28 286
Dierenwelzijn

nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2004

In mijn brief van 22 juni jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 286, nr. 21) heb ik aangekondigd in de eerste helft van oktober een conferentie te organiseren over toekomstig beleid voor gezelschapsdieren en eenieders verantwoordelijkheid hierin. Tevens had ik toegezegd het verslag van deze dag voor het eind van dit jaar aan u te doen toekomen.

Bij deze ontvangt u het verslag van de werkconferentie welzijn gezelschapsdieren1 welke op 11 oktober jl. te Delft is gehouden. Verder doe ik in deze brief voorstellen over hoe ik het proces om te komen tot een beter welzijn voor gezelschapsdieren, samen met de betrokken partijen, verder wil vorm geven.

Aanleiding

De maatschappelijke positie van gezelschapsdieren is in de laatste decennia veranderd. De waakhond van vroeger is een volwaardig lid van het gezin geworden, steeds meer mensen hebben een dier in huis en er komen steeds meer bijzondere dieren bij. We vinden het welzijn van onze (gezelschaps)dieren ook steeds belangrijker. Echter, het goed zorgen voor dieren is niet altijd af te dwingen met regels. Dit is onder meer de reden geweest van mijn voornemen het Honden- en Kattenbesluit 1999 (HKB '99) in te trekken (brief aan de Tweede Kamer 2003–2004, 28 286 nr. 4) en de door de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) opgestelde positief- en negatieflijsten over te houden dieren niet in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) op te nemen (brief aan de Tweede Kamer 2003–2004, 28 286 nr. 5). Om over alternatieven voor regelgeving te praten, heb ik de werkconferentie welzijn gezelschapsdieren georganiseerd.

Ik ben van mening dat je een zorgplicht voor dieren hebt op het moment dat je een dier houdt. Het is niet de overheid maar de burger die dieren houdt. Goede zorg voor gezelschapsdieren is niet afdwingbaar met wetten en regels. We komen verder met goede afspraken en onderling vertrouwen. Ik noem dit van «zorgen voor» naar «zorgen dat».

Deze filosofie stond centraal op de werkconferentie die op 11 oktober jl. heeft plaatsgevonden. Het bureau van de RDA was nauw betrokken bij de organisatie. Er waren ruim 40 betrokken (koepel)organisaties uitgenodigd: liefhebbers- en dierenbeschermingsverenigingen, vertegenwoordigers vanuit de handel (ook fokkers en kennels), asielen, opvangcentra, wetenschappers, OM en politie. Vragen als hoe kunnen we, overheid én alle betrokken partijen samen, het welzijn van gezelschapsdieren verbeteren en waarborgen en wat zijn nu precies de problemen, stonden centraal. Daarnaast was het de bedoeling om vooral toekomst- en oplossingsgericht te denken en te komen tot een duidelijke afbakening en verdeling van taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen.

Resultaten

Ik ben van mening dat de werkconferentie als start van een proces geslaagd is. Ten eerste was er een zeer grote opkomst. Daarnaast is er op een constructieve wijze met elkaar gesproken, waarbij vooral naar de toekomst is gekeken. Ik zie dit als een teken dat men begrip heeft voor de omslag van «zorgen voor» naar «zorgen dat». Men is bereid met ons van gedachten te wisselen over hoe we samen het welzijn kunnen waarborgen en verbeteren. Daarnaast ben ik heel verheugd dat de partijen hun verantwoordelijkheid voor dit onderwerp willen nemen en bereid zijn activiteiten op te pakken.

Op de dag stond ten eerste de veranderende tijdgeest centraal: een andere rol van de overheid, mondiger burgers, minder gebruik van wet- en regelgeving om problemen op te lossen. Er werden enkele «best practices» gepresenteerd: initiatieven uit de sector die – zonder regelgeving en directe betrokkenheid van de overheid – het welzijn van gezelschapsdieren verbeteren.

Er zijn workshops georganiseerd over de verantwoordelijkheid van de burger, de verantwoordelijkheid van de sector (waarbij ook het HKB '99 en certificering aan de orde zijn geweest), de handhavingproblematiek en tenslotte de rol van het instrument Identificatie en Registratie (I&R) bij het verbeteren van welzijn van gezelschapsdieren. In alle workshops is eerst uitvoerig over de problematiek gesproken en vervolgens zijn oplossingsrichtingen verkend. Deze zijn aan het eind van de dag plenair gepresenteerd.

Als rode draad in de aanbevelingen vanuit de workshops om het welzijn van gezelschapsdieren te verbeteren zie ik de behoefte bij burgers, handelaren en fokkers aan eenduidige en toegankelijke informatie over gezelschapsdieren. Ook blijkt er behoefte te bestaan aan een certificeringsysteem voor de fokkerij en handel in gezelschapsdieren. Daarnaast zijn er aanbevelingen gedaan over hoe de handhaving op het gebied van welzijn van gezelschapsdieren efficiënter zou kunnen en is er gesproken over de bijdrage van een (al dan niet) verplicht I&R systeem in het welzijn van gezelschapsdieren. Verder in deze brief ga ik in op deze aanbevelingen.

Zoals ik op de conferentie ook heb benadrukt, ben ik van mening dat het niet alleen de verantwoordelijkheid van de overheid is om voor dieren te zorgen. We moeten met elkaar afspraken maken. Als blijkt dat we deze afspraken het beste kunnen borgen met regelgeving, ga ik dat niet uit de weg. Ik wil ook betrokken blijven bij het maken van die afspraken. Ook heb ik toegezegd in 2005 bij te dragen aan «de week van het huisdier» omdat het past bij onze inzichten over de verdeling van verantwoordelijkheden.

Ik concludeer dat de conferentie geslaagd was en dat de partijen samen verder willen werken. We moeten het hier vooral niet bij laten. De conferentie was de start, we moeten nu met elkaar verder aan de slag.

Hoe nu verder?

Ik wil voortvarend aan de slag met de uitkomsten van de conferentie, tezamen met de betrokken partijen die hun bereidheid hiertoe hebben toegezegd. Ik zal de voortgang nauwlettend volgen. Ik wil hier ook het project «Bruikbare rechtsorde» noemen. Dit project van het ministerie van Justitie valt binnen het kader van het brede programma «Andere Overheid» van minister De Graaf. Door LNV is het onderwerp «dierenwelzijn» aangedragen. Dit is één van de zeven deelprojecten. Over de aanpak van «Bruikbare rechtsorde» bent u in juli jl. door minister Donner geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 279, nr. 15). Een aantal medewerkers van dit project was aanwezig op de conferentie. Ook zij zullen aan de slag gaan met de aanbevelingen van de dag, met name over het onderwerp certificering. Naar verwachting zal «Bruikbare rechtsorde» begin 2005 haar eerste resultaten presenteren. Uiteraard zal dit goed afgestemd worden met het onderstaande plan van aanpak voor de uitwerking van de aanbevelingen:

Platform

Ik zal een «Platform gezelschapsdieren» instellen dat zal bestaan uit de meest betrokken leden van de RDA. Dit platform zal de voortgang van het verdere proces bewaken. Over de precieze vorm en werkwijze wordt momenteel met de RDA overlegd. Het is een mogelijkheid dat het platform werkgroepen instelt die de onderstaande onderwerpen zullen behandelen.

Voorlichting en communicatie burger

De gedachte dat het welzijn van gezelschapsdieren benadeeld wordt door een verkeerde attitude ten aanzien van deze dieren en onvoldoende kennis over het houden ervan, wordt breed gedeeld. Tijdens de conferentie zijn suggesties gedaan voor een publiekscampagne en het bundelen van de bestaande informatie van de betrokken partijen. Ik zal die initiatieven steunen. In het Algemeen Overleg met uw Kamer over CITES op 23 september jl. heb ik toegezegd u voor het eind van het jaar te informeren over een integrale positieflijst voor het houden van dieren (artikel 33 van de GWWD). Deze lijst is als zodanig niet op de conferentie besproken. Over de mogelijkheid om een integrale lijst (waar naast welzijnsaspecten ook volksgezondheid en faunavervalsing worden meegenomen) op te stellen heb ik reeds advies aan de RDA gevraagd. Dit betekent niet dat deze lijst in de wet moet worden opgenomen (dat kan ook niet in de GWWD), wel wil ik dat de rol van een dergelijke lijst in de voorlichting naar de burger ook nadrukkelijk wordt meegenomen, hierbij heeft de sector ook een rol.

Uit de conferentie kwam naar voren dat we op het terrein van voorlichting en communicatie relatief eenvoudig veel winst kunnen boeken waardoor het welzijn van gezelschapsdieren verbeterd kan worden. Mogelijk is onderzoek naar de oorzaken van aantasting van welzijn als gevolg van kennisgebrek en een verkeerde attitude, nodig. Ik ben van mening dat het Platform in de eerste helft van 2005 een meer gedetailleerd plan van aanpak over voorlichting en communicatie zou moeten opstellen, zodat er over een jaar ook daadwerkelijk een product, zoals bijvoorbeeld een door de partijen gezamenlijk opgezette website, is opgeleverd.

Certificering

Een certificeringsysteem werd vaak genoemd als een mogelijke oplossing voor problemen in de handel en de fokkerij. Een aanbeveling uit de conferentie was dat onderzocht moet worden welke vorm van certificering het meest effectief is en hoe het in de praktijk kan worden gebracht. Hierbij wil ik nauw betrokken blijven. Ik sluit niet uit dat er uiteindelijk een wettelijk kader nodig zal blijken. Ook moet de registratie voor erfelijkheidsproblemen nader onderzocht worden en zal bezien worden in hoeverre I&R een rol kan spelen. Deze onderwerpen zouden door een werkgroep van het Platform nader onderzocht moeten worden. Ook hiervoor geldt dat de sector dit dan verder zal moeten oppakken zodat we in de loop van 2005 duidelijk hebben welke vorm van certificering mogelijk is. De bedoeling is dat, indien certificering een goed instrument blijkt, dit in 2006 in werking kan treden en het HKB per 1 januari 2006 kan vervangen.

I&R

Op de conferentie liepen de meningen over de vraag of een (verplichte) I&R wezenlijk bijdraagt aan een verbetering van het welzijn voor gezelschapsdieren, uiteen. Ik ben van mening dat we eerst moeten kijken wat het doel is van I&R en of een wettelijke verplichting iets toevoegt. I&R is een instrument waarmee veel verschillende doelen bereikt kunnen worden, zowel voor gezondheid als voor welzijn van dieren. De sector heeft op de conferentie aangegeven de uitvoering van I&R ter hand te willen nemen. Als door de sector wordt aangetoond dat een verplichte en sluitende I&R de enige mogelijkheid is om welzijnsproblemen op te lossen, ben ik bereid dit nader te onderzoeken. Daarnaast zeg ik middelen voor onderzoek en voorlichting toe om de deelname van burgers aan een vrijwillig I&R-systeem te bevorderen. Ik verwacht over I&R in het eerste kwartaal van 2005 een advies van de RDA en het Platform, waarbij de resultaten uit de conferentie betrokken zullen zijn.

Handhaving

Tijdens de conferentie is gebleken dat alle betrokken partijen (bedrijfsleven, handhavers, Openbaar Ministerie) bereid zijn mee te werken aan het verbeteren van de begripsmatige onduidelijkheid op het gebied van welzijnswetgeving waardoor de handhaving effectiever kan geschieden. Om de beschikbare opsporingscapaciteit efficiënter te kunnen inzetten zal er een systematische analyse van het handhavingveld moeten plaatsvinden en zal geïnventariseerd worden wat de mogelijkheden zijn de naleving te bevorderen. Ook dit onderwerp zou door het Platform opgepakt moeten worden. Ik streef ernaar medio 2005 verbeteringen in de handhaving aan te brengen. Dan zal ook besloten zijn of (en hoe) een speciale actie door de Algemene Inspectiedienst en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming eruit zou kunnen zien.

Europese agenda

Een andere aanbeveling op de conferentie was dat de problematiek van het welzijn van gezelschapsdieren op de Europese agenda gezet moet worden. Op dit terrein is geen EU-regelgeving. Ik verwacht dat het moeilijk zal zijn dit onderwerp te agenderen. Aan de andere kant is het heel verheugend dat dierenwelzijn een plek heeft gekregen in de op 29 oktober jl. door regeringsleiders ondertekende Europese Grondwet. Ik zal de komende tijd bezien of ik het onderwerp op de Europese agenda kan krijgen.

Over de onderhavige problematiek heeft u in februari jl. enkele moties ingediend: Ormel c.s. (28 286, nr. 7) over de wettelijke basis voor het welzijn en houden van gezelschapsdieren, Waalkens c.s. (28 286, nr. 10) over toetsing en certificering van de verkoop van huisdieren, Snijder-Hazelhoff c.s. (28 286, nr. 13) over algemene regels voor groepen van huisdieren en Van den Brink c.s. (28 286, nr. 19) over Europese regelgeving voor het houden en verzorgen van gezelschapsdieren. Deze moties zijn betrokken bij de opzet van de conferentie. Ik zal u in het vervolgtraject nader over de uitwerking van de moties informeren.

Ik hoop u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over mijn plannen omtrent het welzijn van gezelschapsdieren. Uiteraard zal ik u op de hoogte houden over het verloop van het verdere proces.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven