nr. 213
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2008
In vervolg op mijn brief van 3 april 2008 (Kamerstukken II 2007/08,
28 286, nr. 209) geef ik u nadere informatie over de uitvoering
van de motie van de leden Cramer en Atsma (Kamerstukken II 2007/08, 31 200
XIV, nr. 120) inzake verrijkte kooien.
De nieuwe regelgeving inzake het verbod op verrijkte kooien zal worden
opgenomen in het Legkippenbesluit 2003. Zoals in voornoemde brief gemeld,
zal worden voorzien in een adequate overgangstermijn voor de circa dertig
bedrijven die de afgelopen jaren hebben geïnvesteerd in een verrijkte
kooi of in een zogenoemde te verrijken kooi. Dat zijn kooien met een zodanige
kooimaat dat zij in een later stadium zonder verdere aanpassing kunnen worden
voorzien van de verplichte inrichtingselementen zoals zitstokken, legnesten
en een strooiselvoorziening.
Benadrukt wordt dat deze overgangstermijn een voorziening is voor bestaande
gevallen. Pluimveehouders die nu nog gaan investeren in deze kooien, al dan
niet in anticipatie op het aangekondigde verbod, komen dus niet in aanmerking
voor deze overgangstermijn. Anders zou het verbod op verrijkte kooien in belangrijke
mate kunnen worden uitgehold, wat niet wenselijk is in het licht van de bescherming
van het dierenwelzijn. Daarom zal worden geregeld dat de overgangstermijn
alleen geldt voor verrijkte of te verrijken kooien die deel uitmaken van een
huisvestingssysteem dat op 17 april 2008 in gebruik was, de dag voor
de dag waarop deze brief Uw Kamer heeft bereikt.
Ook met vóór 18 april 2008 aangegane onomkeerbare investeringsverplichtingen
met betrekking tot deze kooien zal rekening worden gehouden, voor zover de
betrokken houder dit kan aantonen door middel van een verleende milieuvergunning,
dan wel een aangevraagde milieuvergunning in combinatie met een aangevraagde
bouwvergunning, dan wel een melding als bedoeld in het Besluit landbouw milieubeheer
in combinatie met een aangevraagde bouwvergunning. De kooien dienen binnen
twee jaar gereed en in gebruik te zijn.
Een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van het Legkippenbesluit
2003, is in voorbereiding, en zal naar verwachting dit najaar worden gepubliceerd
in het Staatsblad. Daarna zal de maatregel overeenkomstig artikel 110, eerste
lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, aan het parlement worden
overgelegd.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg