28 286
Dierenwelzijn

nr. 350
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2009

Met deze brief informeren wij u nader over de bestrijdingsmaatregelen zoals deze in de brief van 9 december (kamerstuk 28 286, nr. 340) en het Algemeen Overleg van 10 december jongstleden reeds zijn aangekondigd. Om te komen tot een goede bestrijdingsaanpak hebben wij ten aanzien van het testen van dieren en de dodingsmethode van dieren aanvullend advies gevraagd aan de deskundigen. Dit advies hebben wij dinsdag 15 december 2009 ontvangen en is als bijlage bijgevoegd bij deze brief.1 Ook gaan wij in deze brief in op onze communicatiestrategie zoals toegezegd in het Algemeen Overleg van 1 oktober en 11 november jl. (kamerstuk 28 286, nrs. 319 en 337).

In het advies van 4 december geven deskundigen aan dat de reeds ingezette maatregelen een positief effect zullen hebben op de vermindering van het aantal mensen dat ziek zal worden door Q-koorts. Cruciaal in ons beleid is en blijft de verplichte vaccinatie van melkgeiten en melkschapen. De eerste indrukken zijn positief, maar hoe groot het daadwerkelijke effect is van dit vaccin kunnen we pas evalueren na het lammerseizoen 2010. Door de beperkte beschikbaarheid van het vaccin kon in 2009 slechts een deel van de dieren in Nederland gevaccineerd worden. Daarmee moeten we rekening houden bij de te nemen maatregelen. De deskundigen geven ook aan dat met de huidige aanpak, besmette bedrijven tijdens het komende lammerseizoen toch nog een risico kunnen vormen voor de volksgezondheid. Wij hebben besloten dit risico te verkleinen, zoals ook aangegeven in het Algemeen Overleg van 10 december jl.

Ruimen

Een pakket van maatregelen dat de bescherming van de volksgezondheid maximaliseert en het aantal te doden dieren minimaliseert, verdient de voorkeur.

In onze brief van 9 december jl. hebben we aangekondigd dat op besmette bedrijven drachtige dieren geruimd zullen moeten worden. Ons streven is om zo min mogelijk gezonde en gevaccineerde dieren te doden. Daarom hebben wij de deskundigen advies gevraagd over de mogelijkheid om op besmette bedrijven onderscheid te maken tussen besmette en niet-besmette dieren.

Het deskundigen advies is klip en klaar; «Het maken van een absoluut onderscheid tussen besmette dieren en niet besmette dieren op deze bedrijven is niet mogelijk, omdat op basis van het onderzoek van één monster op een eenmalig tijdstip voor een abortus of normale partus er een grote kans bestaat op vals-negatieve uitslagen»

Gezien dit advies en met het oog op de mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid rest ons helaas niets anders, dan op besmette bedrijven (gevaccineerd en niet-gevaccineerd) alle drachtige dieren te ruimen. Dit om te voorkomen dat tijdens het snel naderbij komende lammerseizoen opnieuw veel bacteriën in het milieu worden gebracht.

Omdat Q-koorts via sperma van besmette bokken overgedragen kan worden op Q-koortsvrije vrouwelijke dieren, worden op besmette bedrijven alle mannelijke dieren geruimd.

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) begint maandag 21 december met het ruimen van drachtige dieren op besmette bedrijven. Uit het advies van de deskundigen van 15 december (bijlage 2) blijkt dat het vervoer van drachtige dieren naar het slachthuis vanuit dierenwelzijns- en volksgezondheidsoogpunt onwenselijk is. Het vervoeren van levende drachtige dieren kent volgens de deskundigen onaanvaardbare risico’s, omdat tijdens het vervoer van de dieren abortus niet is uit te sluiten. Zij ontraden deze optie óók om onnodige risico’s voor vervoerders, slachthuispersoneel en eventuele omwonenden te verminderen. Er is hierdoor helaas geen andere mogelijkheid dan om de dieren op de bedrijven te doden en ter destructie aan te bieden.

Op 55 besmette bedrijven bevinden zich in totaal 64 000 melkgeiten, waarvan ongeveer 34 500 dieren drachtig zijn. Omdat dieren niet voortdurend uitscheiden, zijn waarschijnlijk nog niet alle besmette bedrijven in beeld. Door toepassing van het tankmelkonderzoek (eens per twee weken) is de verwachting dat we tot het eind van de lammerperiode nog regelmatig zullen worden geconfronteerd met nieuwe besmette bedrijven.

Niet-drachtige vrouwelijke dieren op besmette bedrijven worden niet geruimd. Het ruimen van deze dieren heeft geen toegevoegde waarde voor de volksgezondheid, immers slechts bij het lammeren komen grote hoeveelheden bacteriën vrij. Voor deze dieren zal een levenslang fokverbod worden ingevoerd.

Overige Maatregelen

Tankmelkonderzoek

De frequentie van het tankmelkonderzoek is hoger geworden. Alle houders van meer dan 50 melkgeiten- of melkschapen zijn sinds maandag 14 december verplicht om tenminste elke twee weken een tankmelkmonster te laten onderzoeken op aanwezigheid van Coxiella burnetii. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren en het Centraal Veterinair Instituut (CVI). Bij een positieve uitslag van het tankmelkonderzoek, worden zowel de veehouder als de VWA geïnformeerd en wordt het bedrijf verdacht verklaard. De maatregelen gelden vanaf het moment dat de verdenking ingaat. De VWA bezoekt vervolgens het bedrijf en neemt een nieuw monster dat door het CVI wordt getest.

Als, na bevestiging van het CVI, blijkt dat de Q-koortsbacterie in de melk aanwezig is, wordt een bedrijf besmet verklaard. De veehouder, de burgemeester en de GGD ontvangen dan een brief van de VWA.

Meldplicht

Op grond van de Gezondheids- en Welzijnswet (GWWD) zijn veehouders, dierenartsen en alle andere betrokkenen verplicht om verschijnselen van een besmettelijke dierziekte te melden aan de VWA. Na een melding van een verdenking op basis van afwijkende abortusaantallen bezoekt de VWA het bedrijf en neemt dan een monster van de tankmelk. Als na onderzoek bij het Centraal Veterinair Instituut blijkt dat de Q-koortsbacterie in de melk aanwezig is, wordt het bedrijf besmet verklaard.

Moratorium op uitbreiding

Vorige week hebben wij u geïnformeerd dat wij op 9 december een moratorium op uitbreiding hadden afgekondigd in 5 km zones rondom een besmet verklaard bedrijf. Wij hebben besloten deze regeling te laten vervallen en over te gaan op een moratorium voor alle bedrijven in heel Nederland. De reden hiervoor is dat dieren niet voortdurend de Q-koortsbacterie uitscheiden, waardoor niet alle besmette bedrijven tijdig zullen worden herkend. De verwachting is dat we de komende maanden, tot het eind van de lammerperiode, nog met nieuwe besmette bedrijven geconfronteerd worden. Voor alle bedrijven met meer dan 50 melkgeiten of schapen geldt daarom dat zij niet uit mogen breiden en dat zij alleen gevaccineerde dieren aan mogen voeren waarbij het referentieaantal dat is opgegeven in de novembertelling niet overschreden mag worden.

Fokverbod

Hoewel de meeste dieren al gedekt zijn, wordt er een algeheel fokverbod ingesteld voor alle bedrijven met meer dan 50 melkgeiten of melkschapen. Omdat besmette dieren niet voortdurend de bacterie uitscheiden, zal ook een deel van de nu vrije bedrijven nog besmet verklaard worden. Ook op deze bedrijven zullen drachtige dieren geruimd worden. Om zo min mogelijk dieren te moeten doden, hebben we voor alle melkgeiten- en melkschapenbedrijven een fokverbod ingesteld tot 1 juli 2010.

Mest- en hygiënemaatregelen

Op besmette bedrijven gold een uitmestverbod gedurende de lammerperiode, tot 30 dagen na afloop van de lammerperiode. Vervolgens mocht de mest na 90 dagen afgedekte opslag uitgereden worden op het land. Voor besmette bedrijven gaat een verbod gelden op het uitmesten van de stal vanaf het moment dat de dieren worden geruimd tot 30 dagen daarna. De overige maatregelen blijven gelijk.

Omdat bedrijven die nu nog vrij zijn in de loop van de komende maanden toch nog besmet kunnen blijken, worden de mest- en hygiënemaatregelen ook voor alle andere melkgeiten- en melkschapenbedrijven van kracht. Voor alle bedrijven geldt dat de mest 90 dagen afgedekt moet worden opgeslagen op het eigen bedrijf, alvorens de mest mag worden afgevoerd.

Bezoekersverbod

Sinds juni 2008 geldt voor veehouders van besmette bedrijven dat zij geen bezoekers mogen ontvangen in de stal. Alleen mensen die vanwege hun beroep op het bedrijf langskomen, mogen in stallen van besmette bedrijven komen.

Vervoersbeperkingen

Sinds 1 oktober 2009 geldt dat besmette bedrijven geen dieren mogen afvoeren naar andere melkleverende bedrijven. Afvoer van dieren naar het slachthuis en van jonge dieren naar een afmestbedrijf is wel toegestaan. Aanvullend op de reeds geldende vervoersbeperkingen van besmette bedrijven wordt ook de afvoer van jonge dieren naar opfokbedrijven verboden. Besmette bedrijven mogen alleen gevaccineerde dieren aanvoeren van vrije bedrijven. In het huidige pakket aan maatregelen past ook uitbreiding van deze laatste maatregel naar vrije bedrijven. De regel wordt nu dat op alle bedrijven alleen aanvoer van gevaccineerde dieren is toegestaan.

Andere bedrijven met schapen en geiten

De maatregelen op melkgeiten en melkschapenbedrijven gaan heel ver om te voorkomen dat tijdens het lammerseizoen van 2010 veel bacteriën worden uitgescheiden. Tegelijkertijd weten we dat Q-koorts ook bij andere schapen en geiten, bijvoorbeeld op kinderboerderijen, voor kan komen. Q-koorts komt ook voor bij heel veel andere diersoorten, zoals katten, runderen en paarden. In het advies van 24 juli 2009 geven de deskundigen aan dat de bron van de Q-koortsepidemie in Nederland gevonden kan worden in de melkgeiten- en melkschapenhouderij. De maatregelen, en ook de aanvullende maatregelen zijn daarom alleen op deze categorie bedrijven gericht. Er is vooralsnog geen aanleiding om het maatregelenpakket uit te breiden naar andere houders van schapen en geiten. We houden de situatie op alle andere bedrijven dan melkgeiten- en melkschapenbedrijven nauwlettend in de gaten met verschillende onderzoeken. Wanneer de situatie met betrekking tot andere diersoorten of houderijvormen verandert en een aanpassing van het beleid nodig is, berichten wij hierover.

Hoewel de deskundigen van oordeel zijn dat de risico’s liggen bij de grotere bedrijven, willen we toch ten spoedigste een aanvullend advies vragen aan de deskundigen over kinderboerderijen en andere bedrijven met een publieksfunctie en u daarover informeren.

Begeleiding

Zowel de ziekte als de aangekondigde bestrijdingsaanpak kan sociaal-emotionele en psychosociale gevolgen hebben voor patiënten, veehouders, omwonenden en de uitvoerders van het beleid. Veehouderijbedrijven zijn vaak familiebedrijven. De maatregelen zijn voor deze families heel ingrijpend. In deze fase van de bestrijding is het van sommige maatregelen nog onduidelijk wat dit precies zal betekenen voor de veehouders en hun gezinnen.

De maatregelen, zoals het ruimen van dieren en de onzekerheid over wat bepaalde maatregelen precies zullen betekenen maakt deze periode een moeilijke periode voor de veehouder en zijn gezin. Wij zijn ons hier bewust van.

Voor sociaal-emotionele problemen is begeleiding nodig. Deze begeleiding wordt vooral informeel en vrijwillig geboden vanuit de directe omgeving van de veehouder en zijn gezin. Bijvoorbeeld ondersteuning en begeleiding door familie, vrienden, kerk, agrarische organisaties. In sommige gevallen, bij psychosociale problematiek, kan echter specifieke hulp nodig zijn. Deze specifieke zorg wordt in de regio gecoördineerd door de GGD. De GGD zorgt in overleg met LNV en LTO dat er bij de veehouders en hun gezinnen informatie vertrekt wordt over de verschillende instanties waar veehouders en hun gezin contact mee op kunnen nemen als daar behoefte aan is. Indien nodig zal de wijkverpleegkundige/sociaal verpleegkundige bij de veehouder en zijn gezin langs gaan om na te gaan of er aanvullende specifieke hulp nodig is.

Communicatie

De communicatie over Q-koorts en de (nieuwe) inzichten over deze ziekte zal transparant gebeuren. Tijdens het Algemeen Overleg van 1 oktober en dat van 11 november hebben wij toegezegd u een communicatiestrategie Q-koorts toe te sturen. Deze is in samenwerking met partners ontwikkeld en gericht op het inzetten van een eenduidige communicatie bij de start van het lammerseizoen.

Inmiddels echter hebben wij op basis van adviezen van deskundigen besloten om alle drachtige dieren van besmette bedrijven te ruimen. Uiteraard is dit van invloed op de communicatiestrategie. Doel van deze communicatie is om transparant te zijn, onrust te voorkomen en draagvlak te creëren voor de maatregelen die de overheid neemt om mensen te beschermen. Hierbij wordt rekening gehouden met alle volksgezondheidsaspecten en het welzijn van betrokken professionals, zoals veehouders. De Rijksoverheid neemt het voortouw in de communicatie met bestuurders, GGD’en, zorgverleners, veehouders en omwonenden van besmette bedrijven.

Eerder was afgesproken dat regionale en lokale partijen dat vooral zouden doen. Het was echter niet reëel te verwachten dat deze partijen zich op zo’n korte termijn adequaat konden voorbereiden. Wij sturen deze week een brief uit naar alle burgemeesters in Nederland, de Commissarissen van de Koningin, diverse koepels van zorgverleners, alle GGD’en en de omwonenden van besmetverklaarde bedrijven om hen te informeren.

Daarna zal de communicatie over Q-koorts op lokaal niveau worden opgepakt. Uit diverse onderzoeken is immers gebleken dat mensen informatie van instanties die ook fysiek in hun nabijheid zijn beter tot zich nemen. Daarnaast kan de lokale behoefte aan informatie sterk verschillen. De Rijksoverheid gaat daarbij ondersteunen, dan wel faciliteren.

In de communicatie over Q-koorts onderscheiden we zes doelgroepen:

1. professionals in de humane en veterinaire sector (bijv. GGD’en, eerste- en tweedelijns zorgverleners, bedrijfsartsen)

2. beroepsmatige melkgeiten en -schapenhouders en hun gezin

3. burgers (bijv, omwonenden van besmette bedrijven, recreanten en toeristen, patiënten met chronische klachten)

4. mensen die op andere wijze beroepsmatig een verhoogd risico lopen

5. bestuurders

6. hobbydierhouders en bedrijven met een publieke functie (zoals kinderboerderijen, zorgboerderijen, bedrijven met «lammetjesaaidagen»)

De afgelopen weken zijn de doelgroepen en de wijze waarop zij kunnen worden benaderd in kaart gebracht.

De publiekscommunicatie op dit moment is vooral gericht op het informeren van de omwonenden, hun lokale en regionale autoriteiten en de intermediairs over de maatregelen. Daarbij is de boodschap dat het besmettingsrisico in deze periode uiterst gering is.

Het is belangrijk om vlak voor de start van het lammerseizoen de publiekcommunicatie te intensiveren, ondanks dat nu veel drachtige dieren worden geruimd. Er wordt hierbij extra aandacht geschonken aan het scheppen van reële verwachtingen over het ingezette beleid en tevens om ongefundeerde onrust te voorkomen.

Uit de afgelopen jaren is bekend dat in de lammerperiode meer mensen ziek worden. Het is (ondanks de aanvullende maatregelen die we nemen) niet uit te sluiten dat mensen in februari 2010 ziek worden door bacteriën die al wijdverspreid in het milieu zitten, dan wel bacteriën die afkomstig zijn van bedrijven die nu nog niet worden herkend bij de tankmelkmonitoring. Het blijft dus belangrijk dat mensen in het voorjaar van 2010 op de hoogte zijn van de verschijnselen van Q-koorts opdat zij tijdig hulp zoeken bij klachten die mogelijk worden veroorzaakt door Q-koorts. De GGD’en zijn op de hoogte van de «communicatie toolkit» van het RIVM die vooral gericht is op professionals. Wij zien de GGD’en als regisseur in de regio om eenduidige communicatie over gezondheidsrisico’s en handelingsmogelijkheden met burgers, professionals en bestuurders te faciliteren, met ondersteuning vanuit de Rijksoverheid. Wij hebben de burgemeesters gevraagd om, in het kader van hun verantwoordelijkheid conform de wet Publieke Gezondheid, de GGD’en de opdracht te geven om deze rol te vervullen en daarbij gebruik te maken van de landelijk ontwikkelde communicatiemiddelen.

Hiervoor zijn de volgende communicatiemiddelen ontworpen:

1) Geografische kaart die inzicht biedt in de gebieden waar mensen een mogelijk verhoogd risico lopen op besmetting1

Inmiddels is dit kaartje gepubliceerd op de website van het RIVM en de VWA. Het kaartje geeft via cirkels de gebieden aan waar Q-koorts is aangetroffen op melkgeiten- of melkschapenbedrijven en waar mensen mogelijk een verhoogd risico lopen op een besmetting met Q-koorts. In het midden van de cirkels staan de besmette bedrijven weergegeven met een stip. Dit kaartje zal worden aangepast op geleide van de uitslagen van de tankmelkmonitoring. Ook worden de adressen (maar niet de namen) van de besmette bedrijven bekend gemaakt op de website van de VWA.2

2) Website Q-koorts (www.qkoortsinnederland.nl)

De informatie over Q-koorts verandert door alle nieuwe onderzoeksresultaten en beleidswijzigingen snel. Wij hebben ervoor gekozen om één website (portal) te maken. Via deze site kunnen bezoekers (afhankelijk van hun informatiebehoefte) snel doorlinken naar de relevante websites over Q-koorts.

3) Communicatietoolkit RIVM

Het RIVM ontwikkelt een «toolkit Q-koorts». Deze toolkit bestaat uit diverse materialen met breed gedragen, wetenschappelijk onderbouwde informatie over Q-koorts. Deze online toolkit wordt beschikbaar gesteld aan alle intermediairs en lokale en regionale bestuurders. Met het gereedschap in de toolkit kunnen zij hun publieksvoorlichting invullen. De toolkit zal vóór het lammerseizoen van 1 januari 2010 beschikbaar zijn en wara nodig op geleide van nieuwe inzichten worden aangepast.

4) Brieven

Veehouders, burgemeesters en GGD’en worden door middel van een brief van de VWA geïnformeerd over de besmetstatus van bedrijven. Omwonenden van nieuwe besmette bedrijven krijgen een brief van de ministeries van VWS en LNV.

5) Nieuwsbrieven

De ministeries van LNV en VWS zullen zo vaak als nodig is een digitale nieuwsbrief Q-koorts verspreiden aan oa. de GGD’en, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en koepelorganisaties van medische en veterinaire professionals. De nieuwsbrief biedt inzicht in nieuwe onderzoeksresultaten, mogelijke beleidswijzigingen en achtergrondinformatie naar aanleiding van vragen van gemeentelijk en provinciale bestuurders.

6) Overleg

In 2008 en 2009 is gebleken dat er behoefte is aan verschillende vormen van overleg: regionaal overleg, centraal bestuurlijk overleg en een overleg binnen de veterinaire sector (basisoverleg).

Regionaal overleg

Afhankelijk van de behoefte van de regio’s zullen wij regionale overleggen ondersteunen. Het Ministerie van LNV zal via haar Directie Regionale Zaken ondersteuning bieden aan bestuurders in de regio. Voor het ministerie van VWS zijn dit de regionaal arts consulenten (raccers), die een spil vormen tussen het ministerie van VWS, het RIVM en de regio.

Naar aanleiding van de keuzes zoals weergegeven in deze brief heeft het Rijk initiatief genomen voor de organisatie van bijeenkomsten voor betrokken bestuurders in de regio, eind deze week. Daarna wordt bezien hoe overleg in de toekomst vorm krijgt.

Bestuurlijk overleg

In de komende periode zal eenmaal per maand een landelijk bestuurlijk overleg plaatsvinden waar, naast de ministeries van LNV, VWS en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de VWA, het RIVM, de VNG, GGD-NL en een afvaardiging van burgemeesters en wethouders en GGD’en zal deelnemen. De VNG en GGD-NL coördineren deze afvaardiging.

Basisoverleg

Het basisoverleg is een wederzijds informerend overleg tussen het ministerie van LNV en de landbouwsector. Wanneer er sprake is van een aanpassing van het beleid of wanneer verschillende partijen uit de veterinaire sector aangeven behoefte te hebben aan informatie, wordt een basisoverleg georganiseerd door het Ministerie van LNV. In het basisoverleg zijn alle betrokken veterinaire koepelorganisaties vertegenwoordigd.

Wij hebben u met deze brief een overzicht gegeven van de verdergaande aanpak waarmee Q-koorts wordt bestreden. De nieuwe maatregelen treden woensdag 16 december in werking.

Wij realiseren ons dat we met dit maatregelenpakket buitengewoon ingrijpende interventies plegen die voor veehouders en hun gezin, vele burgers, professionals, medewerkers van uitvoerende diensten geen gemakkelijke opgave vormen. Wij achten het pakket gelet op de door de deskundigen uitgebrachte adviezen onafwendbaar. Velen zullen zware weken tegemoet gaan. Wij zullen binnen de grenzen van onze verantwoordelijkheden en mogelijkheden ondersteuning bieden bij de uitvoering van de maatregelen en de bijbehorende nazorg.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven