28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1172 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag. 10 februari 2021

Uw Kamer heeft op 8 februari jl. gevraagd om informatie over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving (Kamerstuk 35 398), waaronder documenten over de Europese diergezondheidsverordening (EU) nr. 2016/429 (hierna: DGV). Met deze brief kom ik aan dat verzoek tegemoet. Ik ga daarbij eerst in op de Europese stand van zaken in algemene zin en daarna specifiek voor de onderwerpen identificatie en registratie en certificatie. Daarna geef ik nadere toelichting op de stand van zaken van de aanpassingen van de nationale regelgeving over diergezondheid.

Algemene stand van zaken Europese regelgeving

De DGV bevat grondslagen om de verordening door de Europese Commissie (EC) nader uit te werken in gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen. De DGV en de daarop gebaseerde gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen worden op 21 april 2021 van toepassing. Er zijn inmiddels gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen voor diverse onderwerpen vastgesteld en gepubliceerd1. De EC is ook nog een aantal gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen aan het ontwikkelen. In de bijlage bij deze brief heb ik een schematisch overzicht van de samenhang en de stand van zaken van de Europese regelgeving opgenomen.

De EC betrekt de lidstaten bij de ontwikkeling van deze verordeningen in expertgroepen en het Comité voor diergezondheid (SCoPAFF). In dit Comité worden de lidstaten regelmatig door de EC geïnformeerd over de stand van zaken van de verschillende gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen, de presentaties hierover worden op de openbare website2 van het Comité geplaatst. Voor de Nederlandse inbreng in deze werkgroepen en het Comité wordt rekening gehouden met het standpunt van Nederlandse belanghebbenden.

Daarnaast worden concepten van gedelegeerde- en uitvoeringsverordeningen door de EC geconsulteerd op de « have your say» website3 en kunnen burgers en bedrijven hierover hun mening geven.

Stand van zaken identificatie en registratie (I&R) in Europese regelgeving

Naast de algemene verplichtingen ten aanzien van I&R van dieren in de DGV zelf bevat gedelegeerde verordening (EU) nr. 2019/2035 regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, vervoerders van landdieren, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren. De gedelegeerde verordening is reeds vastgesteld en gepubliceerd. Aanvullend hier op zijn er nog drie uitvoeringsverordeningen voor I&R in ontwikkeling.

Ten eerste een uitvoeringsverordening met daarin eisen voor I&R van runderen, schapen, geiten, varkens, kameelachtigen, hertachtigen en papegaai-achtigen. Deze verordening gaat onder andere over de technische eisen aan de identificatiemiddelen en meldtermijnen voor deze diersoorten. Deze verordening is nog in concept, maar in een vergevorderd stadium. Naar verwachting zal de EC deze binnenkort op de «have your say» website publiceren voor consultatie. Een belangrijk aandachtspunt voor Nederland in deze verordening zijn de regels voor het vervangen van het identificatiemiddel van schapen en geiten als ze deze verloren zijn. Op verzoek van Nederland is het concept zo aangepast dat de huidige werkwijze hiervoor, namelijk het dier voorzien van nieuwe identificatiemiddelen met een nieuw nummer, mogelijk blijft.

Ten tweede is er een uitvoeringsverordening in ontwikkeling voor I&R van paardachtigen. Deze verordening bevat met name operationele en technische eisen voor het paardenpaspoort, een belangrijk onderdeel van I&R voor paardachtigen. Deze uitvoeringshandeling is ook in vergevorderd stadium en staat momenteel op de «have your say» website ter consultatie tot 4 maart 20214. Over I&R van paardachtigen heb ik uw kamer 7 december 2020 nog geïnformeerd naar aanleiding van vragen hierover (Kamerstuk 28 286, nr. 1163).

