28 286
Dierenwelzijn

nr. 375
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 februari 2010

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar aanleiding van de brief van 26 januari 2010 over de recente ontwikkelingen inzake Q-koorts (Kamerstuk 28 286, nr. 373).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 februari 2010.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Atsma

Adjunct-griffier van de commissie,

Peen

Inhoudsopgave blz.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie 2

Inbreng van de leden van de SP-fractie 3

Inbreng van de leden van de VVD-fractie 4

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie 4

Inbreng van de leden van de SGP-fractie 5

Inbreng van de leden van de PvdD-fractie 5

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele verduidelijkende vragen over het bericht «Grofwild mogelijk ook besmet met Q-koorts» op nu.nl. en naar aanleiding van de voortgaande bestrijding van de Q koorts.

De leden van de CDA-fractie merken allereerst op dat zij niet verrast zijn over het bericht over het voorkomen van Q-koorts bij in het wild levende dieren. De minister heeft in eerdere debatten al aangegeven dat Coxiella Burnettii ubiquitair voorkomt en dat vele diersoorten besmet kunnen zijn. De leden van de CDA-fractie hebben tijdens één van deze debatten gevraagd naar een overzicht van besmetting bij andere diersoorten. De leden van de CDA-fractie zien dat overzicht dan ook graag tegemoet. De leden van de CDA-fractie zien graag dat het overzicht uitgebreid wordt met het vóórkomen van Q-koorts in de lidstaten van de EU en tevens daarbij te vermelden welke diersoorten zijn onderzocht. Het bericht vermeldt dat Q-koorts in Zuid en Oost Europa bij 30% van de in het wild levende dieren voorkomt. Kan de minister uiteenzetten op welke wetenschappelijk onderbouwde onderzoeken deze uitspraak gestoeld is?

Tevens zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd wat deze landen en de Europese Commissie naar aanleiding van het kennelijk voorkomen van Coxiella Burnettii bij wilde dieren in Zuid en Oost Europa voor actie hebben ondernomen.

Wat de leden van de CDA-fractie betreft gaat zorgvuldigheid boven snelheid en gezien het feit dat dit nieuwsbericht voornamelijk ging over de situatie in andere landen en het enige tijd kan vergen om de gegevens te verzamelen, hechten de leden van de CDA-fractie eraan om deze gegevens tezamen met de te verwachten toekomststrategie te mogen ontvangen. Deze is ons vóór 1 maart 2010 toegezegd.

De leden van de CDA-fractie vragen de minister ook naar een overzicht van de resultaten van onderzoek dat tot nu toe is uitgevoerd tijdens de ruimingen. Hoe vaak is Coxiella Burnettii aangetroffen in ongeboren lammeren of uterusvocht van gedode drachtige geiten op besmette bedrijven waar dieren gedood zijn? Kunt u uiteenzetten of er significant verschil is aangetoond in het voorkomen van de bacterie in gedode geiten die gevaccineerd waren en die niet gevaccineerd waren? Zijn er andere onderzoeken gedaan en wat zijn de resultaten daarvan? Op welke wijze wordt de motie Ormel en van der Vlies uitgevoerd, die oproept tot het doen van meer onderzoek vóór, tijdens en na het doden van drachtige dieren op een bedrijf met een positief tankmelkmonster?

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de kennis over de epidemiologie van de Q-koorts bacterie op melkgeiten en melkschapenbedrijven toeneemt naarmate er meer tankmelktestentesten genomen zijn. Kan de minister ook uiteenzetten of de geschiedenis van de uitslagen van de tankmelktest van een bedrijf mee gaat wegen bij de interpretatie van de mogelijke risico’s die een bedrijf voor de volksgezondheid kan hebben?

De leden van de CDA-fractie vragen de minister naar lopend onderzoek naar de epidemiologie van Q-koorts bij mensen. Wordt er epidemiologisch onderzoek gedaan naar de epidemiologie van Q-koorts bij mensen? Kunt u uiteenzetten op grond van welke criteria een humaan ziektegeval wordt geregistreerd als Q-koortsbesmetting? Moet er sprake zijn van klinische symptomen of wordt ieder serologisch positief bloedmonster geteld? Is te verklaren waarom een toename van Q-koorts bij mensen niet altijd te verklaren valt uit de aanwezigheid van een melkgeiten- of melkschapenbedrijf waar een uitbraak van Q-koorts plaatsvindt? Wordt er epidemiologisch onderzoek gedaan naar een mogelijke verspreiding van mens naar mens en naar de rol van andere mogelijke verspreiders van de bacterie? Wordt onderzoek gedaan naar het effect van verschillende therapieën die worden toegepast zodra de diagnose Q-koorts is gesteld?

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben geconstateerd dat er een ernstig probleem is in Nederland met de uitbraak van Q-koorts. 3500 Mensen zijn ziek geworden en 11 doden zijn gevallen. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat met het tijdig nemen van maatregelen deze massale uitbraak voorkomen had kunnen worden. De leden van de SP-fractie hebben al eerder aangedrongen op maatregelen.

De leden van de SP-fractie constateren dat nu telkens weer nieuwe incidenten boven komen waarbij de ministers achter de feiten aan dreigen te lopen. Vleesschapen bleken besmet met Q-koorts. Helaas hebben de leden van de SP-fractie moeten constateren dat – evenals in het hele Q-koorts debacle – ook hier pas werd ingegrepen na verontwaardiging in de media. De leden van de SP-fractie constateren dat beleid betreffende lammetjes aaidagen, zorgboerderijen en kinderboerderijen eveneens pas na berichten in de media en discussie in de kamer werd aangekondigd. De leden van de SP-fractie hebben recentelijk uit de media berichten vernomen dat wild wel eens besmet zou kunnen zijn. Het lijkt de leden van de SP-fractie alsof de ministers van brandje naar brandje lopen. Wat naar de mening van de leden van de SP-fractie nodig is, is een consistent beleid, waarbij de belangen van de volksgezondheid voorop staan.

De leden van de SP-fractie willen de regering verzoeken een consistent, proactief en integraal beleid op te zetten voor alle betreffende dieren en alle mogelijke besmettingshaarden. De leden van de SP-fractie willen dat daarbij een overzichtelijk en reëel beeld gegeven wordt van de risico’s en de manier van risicoprofilering. De leden van de SP-fractie verzoeken tevens te komen met voorstellen tot maatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding. Hiermee willen van de leden van de SP-fractie dat we in een situatie terecht komen waarbij het volgende beleidsvoorstel niet een reactie is op krantenberichten, maar een resultaat van vooruitdenkend beleid. De leden van de SP-fractie constateren dat bekend is dat veel soorten dieren besmet kunnen zijn. De leden van de SP-fractie vragen de ministers wanneer zij een overzicht van mogelijke besmettingen bij andere diersoorten krijgen?

De leden van de SP-fractie constateren dat geitenhouders leven in onzekerheid en onder dreiging van faillissement. De leden van de SP-fractie vinden het dan ook niet bevreemdend dat belangenbehartiger LTO alles zo snel mogelijk weer als vanouds wil hebben. De leden van de SP-fractie vinden dit vanuit het oogpunt van volksgezondheid echter zeer onverstandig. Hiermee dreigt de huidige Q-koorts uitbraak onbeheersbaar te worden en zal de voedingsbodem voor nieuwe uitbraken blijven bestaan. De leden van de SP-fractie dringen er dan ook op aan dat alle maatregelen onverminderd van kracht blijven en dat er niet herbevolkt wordt en zeker het fokverbod niet wordt opgeheven. Vanuit het standpunt van de veehouder vinden de leden van de SP-fractie het begrijpelijk dat bepaalde boerenbedrijven gaan herbevolken met kalveren. Vanuit het oogpunt van volksgezondheid plaatsen de leden van de SP-fractie hierbij vraagtekens. De leden van de SP-fractie vragen zich af wat het beleid van de minister is of beter gezegd, wanneer we dit beleid kunnen verwachten. De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe de minister het risico op herbesmetting inschat? De leden van de SP-fractie vragen zich af welke gegevens bekend zijn over de effectiviteit van ontsmetting? De leden van de SP-fractie vragen zich af wat voor een toekomstperspectief de minister de boeren wil bieden en welk handelingsperspectief zij biedt aan geitenhouders in de periode tot er wel een beleid ontwikkeld is? Wat in de visie van de leden van de SP-fractie andermaal nodig is, is een proactief beleid en een integrale visie. Deze moet antwoord geven op de vraag hoe het verder moet met de geitenhouderij en met de intensieve veehouderij in Nederland. De leden van de SP-fractie verzoeken de ministers te komen met een integrale visie op de toekomst van de geitenhouderij in samenhang met een visie op de toekomst van de (intensieve) veehouderij waarbij aangegeven wordt hoe deze visie de gerelateerde gezondheidsproblemen pareert, en deze visie te betrekken bij de toekomstscenario’s voor de intensieve geitenhouderij die de regering thans ontwikkelt.

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van diverse berichten over Q-koorts. Na aanleiding hiervan hebben de leden nog wel enkele vragen.

Bekend is geworden dat er in Nederland dit jaar al 110 mensen officieel besmet zijn met Q-koorts. Dat blijkt uit cijfers van het RIVM. De leden van de VVD-fractie willen graag van de minister horen in welke gebieden deze patiënten zich bevinden? Graag een specifieke toelichting. En om welke aantallen patiënten ging het in de maand januari in voorgaande jaren?

Verder zou de VVD-fractie een indicatie van de minister willen krijgen van de stand van zaken van de ruimingen. Kan de minister uiteenzetten wanneer de ruimingen zijn afgerond? En hoe kan dit in relatie gezien worden met vaccinatie? Graag een uitleg.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks maken zich ernstige zorgen over de berichten dat na geiten en schapen nu ook grofwild besmet lijkt met Q-koorts. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af of de minister zicht heeft op de mate en ernst van verspreiding van de Q-koorts onder mens en dier op de zeer korte termijn.

Welke diersoorten zijn bevattelijk voor Q-koorts?

In een brief aan een bezorgde burger schrijft u dat ook vogels en ratten een rol kunnen spelen bij de verspreiding van de Q-koorts bacterie. U adviseert besmette bedrijven ongedierte te bestrijden en vogels te weren uit de stal. Het RIVM acht het aannemelijk dat grofwild in Nederland besmet is met de Q-koorts. Hoe groot is het risico dat vogels en ratten besmet raken met de Q-koorts via grofwild?

Hoe groot acht u het risico dat koeien besmet raken met de Q-koorts?

Waarom heeft Nederland geen Q-koortsprotocol daar waar bijvoorbeeld Frankrijk dit wel heeft sinds 1985?

