te laten lammeren

Voor bedrijven met meer dan 50 fokschapen:

  • 18. Vaccinatieplicht


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Ondervoorzitter, Schreijer-Pierik, J.M.G. (CDA), Atsma, J.J. (CDA), Voorzitter, Poppe, R.J.L. (SP), Waalkens, H.E. (PvdA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Ham, B. van der (D66), Jager, H. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Ormel, H.J. (CDA), Velzen, K. van (SP), Samsom, D.M. (PvdA), Dijken, M.J. van (PvdA), Dibi, T. (GL), Cramer, E.A. (CU), Koppejan, A.J. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Zijlstra, H. (VVD), Neppérus, H. (VVD), Jacobi, L. (PvdA), Jansen, P.F.C. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Polderman, H.J. (SP), Elias, T.M.Ch. (VVD) en Linhard, P. (PvdA).

Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Mastwijk, J.J. (CDA), Hoopen, J. ten (CDA), Luijben, A.P.M. (SP), Tang, P.J.G. (PvdA), Harbers, M.G.J. (VVD), Koşer Kaya, F. (D66), Bilder, E.J. (CDA), Pieper, H.T.M. (CDA), Biskop, J.J.G.M. (CDA), Leeuwen, H. van (SP), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Depla, G.C.F.M. (PvdA), Azough, N. (GL), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Schermers, J.P. (CDA), Brinkman, H. (PVV), Broeke, J.H. Ten (VVD), Vacature, VVD (), Blom, L. (PvdA), Kant, A.C. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Lempens, P.P.E. (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD) en Dam M.H.P. Van (PvdA).

Naar boven