28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1197 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2021

Met deze brief stuur ik uw Kamer het Adviesrapport Dodingsmethoden toepasbaar in wildopvangcentra door niet-dierenartsen 1. Het Centre for Sustainable Animal Stewardship (CenSAS, Faculteit Diergeneeskunde Utrecht) geeft in dit rapport de beschikbare en dierwaardige methoden om specifieke diercategorieën in een wildopvangcentrum te euthanaseren. Deze brief informeert u over de uitkomsten van het rapport en de voorgenomen vervolgstappen.

In Nederland bevinden zich ongeveer 100 opvangcentra waar wilde dieren die gewond of ziek zijn worden opgevangen en verzorgd. Het werk dat de opvangcentra verrichten levert een positieve bijdrage voor de diergezondheid en het dierenwelzijn van de fauna in Nederland, maar de opvangcentra ervaren belemmeringen in het werk dat ze verrichten. In 2019 is een overleg gestart tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), de opvangcentra, dierenartsen, dierenwelzijnsorganisaties en andere stakeholders om gezamenlijk te zoeken naar oplossingen voor de problemen waar de opvangcentra tegenaan lopen. Een belangrijk knelpunt dat wordt ervaren, heeft betrekking op de handelingsvrijheid die opvangcentra hebben in het verzorgen van dieren. Het uitvoeren van euthanasie is van belang om de nodige zorg te kunnen bieden door bijvoorbeeld in bepaalde gevallen onnodig lijden van het dier te voorkomen. In de huidige situatie is het verrichten van euthanasie als handeling onder voorwaarden al aan vakbekwame medewerkers van wildopvangcentra toegestaan. Tijdens de gevoerde gesprekken kwam naar voren dat in de praktijk in sommige gevallen kennis ontbreekt over de verschillende methodes. Gezien deze kennisbehoefte heeft CenSAS op verzoek van LNV onderzoek gedaan om inzichtelijk te maken welke vormen van euthanasie er beschikbaar, geschikt en het diervriendelijks zijn voor de meest voorkomende opgevangen dieren.

Adviesrapport CenSAS

In het rapport wordt aanbevolen om kennis en kunde over euthanasie te vergroten door medewerkers trainingen te laten volgen. LNV zal met de wildopvangcentra in gesprek treden over de manier waarop ze deze trainingen vorm gaan geven. In het rapport wordt tevens aanbevolen verder wetenschappelijk onderzoek te doen naar het gebruik van kalmeringsmiddelen met UDA- of URA-status (uitsluitend verkrijgbaar op recept van een dierenarts) bij wilde dieren. Onderzoekers kunnen nu geen concrete adviezen hierover geven, omdat er beperkt onderzoek naar is gedaan. Over de wenselijkheid van deze aanbeveling gaat LNV met de opvangcentra en dierenartsen verder in gesprek.

In het rapport wordt verwezen naar de oplossingsrichting om een uitbereiding op de «verlengde arm constructie» wettelijk mogelijk te maken, waardoor een paraveterinair of anderszins bevoegd persoon zonder aanwezigheid van de dierenarts, maar op aanwijzen en/of onder verantwoordelijkheid van de dierenarts bedwelmings- en euthanasiemiddelen toe kan dienen, waarvan het gebruik enkel aan de dierenarts is voorbehouden. Dit is in de huidige wetgeving niet mogelijk. De betrokkenheid van de dierenarts of het voorbehouden van bepaalde handelingen aan een dierenarts is zo geregeld met het oog op dierenwelzijn en in verband met de veiligheid van personen die met bepaalde middelen mogen werken. Het eventueel verruimen van de mogelijkheden om ook anderen bepaalde handelingen te laten verrichten of met bepaalde middelen te laten werken mag geen afbreuk doen aan de bescherming van mens en dier. LNV onderzoekt momenteel, in overleg met vertegenwoordigers van de beroepsgroep dierenartsen, of dit mogelijk gemaakt zou kunnen gaan worden en onder welke voorwaarden.

Het adviesrapport richt zich daarnaast op de diersoorten die vaak worden opgevangen in wildopvangcentra (kleinere zoogdiersoorten zoals marterachtigen, konijnen, hazen, egels, vleermuizen, eekhoorns en andere knaagdieren, en in het wild voorkomende vogelsoorten zoals duiven, hoenderachtigen, uilen en roof-, zang-, water- en zeevogels). Voor elk van de diersoorten worden de geschikte dodingsmethoden besproken, waarbij zowel wettelijke als dier-ethische aspecten zijn meegewogen. Dit rapport geeft handvatten voor vakbekwame medewerkers (en dierenartsen) om dieren dierwaardig te doden en vervult daarmee voor een belangrijk deel de kennisbehoefte van de vakbekwame medewerkers. Het laat echter ook zien, dat niet voor alle diersoorten een optimale methode beschikbaar is die kan worden toegepast door vakbekwame medewerkers van een wildopvangcentrum. Het rapport concludeert dat er euthanasiemethodes voor de wildopvangcentra bruikbaar en beschikbaar zijn (fysieke methoden en gebruik van CO2 gas). Overige methoden kennen restricties vanwege veiligheidsrisico’s en wettelijke bepalingen rond het gebruik van diverse (diergenees)middelen.

Vervolg

Om de kennis uit het rapport goed over te brengen wordt een (digitale) bijeenkomst georganiseerd voor de betrokken wildopvangcentra en dierenartsen waarbij de onderzoekers van CenSAS de onderzoeksresultaten presenteren en vragen kunnen beantwoorden. Tevens stelt CenSAS een publiekssamenvatting op waarin de meest belangrijke en praktische informatie uit het rapport wordt toegelicht. De onderzoekers blijven daarnaast voor een periode van drie maanden beschikbaar om vragen vanuit de wildopvanglocaties en dierenartsen over dodingsmethodes te beantwoorden.

Het is u bekend dat ik de Raad voor de Dieraangelegenheden (RDA) heb gevraagd om met een zienswijze te komen of en hoe een hulpbehoevend dier uit de natuur moet worden geholpen en bij wie de zorgplicht voor deze dieren ligt. Ik verwacht deze zienswijze binnenkort. Ik zal uw Kamer hierover later informeren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven