28 286
Dierenwelzijn

nr. 246
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2008

Tijdens de stemmingen van 7 oktober jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 10, blz. 659–660) zijn moties aangenomen van de leden Ouwehand (PvdD) en Waalkens (PvdA) over maatregelen om het omzeilen van het coupeerverbod voor paarden tegen te gaan (Kamerstukken II 2008/09, 28 286, nr. 237), alsmede van de leden Polderman en Van Velzen (beiden SP) over de reikwijdte van de richtlijn nr. 98/58/EG inzake bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden huisdieren (Kamerstukken II 2008/09, 28 286, nr. 240). Met deze brief reageer ik op deze moties.

Motie Ouwehand/Waalkens om het omzeilen van het coupeerverbod voor paarden tegen te gaan

In deze motie wordt de regering verzocht:

– het onmogelijk te maken om veulens die gecoupeerd zijn, in te schrijven in stamboeken;

– een verbod uit te vaardigen voor deelname van gecoupeerde dieren aan festiviteiten en

– met concrete maatregelen te komen die een einde maken aan de «sluiproute» voor het omzeilen van het Nederlandse coupeerverbod voor paarden.

Stamboeken

Het in Nederland onmogelijk maken om gecoupeerde veulens in te schrijven in stamboeken biedt geen afdoende oplossing voor het omzeilen van het coupeerverbod voor paarden. Paardenhouders hebben namelijk altijd de mogelijkheid gecoupeerde veulens in het moederstamboek in België in te schrijven.

Nederlandse stamboeken spelen uiteraard wel een belangrijke rol in de voorlichting en communicatie naar hun leden.

Daarnaast hebben stamboeken als doel rasverbetering en instandhouding van een ras. Of paarden wel of niet gecoupeerd worden, is met het oog op verbetering of instandhouding van een ras niet relevant. Ook daarom meen ik dat het uitsluiten van gecoupeerde paarden van een stamboek niet de weg is om het omzeilen van het coupeerverbod voor paarden tegen te gaan.

Bovendien ontbreekt een juridische basis om het onmogelijk te maken gecoupeerde veulens in te schrijven in stamboeken. Artikel 76 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: de wet) biedt weliswaar de mogelijkheid om eisen te stellen waaraan dieren moeten voldoen om voor inschrijving in een stamboek in aanmerking te komen, maar dergelijke regels kunnen uitsluitend ter bevordering van de raszuiverheid of ter verbetering van de raskenmerken worden gesteld.

Verbod deelname festiviteiten

Voor wat betreft het verzoek om een verbod uit te vaardigen voor deelname van gecoupeerde dieren aan festiviteiten, wijs ik er op dat ingevolge artikel 41 van de wet het verboden is deel te nemen aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden met dieren waarbij een bij artikel 40 verboden ingreep is verricht. Artikel 40 van de wet verbiedt het verrichten van een of meer lichamelijke ingrepen bij een dier, waarbij een deel van het lichaam wordt verwijderd of beschadigd. Het couperen van paardenstaarten is een dergelijke verboden ingreep.

Het College van beroep voor het bedrijfsleven heeft in hoogste instantie in zijn uitspraak van 26 juni 2002 aangegeven hoe het verbod in artikel 41 van de wet geïnterpreteerd dient te worden. Het verbod in artikel 41 van de wet heeft volgens het college geen betrekking op dieren die in andere landen legaal zijn gecoupeerd. Een bredere interpretatie van het verbod voldoet naar het oordeel van het college niet aan de Europeesrechtelijke criteria met betrekking tot het vrije verkeer van diensten. Bovendien acht het college een dergelijke interpretatie niet noodzakelijk met het oog op het welzijn of de gezondheid van dieren die rechtmatig zijn gecoupeerd, aangezien de ingreep reeds heeft plaatsgevonden.

Uit het voorgaande volgt dat een verbod zoals verzocht in de motie momenteel al geldt voor dieren die in Nederland of in andere lidstaten illegaal gecoupeerd zijn. Het is echter – om de hiervoor beschreven redenen – juridisch niet mogelijk om ook dieren uit te sluiten van deelname aan tentoonstellingen, keuringen of wedstrijden, die legaal in andere lidstaten gecoupeerd zijn.

Concrete maatregelen

Ik heb met België en Vlaanderen gesproken over het couperen van paardenstaarten. Het couperen van paardenstaarten is daar toegestaan, mits een medisch attest is afgegeven. Uit deze gesprekken blijkt dat het couperen van paardenstaarten in België geen hoge politieke prioriteit heeft.

Gezien het voorgaande ben ik bij het nemen van concrete maatregelen om een einde te maken aan het omzeilen van het coupeerverbod afhankelijk van de volle medewerking van de sector. In de nota dierenwelzijn (Kamerstukken II 2007/08, 28 286, nr. 76) wees ik al op de verantwoordelijkheid die de sector heeft bij het beëindigen van het couperen van paardenstaarten. De sector, en de stamboekorganisaties in het bijzonder, hebben een belangrijke rol als het gaat om voorlichting en communicatie en kunnen op deze wijze een bijdrage leveren om het omzeilen van het coupeerverbod voor paarden tegen te gaan. Daarbij heb ik hen reeds eerder al opgeroepen initiatieven op dit punt te nemen en hen gevraagd naar hun leden te communiceren om te stoppen met het couperen van paardenstaarten.

Gezien de motie heb ik opnieuw met de sector contact opgenomen en overleg binnenkort met hen over concrete maatregelen die zij kunnen en willen nemen.

Motie Polderman/Van Velzen over de reikwijdte van de richtlijn nr. 98/58/EG inzake bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden huisdieren

In deze motie wordt de regering verzocht een juridische analyse te laten maken van de reikwijdte van richtlijn nr. 98/58/EG en de Kamer te berichten of de huidige productiewijze van foie gras toegelaten is onder deze richtlijn.

Over de inhoud van richtlijn nr. 98/58/EG kan ik u het volgende berichten.

Richtlijn nr. 98/58/EG heeft tot doel basisbeginselen voor de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren vast te stellen. De richtlijn bevat welzijnsvoorschriften die gelden voor de bescherming van dieren die worden gehouden voor productiedoeleinden ongeacht het doel, dus ook voor de productie van foie gras. Op grond van artikel 3 van de richtlijn nr. 98/58 dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat de eigenaar of houder alle passende maatregelen treft om het welzijn van zijn dieren te verzekeren en te waarborgen dat die dieren niet onnodig aan pijn of leed worden blootgesteld en dat hen geen onnodig letsel wordt toegebracht. Voorts dienen de lidstaten op grond van artikel 4 van de richtlijn erop toe te zien dat dieren worden gefokt en gehouden onder voorwaarden die stroken met de bepalingen in de bijlage bij de richtlijn. In de bijlage, nummers 14 en 15, zijn enkele normen over voeding van dieren opgenomen. Dieren moeten een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer krijgen zodat zij in goede gezondheid blijven en aan hun voedingsbehoeften voldaan wordt. Het toegediende voer en drinken en de wijze van toediening mogen de dieren geen onnodig lijden of letsel toebrengen. Alle dieren moeten voer krijgen met tussenpozen die bij hun fysiologische behoefte past.

Op grond van artikel 5 van de richtlijn is de Europese Commissie gehouden bij de Raad de nodige voorstellen in te dienen voor een uniforme toepassing van de Europese Overeenkomst inzake de bescherming van landbouwhuisdieren (Trb. 1980, 188). Hetzelfde geldt voor aanbevelingen die op basis van de overeenkomst zijn aangenomen. In 1999 zijn in het kader van de overeenkomst aanbevelingen aangenomen voor de bescherming van eenden en ganzen die voor de productie van foie gras worden gehouden. De aanbevelingen bepalen onder andere dat de productie van foie gras alleen mag worden uitgevoerd als dit een gebruikelijke praktijk is en dat de bevoegde autoriteiten op dit soort productie moeten toezien.

De Europese Commissie heeft tot op heden geen voorstellen gedaan om de producenten te verplichten hun voederpraktijken te veranderen. De Commissie heeft in haar communicatie met het Europees Parlement hierover het standpunt ingenomen dat noch richtlijn nr. 98/58/EG noch de genoemde aanbevelingen een verbod op dwangvoeding bevatten.

Het is aan de communautaire rechter, namelijk het Europese Hof van Justitie of de nationale rechter, om een juridisch bindende uitleg te geven van richtlijn nr. 98/58/EG. De communautaire rechter heeft zich tot op heden niet uitgesproken over de vraag hoe de productiewijze van foie gras zich verhoudt tot de bepalingen over het voederen in richtlijn nr. 98/58.

Zoals u bekend heb ik naar aanleiding van de motie Van Velzen (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 IV, nr. 105) met de Europese Commissie gesproken over foie gras. Ik heb bij de Commissie erop aangedrongen om de productie van foie gras op de agenda te zetten. Hoewel de Commissie de zorg van Nederland begrijpt blijft ze op het eerder ingenomen standpunt. Daarbij geeft ze tegelijkertijd aan dat ze weinig mogelijkheden ziet om de productiewijze van foie gras aan te pakken. De Commissie geeft bovendien prioriteit aan andere zaken op het gebied van welzijn.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven