nr. 277a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 7 december
2001 en het nader rapport d.d. 12 maart 2002, aangeboden aan de Koningin door
de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 10 oktober 2001, no.01.004763, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst, bij de Raad van State
ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen
de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Nieuw-Zeeland;
's-Gravenhage, 30 juni 2000 (Trb.2001, 102), met toelichtende nota.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 10 oktober
2001, no. 01 004763, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 7 december 2001, nr. W12.01.0517/IV, bied ik U hierbij aan.
Het Verdrag betreft een herziening van de op 8 oktober 1990 te Wellington
totstandgekomen Overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en Nieuw-Zeeland. Redenen voor aanpassing zijn de verhoging
van de pensioengerechtigde leeftijd in Nieuw-Zeeland, de inwerkingtreding
in Nederland van de Wet beperking export uitkeringen en de Wijzigingswet beperking
export uitkeringen, en het bestaan van een aantal praktische knelpunten bij
de toepassing van de huidige overeenkomst. De Raad van State maakt de volgende
opmerkingen bij het Verdrag en de toelichtende nota.
1. Het uitwisselen van gegevens
De verdragswijziging betreft onder meer een uitbreiding van de informatieplicht
omtrent uitkeringsgerechtigden. In artikel 20 is nu ook bepaald dat de uitvoeringsorganen
elkaar inlichtingen dienen te verstrekken om uitkeringsgerechtigden, premies
en schulden te kunnen vaststellen. Deze verplichting geldt ook voor gegevens
die in het bezit zijn van de belastingdienst. Het nieuwe artikel 21 breidt
de wederzijdse informatieplicht uit tot medische gegevens.
Artikel 20, achtste lid, bepaalt dat het recht van het ontvangende land
inzake de bescherming van persoonsgegevens van toepassing is. Verstrekking
van persoonsgegevens aan een derde land, in dit geval Nieuw-Zeeland, dient
te voldoen aan de criteria die zijn vermeld in artikel 25 van de richtlijn
betreffende persoonsgegevens van natuurlijke personen.1 Het college wijst in dit verband op het advies van de
Raad met betrekking tot het Verdrag inzake sociale zekerheid met Zuid-Afrika.1
Gelet op het voorgaande dient in de toelichtende nota te worden ingegaan
op de vraag of met de artikelen 20 en 21 van het Verdrag wordt voldaan aan
de criteria van de hiervoor bedoelde richtlijn. Zo niet, dan verdient het
aanbeveling daar bij de eerstvolgende gelegenheid alsnog zorg voor te dragen.
2. Samenloop van uitkeringen
Artikel 19 bevat bepalingen om de ongewenste gevolgen weg te nemen die
kunnen voortkomen uit de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen. Artikel
19, tweede lid, bepaalt dat de vorderingen die uit de toepassing van het Verdrag
uit 1990 zijn voortgekomen, ponds-pondsgewijs worden afgeboekt door het ABP
en het Nieuw-Zeelandse uitvoeringsorgaan. Deze bepaling is moeilijk leesbaar
en zou om die reden nader toegelicht moeten worden. De Raad denkt daarbij
aan een rekenvoorbeeld.
Conform het advies van de Raad van State is de toelichtende nota met twee
passages aangevuld.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld Verdrag
wordt overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.F. Hoogervorst, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen
het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende
goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
J. J. van Aartsen
Ambtelijk door te geven kanttekening bij zaak no. W12.01.0517/IV
– Op bladzijde 3, vierde alinea van de nota van toelichting «artikel
19, derde lid» vervangen door: artikel 19, tweede lid.