28 286
Dierenwelzijn

nr. 24
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2005

De Raad voor dierenaangelegenheden (RDA) heeft mij op 27 april 2005 geadviseerd over het houden van potentieel gevaarlijke diersoorten als huisdier.

Op mijn verzoek heeft de RDA geïnventariseerd welke diersoorten als (potentieel) gevaarlijk moeten worden aangemerkt, wat de huidige situatie is met betrekking tot het houden van gevaarlijke dieren als gezelschapsdier en hoe een en ander is geregeld in het buitenland.

Bij het opstellen van het advies is door de RDA ook de wens van de Kamer om te komen tot een integrale, verkorte positieflijst betrokken. Tijdens de debatten over CITES, die werden gehouden op respectievelijk 16 maart en 25 maart 2005, heb ik u toegezegd dat de lijst op korte termijn naar de Tweede Kamer zou worden verzonden. Het advies van de RDA heeft u inmiddels ontvangen. In deze brief geef ik aan hoe ik om zal gaan met dit advies.

Verkorting van de positieflijsten

In zijn advies geeft de Raad aan van mening te zijn dat het niet mogelijk is de bestaande positieflijst te verkorten.

Verkorting van de lijst door minder soorten aan te wijzen, dan wel families of orden aan te wijzen in plaats van soorten of genera, leidt naar de mening van de RDA tot een ongenuanceerde lijst, die onvoldoende recht doet aan het karakter van (artikel 33 van) de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD). Een voortgaande discussie over de juistheid van de lijst zal het gevolg zijn.

Verkorting door toepassing van de criteria faunavervalsing en zoönosen zou betekenen dat de meeste diersoorten die nu op de lijst staan, ook de populaire gezelschapsdieren zoals honden en paarden, van de lijst zouden moeten verdwijnen. Hiervoor is geen maatschappelijk draagvlak.

De Raad constateert dat het vrijwel onmogelijk is in algemene termen aan te geven of een dier als potentieel gevaarlijk aangemerkt moet worden. Vaak bepaalt de omgeving of het moment of een dier gevaarlijk wordt. Dieren met een lage «aaibaarheidsfactor» worden eerder als gevaarlijk verondersteld. Echter, ook diverse populaire dieren met een hoge«aaibaarheidsfactor» zijn potentieel gevaarlijk.

Ook het criterium «potentieel gevaarlijk» zal naar de mening van de RDA niet tot een genuanceerde en objectiveerbare verkorting van de lijst leiden.

Dientengevolge is de Raad niet gekomen tot een verkorting van de eerder door haar opgestelde positieflijsten. Wel heeft de Raad in deze lijsten bij de soorten waar dit van toepassing is de vermelding toegevoegd dat deze soort als potentieel gevaarlijk moeten worden aangemerkt. Tevens is in deze lijsten aangegeven welke diersoorten in de bijlage van het CITES-verdrag worden genoemd.

Mijn reactie op dit deel van het advies van de RDA is als volgt.

Reeds eerder (AO Dierenwelzijn, 11 februari 2004; Kamerstuk 29 200 XIV, nr. 80) heb ik aangegeven dat ik de positieflijsten niet zal opnemen in regelgeving, omdat het niet past binnen het huidige kabinetsbeleid van deregulering en omdat handhaving van dergelijke regelgeving zeer slecht mogelijk is. Het gaat immers om dieren die particulieren houden en je kunt niet achter iedere voordeur controleren welke dieren er zijn. Ik zie evenwel een belangrijke rol voor deze lijsten in de voorlichting naar de burger en bij het opstellen van onderlinge afspraken tussen betrokken partijen in de gezelschapsdierensector, bijvoorbeeld als onderdeel van een certificeringsysteem voor de handel en de fokkerij. Toevoeging door de RDA van de aanduiding dat een diersoort als potentieel gevaarlijk moet worden beschouwd, vergroot naar mijn mening de waarde van deze lijsten hierbij.

Overige aanbevelingen en suggesties van de RDA

De Raad doet in het advies een aantal suggesties en aanbevelingen met betrekking tot het houden en verhandelen van potentieel gevaarlijke diersoorten. Deze zijn weliswaar gericht op het houden van potentieel gevaarlijke diersoorten, maar de meeste lijken ook toepasbaar op het houden en verhandelen van gezelschapsdieren in het algemeen. De haalbaarheid en effectiviteit van deze suggesties en aanbevelingen zijn echter niet nader onderzocht.

Ik zal, in lijn met het advies van de Raad, het Forum welzijn gezelschapsdieren verzoeken de haalbaarheid en effectiviteit van deze suggesties en aanbevelingen nader te onderzoeken en mee te nemen in de rapportage en het actieplan dat het Forum opstelt. Mijn verzoek sluit aan bij de taakstelling van dit Forum. Ik deel de visie van de Raad, dat het nu niet verstandig is vooruit te lopen op de discussie binnen het Forum over mogelijke oplossingen voor de knelpunten bij het welzijn van gezelschapsdieren en de daarbij vast te leggen verantwoordelijkheidsverdeling tussen de betrokken partijen.

Forum welzijn gezelschapsdieren

In mijn brief van 11 november 2004 heb ik de instelling van het Forum welzijn gezelschapsdieren aangekondigd. Dit Forum is op mijn verzoek door de RDA ingesteld voor de duur van één jaar en bestaat uit leden van de RDA, die het meest betrokken zijn bij het aandachtsveld gezelschapsdieren. Het Forum zal mogelijke oplossingen uitwerken voor de knelpunten, die zijn benoemd tijdens de werkconferentie Welzijn gezelschapsdieren van 11 oktober 2004.

Ik heb het Forum verzocht te komen met een actieplan waarin wordt aangegeven op welke wijze alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid kunnen en moeten nemen.

Getracht zal worden hierbij te komen tot concrete afspraken tussen de diverse betrokkenen. Het in te zetten traject is daarmee nadrukkelijk géén adviestraject. Het Forum wordt bij zijn werkzaamheden ondersteund door werkgroepen. Deze zijn inmiddels volop aan de gang om volgens een strak tijdpad uitvoering te geven aan hun deeltaken.

Het Forum zal bij het uitwerken van mogelijke oplossingen naast het onderhavige advies van de RDA ook de resultaten van het deelproject «dierenwelzijn» betrekken, dat onderdeel uitmaakt van het project «Bruikbare rechtsorde».

Naar verwachting komen de eerste rapportage en het actieplan van het Forum in oktober 2005 beschikbaar. Ik zal u informeren over de volgende stappen die ik, mede op basis van deze resultaten van het Forum, zal nemen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Naar boven