28 286 Dierenwelzijn

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 1227 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2021

Met deze brief informeren wij uw Kamer over de intrekking van de maatregelen die we hebben opgelegd aan nertsenhouders wier nertsen besmet zijn geraakt met SARS-CoV-2.

In de beschikking die de NVWA aan de besmette bedrijven heeft opgelegd staat aangegeven aan welk protocol de bedrijven moeten voldoen voordat de besmetstatus kan worden opgeheven. De bedrijven zijn daarmee geblokkeerd. De vaste mest mag, als ontheffing van het verbod op de afvoer van vaste mest1, worden afgevoerd naar een installatie waar de mest wordt verhit of naar een composteerbedrijf. De houders dienen hun bedrijf schoon te maken en nog tweemaal door de NVWA laten ontsmetten. Met deze maatregelen wordt geborgd dat eventueel resterend virus wordt geïnactiveerd zodat de materialen weer veilig kunnen worden gebruikt of worden afgevoerd.

Er zijn nu 20 bedrijven vrij verklaard en zijn er nog 49 die de besmetstatus hebben. Inmiddels is het ruim negen maanden geleden dat het laatste bedrijf besmet is geraakt en is de vraag gerezen of de bedrijven, de materialen en de vaste mest nog een risico vormen voor volks- en diergezondheid, aangezien de hoeveelheid levensvatbaar virus met de tijd afneemt. Daarmee is het ook de vraag of de verplichting tot de opslag en het verbod op de afvoer van vaste mest2, en de verplichte reiniging en dubbele ontsmetting van materialen nog nodig zijn.

We hebben de noodzaak van deze maatregelen opnieuw tegen het licht gehouden. Om een weloverwogen besluit te kunnen nemen over het al dan niet opheffen van deze maatregelen en voorwaarden hebben wij deskundigen uit het consortium dat onderzoek heeft gedaan naar de verspreiding van SARS-CoV-2 bij nertsenhouderijen en deskundigen van het RIVM gevraagd een risicoanalyse te doen3. We hebben gevraagd naar de kans dat mest en nertsenkooien nog levensvatbaar virus bevatten en wat de risico’s zijn voor de volks- en diergezondheid als vaste mest van besmette bedrijven regulier wordt aangewend en de kooien of andere materialen worden gehanteerd, verwerkt en/of gebruikt zonder verdere reiniging en desinfectie.

Afvoer mest

Nertsenhouders van besmette bedrijven mochten vaste mest afvoeren naar een vergister waar de mest zou worden verhit tot een temperatuur van minimaal 70°C4. We hebben gevraagd een inschatting te geven van mogelijke risico's van het regulier aanwenden van vaste mest van besmette nertsenbedrijven, volgens de huidige mestregelgeving, voor de volks- en diergezondheid. De deskundigen hebben het risico voor de dier- en volksgezondheid van het regulier aanwenden van mest als zeer klein geschat: «De kans dat een persoon of dier in de omgeving wordt besmet met SARS-CoV-2 bij regulier aanwenden van de mest op het land wordt als zeer klein ingeschat. Daarmee wordt het risico voor de volks- en diergezondheid eveneens als zeer klein ingeschat

Reiniging en desinfectie van de kooien en ander mogelijk verontreinigd materiaal

Het protocol dat de NVWA de houders heeft opgelegd betrof een reiniging van de kooien en andere materialen die mogelijk waren gecontamineerd met SARS-CoV-2. Na de reiniging voert de NVWA een tweede ontsmetting uit. Na het afvoeren van de mest voert de NVWA een derde ontsmetting uit waarna de NVWA een bedrijf vrijgeeft.

We hebben de deskundigen gevraagd een inschatting te geven van de kans dat er nog virusdeeltjes op de kooien aanwezig is, na de eerste, voorlopige ontsmetting direct na ruiming. «Het consortium neemt aan dat de kans op aanwezigheid van infectieus virus op kooien nog veel kleiner is dan die in vaste mest (verwaarloosbaar klein).» Tevens geven de deskundigen aan dat de kans op besmetting van mensen als er geen verdere R&O van kooien wordt toegepast verwaarloosbaar klein is. «Dit geldt voor alle mensen en dieren (medewerkers, omwonenden, andere professionals) die handelingen met de kooien uitvoeren of daarbij in de buurt komen».

Daarmee is het risico voor de volks- en diergezondheid als materiaal wordt afgevoerd verwaarloosbaar klein.

Aanpassing van de ministeriële Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen

Op basis van de bovengenoemde risicoanalyse achten wij de kans op besmettingen van mensen en/of dieren door het hanteren van de kooien en andere materialen, en het regulier aanwenden van mest zonder aanvullende maatregelen (resp. ontsmetting en verhitting) zeer klein. We hebben besloten dat de houders van de besmette nertsenbedrijven de mest regulier kunnen aanwenden, met in acht neming van de daarbij behorende hygiënemaatregelen en volgens de huidige mestregelgeving.

De maatregelen met betrekking tot de opslag van vaste mest en het verbod op de afvoer van vaste mest (artikel 4.4 Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen) komen te vervallen.

Tevens hebben we besloten dat de NVWA de bedrijven zonder verdere voorwaarden kan vrijgeven.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Artikel 4.4, tweede lid, van de Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen.

X Noot
2

Artikel 4.4, eerste en tweede lid, van de Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Op 11 juni jl. hebben wij u geïnformeerd over het intrekken van een aantal maatregelen die waren opgelegd aan nertsenhouders in Nederland (Kamerstukken28 286 en 25 295, nr. 194). Tevens hebben wij u geïnformeerd over de afvoer van drijfmest van besmette locaties.

Naar boven