Ten derde is de EC een uitvoeringsverordening aan het ontwikkelen op basis waarvan lidstaten bepaalde uitzonderingen voor I&R van bepaalde diersoorten kunnen gaan toestaan. Uw Kamer vraagt om de vastgestelde versie van deze verordening. Deze kan ik echter nog niet verstrekken aangezien zij nog in voorbereiding is bij de EC en er ook nog geen concept beschikbaar is. Ik heb uw Kamer in de brief over I&R van paarden van 7 december 2020 (antwoord op vraag 2) geïnformeerd over mijn inzet voor deze verordening en voor welke diersoorten en categorieën Nederland een mogelijkheid wil krijgen om uitzonderingen toe te kunnen gaan staan. Dit standpunt is meermaals aan de EC kenbaar gemaakt en ik zal mij er bij de verdere ontwikkeling van deze uitvoeringsverordening vanzelfsprekend voor inzetten om de Nederlandse wensen daar zo goed mogelijk in mee te laten nemen. Indien hier meer over bekend is, zal ik uw Kamer informeren. De uitzonderingen zullen te zijner tijd geregeld moeten worden in een ministeriële regeling. Dat is echter pas mogelijk als de uitvoeringsverordening is vastgesteld.

Er is een mogelijkheid dat het, gezien de planning en procedure van deze uitvoeringsverordening, niet mogelijk zal zijn om de uitzonderingen voor 21 april 2021 in een ministeriële regeling opgenomen te hebben.

In dat geval zal in Nederland, vanaf 21 april 2021 totdat de uitzonderingen in de nationale regels opgenomen zijn, geen uitvoering gegeven worden aan nieuwe registratieplichten in DGV voor diersoorten of diercategorieën die later op basis van de uitvoeringsverordening alsnog uitgezonderd kunnen gaan worden. Mocht de uitkomst zijn dat voor bepaalde diersoorten nieuwe registratieplichten gaan gelden, dan zal er een redelijke overgangstermijn in acht genomen worden om systemen aan te passen en houders tijd te geven de registratie uit te voeren. Hierbij is relevant dat de EC zich er bewust van is dat lidstaten bepaalde zaken, die samenhangen met nu nog niet vastgestelde gedelegeerde- en uitvoeringsverordeningen, pas na 21 april kunnen gaan uitvoeren. Voor paardachtigen zullen er, zoals ik ook in mijn brief van 7 december jl. heb aangegeven, geen uitzonderingen komen voor de verplichting om locaties waar paardachtigen gehouden worden te gaan registreren. De voorbereiding voor de invoering hiervan en de communicatie er over zijn in volle gang.

Uitzonderingen op de certificatieplicht

De certificatieplicht voor verplaatsingen van dieren tussen lidstaten op basis van de DGV is diersoort specifiek en geregeld in gedelegeerde verordening (EU) nr. 2020/688. Als er voor een bepaalde diersoort geen certificatieplicht geldt, moet de houder bij het verplaatsen van zijn dieren wel een eigen verklaring invullen over de dieren die naar een andere lidstaat verplaatst worden. Gezelschapsdieren van de soorten die in bijlage I van de DGV staan mogen, in het geval van niet commercieel verkeer, zonder certificaat naar een andere lidstaat verplaatst worden. Specifiek voor paarden is er een mogelijkheid om bepaalde categorieën onder voorwaarden zonder certificaat naar een andere lidstaat te verplaatsen, mits lidstaten daar onderling afspraken over hebben gemaakt. Zie tevens mijn antwoord op vraag 33 in de hiervoor aangehaalde brief van 7 december 2020 over I&R van paarden.

Er is geconstateerd dat gedelegeerde verordening (EU) nr. 2020/688 op een aantal punten gecorrigeerd moet worden, daarom is de EC bezig met een aanpassing van deze verordening en heeft de EC de voorgestelde aanpassingen met de lidstaten in een expertwerkgroep besproken. Een van de voorgenomen aanpassingen heeft betrekking op een uitzondering van de certificatieplicht. De DGV geeft lidstaten de mogelijkheid om onderling afspraken te maken over het afwijken van bepaalde regels voor verplaatsingen van dieren indien de dieren naar een andere lidstaat worden verplaatst voor recreatief gebruik, sportieve en culturele evenementen, werken in grensgebied en begrazing. Het was echter niet geregeld dat voor dergelijke verplaatsingen, zoals grensbeweiding, ook een uitzondering op de certificatieplicht mogelijk is. De EC zal dat met de aankomende aanpassing van verordening (EU) nr. 2020/688 corrigeren.

Nederland heeft tijdens het overleg over de aanpassingen van deze verordening gepleit voor een uitzondering op de certificatieplicht voor wedstrijdduiven en siervogels. Certificatie van deze categorieën vogels zal namelijk voor extra lasten voor de houders en de NVWA zorgen, terwijl het voor deze categorieën vogels ook mogelijk is ze veterinair verantwoord te verplaatsen zonder een certificaat.

Ik ben nog met de EC in gesprek over dit onderwerp. Zodra duidelijk is of de geplande aanpassing van verordening (EU) nr. 2020/688 ook een oplossing voor verplaatsing van wedstrijdduiven en siervogels zal bieden zal ik uw kamer informeren.

Stand van zaken aanpassing nationale regelgeving

Omdat de DGV 21 april dit jaar van toepassing wordt, is het noodzakelijk om de nationale regels voor diergezondheid voor die datum aangepast te hebben. De aanpassing van de nationale regelgeving is noodzakelijk, omdat de huidige nationale regelgeving voor een groot deel bestaat uit implementatie van Europese richtlijnen op het gebied van diergezondheid. Deze richtlijnen worden door de DGV vervangen en daarom moet alle nationale implementatieregelgeving aangepast worden. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als er in de bestaande regelgeving wordt verwezen naar Europese regelgeving die vervangen wordt door de DGV, of als Europese regelgeving onderwerpen of delen van onderwerpen zodanig reguleert dat er geen ruimte meer is voor nationale regelgeving. De DGV en de daarop gebaseerde uitvoerings- en gedelegeerde verordeningen zijn rechtstreeks van toepassing in de lidstaten. Er is echter nog wel nationale regelgeving nodig. Ten eerste om de DGV uit te kunnen voeren en ten tweede zijn er nationale aanvullende regels nodig om preventie, monitoring en bestrijding van dierziekten goed uit te kunnen voeren. De aanpassing van de nationale regelgeving wordt gecombineerd met het inwerking laten treden van het diergezondheidsdeel van de Wet dieren. Na 21 april zullen nationale regels voor diergezondheid niet langer op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) gebaseerd zijn, maar op de Wet dieren.

Om de benodigde aanpassingen op wetsniveau door te voeren voorziet het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving (Kamerstuk 35 398) in enkele aanpassingen. Dit wetsvoorstel is een technisch voorstel zonder beleidsinhoud en past de Wet dieren op een aantal punten aan om de DGV goed uit te kunnen voeren. Uw Kamer vraagt naar de uitvoeringstoets van de NVWA bij deze wet. Gezien het technische karakter van dit wetsvoorstel en feit dat de wet alleen mogelijk maakt dat de DGV kan worden uitgevoerd is de NVWA niet om een uitvoeringstoets gevraagd.

Uw Kamer vraagt tevens naar de regeldrukeffecten van het Wetsvoorstel en de DGV. Het Wetsvoorstel heeft geen regeldrukeffecten aangezien het alleen technische aanpassing van de Wet dieren voorstelt om de DGV uit te kunnen voeren. Ten aanzien van de regeldrukeffecten van de DGV zelf geldt dat deze effecten voor Nederland een gegeven zijn. Bij het opstellen van het ontwerp van de diergezondheidsverordening heeft de Europese Commissie destijds een impact assessment5 opgesteld, waarin is ingegaan op de economische gevolgen van de nieuwe voorgestelde Europese regelgeving.

De verwachting is dat de economische effecten van de verordening over het geheel genomen positief zijn, aangezien de verordening moet zorgen voor betere preventie en daarmee voor minder uitbraken en effectievere aanpak van uitbraken. Ik verwijs hiervoor ook naar hoofdstuk 4 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstuk 35 398, nr. 3) en de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel (Kamerstuk 35 398, nr. 6) waar ik ook op de regeldrukeffecten van de DGV ben ingegaan. Naast dit wetsvoorstel zal op korte termijn een tweede wetsvoorstel voor aanpassing van de Wet dieren (Actualisering diergezondheidsregels in de Wet dieren) bij uw Kamer worden ingediend. Dit wetsvoorstel stelt een aantal technische en inhoudelijke aanpassingen van de Wet dieren voor die niet direct samenhangen met de DGV, maar die voortkomen uit de wens de Wet dieren op een paar punten te actualiseren. In de memorie van toelichting bij dit tweede wetsvoorstel ga ik in op de toetsen die op het voorstel zijn uitgevoerd, waaronder de uitvoeringstoets door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de reactie van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR).

Ik bereid tevens een algemene maatregel van bestuur (AMvB) voor om de DGV uit te kunnen voeren en aanvullende nationale regels voor diergezondheid vast te leggen. Een concept van deze AMvB is van 14 juli 2020 tot en met 26 augustus 2020 middels internetconsultatie geconsulteerd. De AMvB ligt momenteel voor advisering bij de Raad van State. Ik verwacht het advies op korte termijn, waarna ik het nader rapport zal opstellen, Hierna zal ik uw Kamer over deze AMvB informeren. Het streven is de AMvB op 1 april a.s. te publiceren, aangezien deze nationale regels ook op 21 april 2021 in werking moeten treden. Tevens bereid ik een ministeriële regeling voor, die ook rond 1 april 2021 gepubliceerd zal worden zodat de nieuwe nationale regels op 21 april 2021 in werking kunnen treden. In de brief waarmee ik de AMvB aan uw Kamer zal sturen, zal ik uw Kamer ook nader informeren over de ministeriële regeling.

Het grootste deel van de nationale regels die nu aanvullend zijn op de Europese regelgeving zullen in de AMvB en de ministeriële regeling behouden blijven. Voor veel onderwerpen is er in de AMvB en de ministeriële regeling sprake van één op één omhangen van bestaande regels die op de Gwwd gebaseerd zijn naar de Wet dieren. Van de gelegenheid is wel gebruik gemaakt om een aantal zaken in de nationale regels te actualiseren, te vereenvoudigen of te zorgen dat de nationale regels beter op de DGV aansluiten. Aangezien de aanpassingen in de nationale regels aanvullend op de DGV relatief beperkt zijn, zijn de regeldruk gevolgen van de AMvB en de ministeriële regeling ook beperkt. Een concept van de AMvB is voor advisering aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd. ATR heeft gezien de beperkte regeldrukeffecten echter besloten geen formeel advies op de AMvB uit te brengen.

Tenslotte vraagt uw Kamer naar het interventiebeleid van de NVWA voor de nieuwe diergezondheidsregels. De NVWA zal, zodra alle nieuwe Europese en nationale regelgeving gereed is, het bestaande specifieke interventiebeleid6 gaan aanpassen op basis van deze nieuwe regelgeving. De verwachting is dat in het najaar in concept gereed zal zijn.

Zoals de NVWA ook bij het vernieuwen van het interventiebeleid voor identificatie en registratie van dieren heeft gedaan, zal NVWA het bedrijfsleven en de sectorpartijen informeren over het nieuwe specifieke interventiebeleid.

In de tussentijd kan de NVWA het bestaande specifieke interventiebeleid gebruiken voor nieuwe regelgeving die inhoudelijk gelijk is gebleven aan de huidige regelgeving. Indien het bestaande specifieke interventiebeleid voor bepaalde onderwerpen niet gebruikt kan worden, is het algemene interventiebeleid van toepassing.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Bijlage

Toelichting

Bovenstaande schema is door de Europese Commissie opgesteld om de lidstaten te informeren over de stand van zaken van de ontwikkeling van gedelegeerde- en uitvoeringsverordeningen die op de Diergezondheidsverordening gebaseerd zijn en worden. De rechthoekige blokken staan voor uitvoeringsverordeningen en de ovale vlakken staan voor gedelegeerde verordeningen. De groene delen zijn gereed en vastgesteld, de gele delen zijn nog in ontwikkeling. De verschillende delen zijn verdeeld in de vijf onderdelen van de Diergezondheidsverordening.

Naar boven