Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 28286 nr. 290 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 28286 nr. 290 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 april 2009
Tijdens het AO dieropvang op 11 maart jl. (kamerstuk 28 286, nr. 276) is gesproken over het Nederlands Opvangcentrum Pagegaaien (NOP). Ik heb u daarbij toegezegd dat ik bij de Raad van Toezicht zou informeren naar het onderzoek dat door de heer Dorresteijn (oud-directeur van Diergaarde Blijdorp) wordt uitgevoerd, waarbij ik uw belangstelling voor dit onderzoek kenbaar zou maken. De punten die u in dit verband naar voren heeft gebracht, zou ik hierbij meenemen.
Er is contact geweest met de heer Van der Baar, voorzitter van de Raad van Toezicht, van het NOP en op ambtelijk niveau is uitgebreid met de heer Dorresteijn gesproken. De heer Dorresteijn was in de afrondende fase van zijn onderzoek. Gezien de inhoud en de scope van zijn onderzoek was uitbreiding van zijn onderzoek niet nodig. Een aantal van de door u tijdens het AO op 11 maart aangedragen punten werd al in zijn onderzoek meegenomen. Ter beantwoording van een aantal overige vragen is door mijn ambtenaren navraag gedaan.
De Raad van Toezicht van het NOP heeft op eigen initiatief de heer Dorresteijn verzocht om onderzoek te verrichten naar het functioneren van het NOP. De heer Dorresteijn heeft zich bereid verklaard het onderzoek uit te voeren en heeft het onderzoek kosteloos verricht.
Inmiddels heeft het onderzoek van de heer Dorresteijn geresulteerd in een eindrapport. In deze brief informeer ik u over de inhoud van dit rapport en de conclusies en aanbevelingen hieruit. Tevens zal ik ingaan op de overige vragen die u heeft gesteld. Tot slot zal ik u mijn conclusies geven.
Onderzoek, conclusies en aanbevelingen
Het onderzoek van de heer Dorresteijn strekt zich – kort gezegd uit – tot het welzijn van de dieren bij het NOP, het diermanagement en de registratie van de dieren op het park. Hierbij is gebruik gemaakt van de administratieve gegevens van het NOP vanaf 1992 tot heden.
U heeft mij tijdens het AO op 11 maart jl. gevraagd naar de administratieve gegevens van het NOP rond de sterftecijfers van de papegaaien. Deze en andere gegevens treft u als bijlage aan bij deze brief.1
De conclusies van de heer Dorresteijn onderschrijven in beginsel hetgeen uit eerdere onderzoeken van de AID, VWA en Dienst Regelingen naar voren is gekomen. Ook de heer Dorresteijn ziet geen aanleiding om tot de conclusie te komen dat het dierenwelzijn van de in het NOP aanwezige dieren onvoldoende is en niet wordt gewaarborgd.
Ten aanzien van de registratie van de in het park aanwezige papegaaien, als deel van de collectie, oordeelt de heer Dorresteijn dat deze op orde is, maar dat deze verder zou moeten worden aangescherpt. Alle ter opvang aangeboden vogels (en niet alleen papegaaien) zouden moeten worden opgenomen in de administratieve registratie, alsmede hun levensloop binnen het NOP. Hiermee is met ingang van 2009 een start gemaakt.
De heer Dorresteijn heeft bij zijn onderzoek niet gekeken naar de registratie van in beslag genomen vogels die bij NOP, als opslaghouder voor het ministerie van LNV, worden opgevangen. In antwoord op een vraag van uw Kamer kan ik u meedelen dat het traject van op orde brengen van deze registratie waarmee in 2008 is gestart inmiddels bijna is voltooid. Dienst Regelingen van het ministerie van LNV onderhoudt hierover contact met het NOP. Ook in het kader van het Dierentuinenbesluit wordt door het NOP gewerkt aan het volledig op orde brengen van de registratie. Dienst Regelingen ziet hierop toe.
De sterfte onder papagaaien bij het NOP is aanzienlijk, zeker in de eerste twee tot drie jaar dat de dieren worden opgevangen. Deze sterfte beperkt zich in belangrijke mate tot de papegaaien die door particulieren worden aangeboden. De sterfte valt volgens de heer Dorresteijn te verklaren door tal van oorzaken, waaronder de voorgeschiedenis van de vogels, de gezondheidssituatie van de papegaaien bij de opvang, de leeftijd van de dieren, het groepshuisvestingssysteem bij het NOP en voortdurend wisselende groepssamenstellingen. Een papegaai is een sociaal dier en daarom wordt geprobeerd om het dier in groepen te houden.
De heer Dorresteijn heeft voorts het diermanagement, de externe informatievoorziening en communicatie onderzocht. Het diermanagement wordt door de heer Dorresteijn van ruim voldoende tot uitstekende kwaliteit geoordeeld. Er zijn negen vaste medewerkers en vele vrijwilligers en stagiaires actief. Veel vrijwilligers zijn langdurig in het park aanwezig, hebben kennis van zaken en zijn toegewijd. Stagiaires zijn niet altijd even gemotiveerd. Het NOP zou strenger kunnen zijn bij de selectie van stagiaires.
De informatievoorziening in de richting van personen die vogels ter opvang hebben aangeboden en daarna informatie vragen, beoordeelt de heer Dorresteijn als onvoldoende en soms misleidend. Dit behoeft verbetering. De heer Dorresteijn is zelf de mening toegedaan dat een parallel zou moeten worden getrokken met een dierenasiel. De procedure in een dierenasiel is dat een dier wordt gebracht, er wordt afstand gedaan en daarna krijgt men dan geen nadere informatie meer over het afgestane dier. Deze procedure is duidelijk, eerlijk en bevordert een eerlijke communicatie met de buitenwereld, zo stelt de heer Dorresteijn. Het NOP zou deze procedure ook moeten hanteren.
Er wordt in het rapport een duidelijkere communicatie geadviseerd over de verschillende functies die het NOP vervult. Voor de buitenwereld zijn deze niet altijd goed te onderscheiden.
De heer Dorresteijn concludeert verder dat het NOP zeer kwetsbaar is voor diefstal van vogels. Verbetering van de beveiliging is gewenst. De heer Dorresteijn adviseert in dit kader goede afspraken te maken met de gemeente.
Op verzoek van uw Kamer naar politie-onderzoeken in verband met het NOP hebben mijn ambtenaren navraag gedaan bij de regiopolitie Veldhoven. Er is vanuit de politie Veldhoven gecommuniceerd dat van dergelijk onderzoeken niets bekend is. Ook navraag door de (regio-)AID heeft niets opgeleverd.
Op de vraag over de afstand van de quarantainevoorziening tot de andere dierverblijven kan ik u als volgt meedelen. De afstand tussen de quarantaine en de overige activiteiten bij de NOP is ruim 80 meter. Verordening (EG) nr. 318/2007 schrijft geen minimale afstand voor. In deze verordening wordt aangegeven dat de bevoegde autoriteit kan bepalen op basis van een risicobeoordeling welke afstand noodzakelijk is.
Omdat het om een quarantaine gaat van een organisatie met niet-commercieel gehouden vogels, hetgeen betekent dat er vanuit de NOP weinig activiteiten plaatsvinden die risico opleveren voor de verspreiding van ziekten vanuit de NOP, en er door de NOP zelf maatregelen worden genomen om het risico zo veel mogelijk te verkleinen, wordt de afstand van 80 meter verantwoord geacht. De bioveiligheid is bij de NOP voldoende gewaarborgd, omdat de werkzaamheden in de quarantaine voldoende gescheiden worden uitgevoerd van de overige werkzaamheden bij de NOP. De werkzaamheden worden gescheiden in tijd en door specifieke personen uitgevoerd.
Overigens is in de Regeling handel levende dieren en levende producten van oudsher een afstandscriterium opgenomen van 200 meter. Deze regelgeving dateert van vóór de invoering van Verordening (EG) nr. 318/2007, welke verordening niet een minimumafstand noemt, maar een risicobeoordeling voorschrijft ter bepaling van de afstand. Om de nu gebleken inconsistentie tussen het bepaalde in de nationale regelgeving en de verordening weg te nemen en veterinair ook een meer bruikbaar criterium te kunnen hanteren, zal ik de regelgeving op dit punt aanpassen en aansluiting zoeken bij de bedoelde Europese verordening.
De gemeente Veldhoven heeft mij laten weten dat het NOP zijn gemeentelijke vergunningen niet op orde heeft.
De gemeente is in overleg met het NOP om op korte termijn de zaak op orde te krijgen. Het NOP dient met een plan van aanpak te komen op basis waarvan het NOP aan alle eisen en criteria moet gaan voldoen.
Allereerst zie ik geen aanleiding om te twijfelen aan de kwaliteit of de betrouwbaarheid van het door Dorresteijn uitgevoerde onderzoek. De heer Dorresteijn heeft zijn onderzoek kosteloos uitgevoerd en is als bioloog en vanuit zijn functie als voormalig dierentuindirecteur deskundig waar het gaat om het welzijn en een goed beheer van bijzondere dieren zoals papegaaien. Hij heeft tijdens zijn onderzoek veel personen geconsulteerd, waaronder intern betrokkenen van het NOP, enkele betrokken dierenartsen, maar ook andere dierenartsen, mensen die vogels aan het NOP ter opvang hebben geschonken, vertegenwoordigers van andere opvanginstituten in Nederland en mensen werkzaam bij andere dierentuinen.
De conclusies van de heer Dorresteijn onderschrijven de bevindingen van onder meer de AID, VWA en Dienst Regelingen, waarover ik u eerder heb geïnformeerd op 5 maart 2009 in antwoord op uw vragen.
Alles overziende zie ik geen aanleiding om over te gaan tot nader onderzoek. De adviezen zijn deskundig en gezaghebbend en het rapport bevat bruikbare handvatten voor het NOP om verbeteringen te realiseren.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28286-290.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.