Inbreng van de leden van de SGP

In zowel de eerste ruimingsronde als de controleronde worden op besmette bedrijven zowel drachtige als schijndrachtige dieren geruimd. De leden van de SGP-fractie zijn benieuwd naar de achterliggende risicoanalyse. Zij zouden zich voor kunnen stellen dat het in een vroeg stadium van de dracht nog moeilijk is om via echoscopie drachtige en schijndrachtige dieren te onderscheiden. Speelt dit mee? In een later stadium is het genoemde onderscheid wel mogelijk. Toch wordt ook in dit stadium geruimd (controleronde). De veronderstelling is dat ook schijndrachtige dieren de Q-koortsbacterie meedragen, vermenigvuldigen en verspreiden. Daar willen de leden vraagtekens bij zetten. In de eerste plaats vragen zij zich af hoe zij dit moeten rijmen met de definitie van schijndracht. Zie bijvoorbeeld de definitie die in het proefschrift van de heer Hesselink over schijndracht bij geiten (Universiteit Utrecht, 1994) gehanteerd wordt: «schijndracht, ook wel hydrometra genoemd, is een aandoening waarbij zich steriele vloeistof ophoopt in de uterus terwijl zich op een van de ovaria een persisterend corpus luteum bevindt.» Een steriele vloeistof verhoudt zich niet met de aanwezigheid van bacteriën. In de tweede plaats geeft een vergelijking tussen de ontwikkelingen bij schijndracht en normale dracht voldoende reden om de aanwezigheid van een risicovolle hoeveelheid Q-koortsbacterie bij schijndrachtige dieren te betwijfelen. In persoonlijk contact heeft de heer Vellema van de Gezondheidsdienst voor Dieren aangegeven dat in de baarmoeder van schijndrachtige dieren geen vruchtvliezen tot ontwikkeling komen. Vruchtvliezen zijn bij drachtige dieren juist de plaats waar vermeerdering van Coxiella burnetii plaatsvindt. De leden van de SGP-fractie zijn daarom benieuwd naar de risicoanalyse die ten grondslag ligt aan het besluit om ook schijndrachtige dieren te ruimen.

De leden hebben begrepen dat er onderzoek gedaan wordt naar het voorkomen van de Q-koortsbacterie bij schijndrachtige geiten en schapen. Waarom laten de resultaten zo lang op zich wachten? Waarom is hier zoveel tijd voor nodig? Wanneer kunnen de leden de resultaten tegemoet zien?

Bij een melkgeitenbedrijf in Belfeld zijn tegelijkertijd meerdere tankmelkmonsters genomen en voor onderzoek naar verschillende instanties gestuurd. Eén monster werd positief getest. Meerdere monsters werden negatief getest. Door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven is daarom tijdelijk een spaak in het wiel van de voorgenomen ruiming gestoken. Op grond van nieuwe monsters is dit weer opgeheven, hoewel deze monsters ook niet eenduidig positief getest werden. De leden van de SGP-fractie vragen zich af hoe de ministers de betrouwbaarheid van het tankmelkonderzoek in het licht van deze casus waarderen. Mogen de leden uit de voorliggende casus opmaken dat op het betreffende bedrijf zeer waarschijnlijk maar enkele geiten besmet zijn met de Q-koortsbacterie? Welke consequenties trekken de ministers uit de voorliggende casus voor toekomstig tankmelkonderzoek en het op deze onderzoeken gebaseerde beleid? Zijn de ministers bereid onderzoek te doen naar de verschillen tussen de door de verschillende onderzoeksinstanties gebruikte protocollen en de wijze waarop de VWA de monsters neemt?

Op welke wijze geven de ministers op korte termijn uitvoering aan de motie Ormel/Van der Vlies (28 286, nr. 367)?

Inbreng van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de fractie van de PvdD willen graag meer inzicht over de vaststelling van Q-koorts bij in het wild levende dieren, heeft u meer informatie beschikbaar hierover? Het is van groot belang te weten wat de herkomst van besmettingen van in het wild levende dieren is en wat de kansen op besmetting zijn voor recreanten en faunabeheerders, wat is hier al over bekend? In hoeverre en waarom wordt de hulp van hobbyjagers ingeroepen bij het vaststellen van de mate van besmetting van in het wild levende dieren, waarom wordt in dat geval het inventariseren in alle stadia niet overgelaten aan professionals? Hoe is de aansprakelijkheid geregeld wanneer faunabeheerders of wetenschappers op verzoek van de overheid dieren doden, verzamelen of onderzoeken en in dat proces besmet raken? Bent u bereid een algeheel jachtverbod af te kondigen zolang de mate van besmetting van in het wild levende dieren niet duidelijk is? Zo nee, bent u bereid om tot nader order een verbod af te kondigen op het afvoeren van kadavers van in het wild levende dieren, om daarmee het gevaar van besmetting van Q-koorts in te dammen? Het RIVM stelt1 dat een gedeelte van het afschot bestaat uit drachtige dieren, is dat waar? Deelt u de mening dat het schieten van drachtige dieren onethisch is en in deze omstandigheden (van verdenking van Q-koortsbesmetting) nog minder te rechtvaardigen is? Hebben zich al vroeggeboortes voorgedaan bij grof wild?

Kunt u inzicht geven over uw stelling in de brief van 26 januari 2010 dat het verschil in fysiologie tussen melkgeiten en -schapen en vleesschapen ervoor zorgt dat vleesschapen minder als een risico worden gezien, is het waar dat u hier de indruk wekt dat melkgeiten op zodanige wijze worden gefokt dat zij weliswaar hogere melkproductie leveren, maar dat daarmee ook het aantal abortussen toeneemt? Kunt u uiteenzetten of er een oorzakelijk verband tussen deze twee grootheden is? Op welke manier wordt dit verder onderzocht, en wordt in dit onderzoek ook meegenomen of dit verschil in fysiologie ook medeoorzaak is van het ontstaan van deze ongekende uitbraak van Q-koorts?

Dhr. Hendrik-Jan Roest van het Centraal Veterinair Instituut (CVI) geeft aan2 dat we hier in Nederland te maken hebben met een agressieve vorm van Q-koorts. Kunt u uitzetten of hier nader onderzoek naar wordt gedaan? Kunt u aangeven binnen welke termijn de onderzoekers de mate van agressiviteit van Q-koorts kunnen duiden, alsmede de oorzaak hiervan? De leden van de fractie van de PvdD willen ook graag weten of, nu de MRSA bacterie op individuele bronnen kan worden herleid3, diezelfde mate van herleidbaarheid ook bestaat of ontwikkeld kan worden voor de Q-koorts bacterie, opdat meer helderheid komt in de correlatie tussen besmetting en bron?

De leden van PvdD-fractie dringen erop aan dat, nu blijkt dat bedrijven te maken krijgen met tegenstrijdige uitslagen van tankmelk tests, de geiten individueel getest worden. Waarom gebeurt dit niet? Heeft dit een wetenschappelijke reden of een economische reden? Hoever is het onderzoek naar een geschikte methode om dieren individueel te testen, gevorderd? Welke combinatie van testmethoden zou het meeste zekerheid kunnen bieden in het vaststellen van een besmetting van individuele dieren? Kunt u meer inzicht verschaffen in de wijze waarop de tankmelkmonsters van het bedrijf in Belfeld zijn afgenomen en zijn getest? Hoe hebben tegenstrijdige uitslagen kunnen ontstaan? Is het waar dat van het laatste monster 2/3 negatief uit de test kwam, en 1/3 positief, en dat op grond hiervan het bedrijf toch besmet is verklaard? Is het waar dat u eerder heeft aangegeven dat bij een positieve test altijd een tweede monster wordt afgenomen en dat pas op basis van een tweede positief monster een bedrijf ook daadwerkelijk besmet verklaard kan worden? Is dit protocol ook gevolgd bij het bedrijf in Belfeld?

Kunt u meer inzicht geven in de procedure van het nemen van de tweewekelijkse tankmelkmonsters? Welke richtlijnen bestaan hiervoor? Is het waar dat bij de tweewekelijkse test, de chauffeur vaak de melkmonsters afneemt? Zo ja, waarom wordt dit niet gedaan door een specialist? Is het waar dat bij het nemen van een tankmelkmonster vaak geen handschoenen worden gedragen, en welke risico’s op valse positieve uitslagen zou deze praktijk met zich mee kunnen brengen? Is het waar dat bij het nemen van een tankmelkmonster de opening van de melktank vaak niet ontsmet wordt, en welke risico’s op valse positieve uitslagen zou deze praktijk met zich mee kunnen brengen?

Is het waar dat onderzoekers tijdens het ruimen vruchtwater hebben afgenomen bij drachtige geiten? Zo ja, is hiervan al bekend of/hoeveel van de onderzochte dieren inderdaad besmet waren met Q-koorts?

Is het waar dat op een aantal bedrijven al miskramen zijn voorgekomen? Op hoeveel bedrijven was dit het geval? Is dit alleen het geval geweest op bedrijven waarvan de drachtige dieren gedood zijn, of ook bij andere bedrijven? Wordt bij deze bedrijven ook onderzocht of er sprake was van uitscheiding van de bacterie? Zo ja, hoe wordt dit onderzocht, en welke uitslagen zijn hiervan bij u bekend? Zo nee, waarom niet?

Is het waar dat op een bedrijf in Rekken, waar de geiten tweemaal gevaccineerd zijn, toch de besmetting is aangetroffen in een tankmelktest, en dat dit bedrijf ook geruimd zal worden? Hoeveel monsters zijn er van dit bedrijf afgenomen, en hoeveel van die monsters waren positief? Kunt u al uiteenzetten wat het effect van vaccinatie is op het uitscheiden van bacteriën door gevaccineerde geiten, bij zowel abortussen als bevallingen? Zo nee, is een beslissing nemen om te ruimen zonder deze informatie wel verantwoord? Kunt u al uiteenzetten of de vaccinatie inderdaad miskramen voorkomt? Wordt er, nu het lammerseizoen is begonnen, naast de tankmelktests, breder onderzoek uitgevoerd naar de uitscheiding van de bacterie bij geiten die gevaccineerd zijn? Op welke wijze wordt dit onderzoek uitgevoerd, en hoeveel bedrijven worden in dit onderzoek meegenomen?

Worden burgers in Duitsland en België die binnen de 5 km zone van een besmet bedrijf wonen, ook voorgelicht op de wijze waarop u Nederlandse omwonenden voorlicht? Zo nee, waarom niet en bent u bereid snel aanvullende maatregelen te nemen om alsnog ook Duitse en Belgische burgers voor te lichten over de feiten en de risico’s rond Q-koorts? Zo nee, waarom niet?

Op hoeveel Belgische bedrijven is inmiddels Q-koorts uitgebroken? Is, of wordt er momenteel, onderzocht of de uitbraken daar verband houden met de uitbraken in Nederland?

Acht u het net als de provincie Noord-Brabant verstandig als melkgeitenhouderijen niet meer zo dicht bij woonkernen gelegen zouden zijn? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan, en wordt een herplaatsing/het sluiten van stallen die dicht bij woonkernen gelegen zijn meegenomen in de toekomstscenario’s die u momenteel aan het uitwerken bent? Bent u met het CVI van mening dat een afstand van 500 meter hierin niet genoeg veiligheid biedt aan omwonenden, en welke afstand zou u hierin verstandiger achten?

Kunt u een overzicht verschaffen van de onderzoeken die momenteel worden uitgevoerd en die nog uitgevoerd moeten worden in het kader van Q-koorts? Wat voor onderzoek wordt er gedaan naar de humane kant van de Q-koorts besmettingen? Wanneer verwacht u de resultaten van deze onderzoeken?

Bent u bereid Nederlandse recreanten tenminste dezelfde waarschuwingen te verschaffen met betrekking tot de risico’s van Q-koorts als Braziliaanse en Amerikaanse reizigers naar Nederland krijgen van hun lokale gezondheidsautoriteiten? Zo ja, op welke wijze, zo nee, waarom niet?

Kunt u uiteenzetten of en op welke wijze u de recreatiesector schadeloos wilt stellen voor de schade die Q-koorts heeft toegebracht buiten hun schuld of invloedssfeer?

Kunt u aangeven of mensen met hartklepproblemen die op eigen kosten naar Australië gereisd zijn om zich te laten vaccineren tegen Q-koorts, schadeloos gesteld zullen worden voor de gemaakte kosten, gelet op het feit dat hun hartspecialist het een onaanvaardbaar risico vond om zonder vaccinatie in Q-koortsgebied te blijven wonen en vaccinatie in Nederland niet voorhanden was?

Bent u met ons van mening dat het onaanvaardbaar is wanneer mensen zich op grote schaal zouden moeten gaan vaccineren tegen mogelijke besmetting door bedrijven in hun omgeving? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u besmettingskansen van burgers nabij agrarische bedrijven tot een minimum terugbrengen?

Antwoorden van de ministers

De leden van de fracties van het CDA, GroenLinks en de PvdD stellen vragen over het voorkomen van de Q-koorts bacterie bij andere diersoorten, specifiek bij wilde dieren.

De bacterie die Q-koorts veroorzaakt, Coxiella Burnetii komt, het is al eerder gemeld, wereldwijd voor. Van Coxiella is ook bekend dat het bij zeer veel diersoorten voor kan komen, niet alleen bij zoogdieren maar ook bij vogels en mogelijk zelfs bij vissen. Bekend is in ieder geval dat de bacterie voorkomt bij schapen, geiten, runderen en andere herkauwers, inclusief wild, bij paarden, bij honden, katten en andere vleeseters en bij ratten, muizen en andere knaagdieren.

We hebben geen reden om aan te nemen dat de besmetting bij andere diersoorten dan de kleine herkauwers nu anders is dan in de jaren voor 2007. De deskundigen hebben tot op heden de relatie van de humane epidemie gelegd met grote melkgeiten en melkschapenbedrijven. Onderzoek is daar dan ook primair op gericht. Onderzoek naar voorkomen van Q-koorts bij andere diersoorten is wetenschappelijk interessant, maar het al dan niet vinden van de bacterie zegt weinig over het risico voor de volksgezondheid. Wel kan het een toegevoegde waarde hebben om bijvoorbeeld op basis van kennislacunes over de epidemiologie van Q-koorts bij dieren gericht onderzoek te doen bij bepaalde diersoorten. Om die reden wordt er bijvoorbeeld wel onderzoek gedaan naar het voorkomen van Q-koorts bij ratten en muizen.

De bacterie kan dus ook bij wild worden aangetroffen. Er zijn in Nederland geen gevallen bekend van mensen met Q-koorts gerelateerd aan wild. Ook zijn er geen aanwijzingen voor een toegenomen aantal abortussen bij wild. Voor zover bekend vormen deze dieren geen risico voor de volksgezondheid. Er is daarom geen reden om maatregelen te nemen voor dieren in het wild.

Er zijn diverse wetenschappelijke publicaties1 waarop de uitspraak is gebaseerd dat bij 30% van bepaalde soorten wild de Q-koorts bacterie voorkomt in Zuid- en Oost-Europa.

Ook in Nederland wordt onder leiding van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) onderzoek gedaan naar het voorkomen van Q-koorts bij diverse soorten wild. Voor de uitvoering van dit onderzoek wordt medewerking gevraagd aan jagers. Er wordt aangesloten bij de dagelijkse praktijk van de jagers. Er worden dus geen jagers ingezet specifiek ten behoeve van dit onderzoek.

Voor jagers die drachtige dieren schieten kan wel een risico op besmetting ontstaan, indien het geschoten dier besmet is met Q-koorts. Dit risico is met hygiënemaatregelen goed te beperken. Er zijn geen signalen dat jagers vaker Q-koorts krijgen dan gemiddeld. Het is dan ook niet nodig om een jachtverbod in te stellen. Het feit dat wild besmet kan zijn met Q-koorts verandert niets aan het beleid ten aanzien van jagen in het algemeen.

De leden van de SP fractie vragen om een consistent, proactief en integraal beleid voor alle betreffende dieren en mogelijke besmettingshaarden.

De maatregelen die we hebben genomen hebben tot doel om de huidige epidemie van Q-koorts te beheersen. We richten ons op de meest waarschijnlijke oorzaak van de humane epidemie door drachtige dieren op besmette bedrijven te ruimen. Het is echter, door de kenmerken van de Q-koorts bacterie, niet mogelijk om het risico voor de volksgezondheid tot nul te reduceren.

De leden van de CDA fractie vragen naar het voorkomen van Q-koorts in andere landen.

Ten aanzien van het voorkomen van Q-koorts in andere lidstaten willen wij verwijzen naar een rapport van de European Food Safety Authority (EFSA) genaamd THE COMMUNITY SUMMARY REPORT ON TRENDS AND SOURCES OF ZOONOSES AND ZOONOTIC AGENTS AND FOOD-BORNE OUTBREAKS IN THE EUROPEAN UNION IN 2008, dat op 28 januari 2010 is gepubliceerd. In het rapport wordt specifiek aandacht besteed aan Q-koorts en het voorkomen van de bacterie bij mensen en dieren in verschillende lidstaten. (www.efsa.europa.eu/en/scdocs/scdoc/1496.htm)

Daarnaast heeft de Europese Commissie de EFSA gevraagd om op korte termijn een wetenschappelijk advies over Q-koorts te geven. De EFSA zal het voorkomen, de verspreiding van Q-koorts onder mensen en dieren in Europa hierin betrekken. Tevens zal gekeken worden naar risicofactoren en mogelijkheden voor beheersing van de ziekte.

De leden van de fracties van de SGP en de PvdD stellen vragen over de betrouwbaarheid van de testen en de monstername.

Wij hebben aan het CVI gevraagd om de aspecten met betrekking tot de testen nog eens op een rij te zetten. Deze brief is als bijlage bijgevoegd1. Tevens zullen wij uw verzoek om een technische briefing door het Centraal Veterinair Instituut (CVI) over de testmethoden op Q-koorts doorgeleiden naar het CVI.

Sinds 1 oktober 2009 is gestart met de tankmelkmonitoring. Elke twee maanden werd een tankmelkmonster onderzocht op aanwezigheid van Q-koorts. De frequentie van het onderzoek is vanaf 14 december 2009 opgehoogd naar elke twee weken.

De monsters komen uit een bestaande monsterstroom in het kader van kwaliteitsonderzoek op melk. De monsters worden genomen in het kader van het kwaliteitssysteem dat de houders en de zuivelbedrijven op basis van privaatrechtelijke overeenkomsten hebben afgesproken. In dat kader nemen de chauffeurs van de melkwagens deze monsters volgens daartoe vastgestelde instructies. Vanuit het laboratorium waar het kwaliteitsonderzoek plaatsvindt wordt een deel van het monster doorgestuurd naar de Gezondheidsdienst voor Dieren voor onderzoek op Q-koorts. Dit systeem is goed geborgd. Het is in het belang van iedereen dat de monstername nauwkeurig geschiedt aangezien ook de kwaliteit van de melk en dus de uitbetaling van de melk, op basis van deze monsters wordt bepaald. Daarom is er ook voor gekozen aan te sluiten bij bestaande systemen in plaats van het inrichten van een parallel systeem met alle bijbehorende kosten en logistieke en borgingsproblemen. Enkele bedrijven leveren geen melkmonsters via dit systeem. Op deze bedrijven worden de monsters onder verantwoordelijkheid van de Gezondheidsdienst voor Dieren direct opgehaald. Als er een positieve test blijkt in deze monitoring wordt dit monster ook altijd nog een keer onderzocht door het CVI. Indien deze uitslag ook positief wordt er een nieuw monster door de VWA genomen en dat monster wordt direct door het CVI onderzocht. De VWA neemt dat monster volgens een vast protocol. Op basis van de uitslag van dit monster kan al dan niet een definitieve besmetverklaring volgen.

Specifiek ten aanzien van de testuitslagen bij de casus in Belfeld: het bedrijf is volgens de gebruikelijke procedure besmet verklaard. De veehouder had de VWA bij de monstername gevraagd om een extra monster te nemen welke de veehouder ook door andere laboratoria heeft laten onderzoeken. De uitslag van het CVI was positief en de uitslagen van de andere laboratoria negatief. In de bijlage met uitleg over de test wordt uiteengezet wat een negatieve uitslag kan betekenen.

De rechter besloot vrijdag 5 februari 2010 dat de verschillende testresultaten te veel onduidelijkheid gaven over de besmetstatus van het bedrijf. De VWA heeft daarop opnieuw een monster genomen en de uitslag van de test bij het CVI was weer positief, evenals bij de GD. De rechter heeft op 8 februari 2010 besloten dat de ruiming van start kon gaan.

Ten aanzien van het bedrijf in Rekken het volgende. Dit bedrijf is volgens de gebruikelijke procedure besmet verklaard. Het bedrijf was inderdaad gevaccineerd. Dat het bedrijf positief in de tankmelkmonitoring is geworden, is te verklaren uit het feit dat vaccinatie bij reeds besmette dieren de uitscheiding niet stopt.

De leden van de PvdD fractie vragen of op een aantal bedrijven miskramen zijn voorgekomen.

Op dit moment zijn alle besmet verklaarde bedrijven op basis van de tankmelkmonitoring besmet verklaard. Er zijn geen bedrijven besmet verklaard op basis van een afwijkend verhoogd aantal abortussen.

De leden van de CDA fractie vragen of de geschiedenis van de uitslagen van de tankmelktest van een bedrijf mee gaat wegen bij de interpretatie van de mogelijke risico’s die een bedrijf voor de volksgezondheid kan hebben.

Zoals bekend verloopt de uitscheiding van de Q-koorts bacterie bij dieren en daarmee ook bij bedrijven onregelmatig. De uitscheiding is op zijn hoogtepunt rondom het lammeren. Een positieve uitslag betekent dat de bacterie op het bedrijf aanwezig is en dat de drachtige dieren een mogelijk risico vormen voor de volksgezondheid. Op basis van dat risico is besloten uit voorzorg de drachtige dieren te ruimen teneinde een humane Q-koorts epidemie in 2010 te kunnen beheersen.

De leden van de fracties van de SP en de VVD vragen naar het toekomst-perspectief van de geitensector.

Het is belangrijk om zo snel mogelijk en met in achtneming van de volks-gezondheid de maatregelen af te bouwen, zodat veehouders weer perspectief krijgen en zo nodig hun bedrijfsvoering kunnen aanpassen. Wij hebben de Kamer reeds toegezegd voor 1 maart 2010 te informeren. Voor de vragen over het stallen van kalveren in lege geitenbedrijven verwijzen we u naar de antwoorden op de schriftelijke Kamervragen die daarover zijn gesteld door het Kamerlid van Gerven (SP fractie).

De leden van de fracties van de CDA, de SGP en de PvdD vragen naar onderzoek dat tijdens de ruimingen wordt uitgevoerd.

Uit de studies die naar het vaccin gedaan zijn om het vaccin op de markt te mogen brengen is gebleken dat het vaccin de kans op besmetting verkleint, de kans op abortus verlaagt en uitscheiding bij besmette dieren vermindert.

Er vindt thans onderzoek plaats met als doel zoveel mogelijk informatie te verzamelen bij de drachtige geiten die geruimd worden. Het gaat hier om dieren in een later stadium van de dracht. Om deze informatie te verkrijgen worden er diverse monsters (onder andere vruchtwater en placentoom) genomen bij gedode dieren van zowel gevaccineerde als ongevaccineerde bedrijven. Deze monsters zullen onderzocht worden op de aanwezigheid van de Q-koorts bacterie. Doel van dit onderzoek is aanvullende informatie te krijgen over de effectiviteit van vaccinatie in de Nederlandse situatie.

De leden van de SGP fractie vragen naar het ruimen van schijndrachtige dieren.

Op basis van het voorzorgsprincipe is besloten om ook schijndrachtige dieren te ruimen. Het is niet uit te sluiten dat de Q-koorts bacterie ook in de vloeistof in de baarmoeder van schijndrachtige dieren zit.

De leden van de PvdD fractie vragen naar de communicatie aangaande bedrijven vlakbij of over de grens met België en Duitsland.

Indien er een bedrijf vlakbij de grens met België of Duitsland besmet wordt verklaard, wordt er contact opgenomen met de lokale autoriteiten. Het is aan de lokale autoriteiten van België en Duitsland om informatie aan de betreffende burgers te verspreiden. Er zijn in België totaal 8 bedrijven besmet gebleken op basis van de tankmelk. De situatie in België is stabiel. Het is niet bekend wat het verband is tussen de uitbraken in België en Nederland.

De leden van de GroenLinks fractie vragen naar een Q-koorts protocol in Frankrijk.

Zoals in de kamerbrief van 26 januari 2010 aangegeven, is Frankrijk inderdaad bekend met Q-koorts, maar is de situatie niet vergelijkbaar met Nederland. In het verleden hebben in Frankrijk handelsbelemmeringen gegolden voor rauwmelkse producten vanwege Q-koorts. De maatregelen in Nederland zijn er op gericht om humane besmettingen via de lucht te voorkomen.

De leden van de PvdD fractie vragen naar de afstand tussen woonkernen en geitenbedrijven.

Thans verricht het RIVM onderzoek naar de relatie tussen intensieve veehouderij en volksgezondheid. Ik wacht de resultaten van dit onderzoek af.

De leden van de PvdD fractie vragen naar het verschil in fysiologie tussen vleesschapen en melkschapen.

Wij zien het verschil in fysiologie tussen melkschapen en vleesschapen als een gegeven en leggen hiermee geen verband tussen de fokkerij van melkproductiedieren en het voorkomen van abortussen.

De leden van de PvdD fractie vragen naar de kenmerken van de Q-koorts bacterie zelf.

Het CVI doet onderzoek naar de genetische kenmerken van Q-koorts bacteriën. Uit dit onderzoek blijkt dat de Q-koorts bacterie die wordt gevonden bij melkgeiten die aborteren, grotendeels van hetzelfde type is. Dit type komt ook voor bij de mens. Dat dit om een agressievere variant zou gaan is een hypothese. Hier wordt nog onderzoek naar gedaan. Tevens loopt er onderzoek om de typering van Q-koorts bacteriën te verfijnen en vergemakkelijken. De kennis die in deze onderzoeken opgedaan wordt kan de bronidentificatie in de toekomst mogelijk vergemakkelijken.

De leden van de VVD fractie vragen naar de humane Q-koorts meldingen van 2010.

Het RIVM-CIb heeft sinds 1 januari 2010 136 meldingen ontvangen van 17 GGD-en, waarbij de eerste ziektedag uiteenloopt van 2007 tot begin 2010. De meeste meldingen zijn afkomstig van de GGD Hart voor Brabant. GGD-en melden alle patiënten die bij hen door artsen en laboratoria worden aangemeld. Artsen en laboratoria hebben immers voor Q-koorts een meldplicht. Bij alle meldingen vraagt de GGD aanvullende informatie bij de arts of patiënt zelf zoals waar en wanneer de patiënt waarschijnlijk besmet is geraakt en ziek is geworden. Van de 136 meldingen is van 11 mensen bekend dat ze in 2010 ziek zijn geworden. Van 48 meldingen is bekend dat het mensen zijn die in 2009 ziek zijn geworden, drie meldingen hebben een eerste ziektedag in 2008 en één een eerste ziektedag in 2007. Van de overige 73 meldingen is nog geen eerste ziektedag bekend.

Vorig jaar werden in de eerste vijf weken van het jaar zes patiënten gemeld, waarvan één ziek werd in 2007, één in mei 2008, twee in november 2008, één in december 2008 en één in januari 2008.

Doordat artsen en patiënten alerter zijn op Q-koorts verwacht het RIVM-CIb een toename in de meldingen. In geval van toename wordt gekeken of de toename vooral kan worden verklaard door verhoogde alertheid of dat er sprake is van uitbreiding van de epidemie. Op dit moment is het nog te vroeg in het jaar om hier een uitspraak over te doen.

De leden van de fracties van de PvdD, de VVD en de CDA hebben vragen over de humane epidemiologie, vaccinatie en over het lopende onderzoek en het geplande onderzoek en wanneer er resultaten te verwachten zijn.

Er wordt uitgebreid onderzoek gedaan naar de epidemiologie van Q-koorts bij de mens. Behalve het RIVM-CIb zijn hier veel andere instellingen bij betrokken waaronder GGD’en, universiteiten, ziekenhuizen en medisch microbiologische laboratoria.

Het lopende onderzoek is gericht op risicofactoren voor Q-koorts bij de mens (zowel in de algemene bevolking als bij speciale risicogroepen), op de gevolgen van Q-koorts tijdens de zwangerschap, op het ontwikkelen van betere diagnostische methoden, op de meest effectieve behandeling en op de ziektelast voor de patiënt en de maatschappij. Een humaan ziektegeval wordt alleen door de GGD gemeld en in de cijfers van het RIVM-CIB opgenomen als er sprake is van klinische symptomen die bij Q-koorts passen met daarbij een bevestiging van de diagnose door middel van een laboratorium test. Serologisch positieve monsters van personen die geen klachten hebben (gehad) worden dus niet gemeld. De meerderheid van de gemelde Q-koortspatiënten woont in de buurt (op minder dan vijf kilometer afstand) van een besmet melkgeiten of melkschapenbedrijf. Welke andere factoren een rol spelen, zoals bijvoorbeeld beroepsmatige en recreatieve activiteiten buitenshuis, is onderwerp van lopend onderzoek.

Op basis van de thans beschikbare gegevens uit de internationale wetenschappelijke literatuur zijn er geen aanwijzingen dat mens-op-mens overdracht een rol van betekenis speelt. Daar vindt momenteel dan ook geen onderzoek naar plaats. Er wordt door het RIVM-CIb, GGD Hart voor Brabant en het Jeroen Bosch Ziekenhuis onderzoek gedaan naar het effect van verschillende therapieën. Een voorstel van het Universitair Medisch Centrum Groningen en het Jeroen Bosch Ziekenhuis om de effectiviteit van de twee belangrijkste antibiotica voor de behandeling van Q-koorts met elkaar te vergelijken wordt op het ogenblik beoordeeld door ZonMw.

De vraag over nut en noodzaak van vaccinatie kan pas beantwoord worden als de effectiviteit en veiligheid van beschikbare vaccins bekend is. De Gezondheidsraad komt zo spoedig mogelijk met een advies over de mogelijke rol van humane vaccinatie en over de werkzaamheid en veiligheid van het vaccin dat in Australië wordt gebruikt. Dat vaccin is momenteel niet geregistreerd in Europa.

Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen wordt in de advisering betrokken.

De leden van de PvdD fractie vragen naar recreatie in relatie tot Q-koorts.

De door onder andere RIVM ontwikkelde toolkit Q-koorts bevat informatie-materiaal specifiek voor de recreatiesector.

De informatie uit buitenlandse informatie-bronnen is bij ons bekend, maar is vaak verouderd en algemeen.

Het handelingsperspectief op basis van de informatie in de ontwikkelde toolkit is specifieker, uitgebreider en bevat altijd de meest actuele informatie.

Over de vragen over eventuele schadeloosstelling van zieken of recreatiesector het volgende.

In de afgelopen jaren hebben wij maatregelen getroffen om de verspreiding van Q-koorts zo veel mogelijk te voorkomen en om de schade als gevolg van deze ziekte zoveel mogelijk te beperken. De adviezen van de deskundigen en het volksgezondheidsbelang zijn daarin leidend geweest. Wij kunnen niet voorkomen dat mensen ziek worden van een infectie. In het algemeen spant de overheid zich in om de risico’s van verspreiding en besmetting zo klein mogelijk te houden. Het risico is echter nooit tot nul te reduceren. Wij zien daarom geen reden om verzoeken tot schadeloosstelling te honoreren.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van der Ham (D66), Jager (CDA), Koopmans (CDA), Ormel (CDA), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Dibi (GL), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Neppérus (VVD), Jacobi (PvdA), Jansen (SP), Thieme (PvdD), Polderman (SP), Elias (VVD), Linhard (PvdA) en Poppe (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Tang (PvdA), Harbers (VVD), Koşer Kaya (D66), Bilder (CDA), Pieper (CDA), Biskop (CDA), Van Leeuwen (SP), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Vendrik (GL), Ortega-Martijn (CU), Schermers (CDA), Brinkman (PVV), Ten Broeke (VVD), Vacature (VVD), Blom (PvdA), Kant (SP), Ouwehand (PvdD), Lempens (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Dam (PvdA) en Luijben (SP).

XNoot
1

http://www.hetedelhert.nl/cms/index.php?option=com_content&view=article&id=2351:q-koorts-een-risico-voor-de-jager-&catid=84:uit-de-media&Itemid=282

XNoot
2

http://www.radio1.nl/contents/11195-nederlandse-q-koorts-bacterie-is-agressiever

XNoot
3

http://www.sciencedaily.com/releases/2010/ 01/100121141054.htm

XNoot
1

Onder andere: prevelance of Coxiella burnetti infection in wild and farmed ungulates, Franciso Ruiz-Fons et. al. en A serelogic survey for some bacterial and viral zoonoses in game animals in the Czech Republic, Hubalek Z. et. al.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven