28 274
Goedkeuring van de op 29 oktober 2001 te Luxemburg totstandgekomen Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, met Bijlagen en Protocollen (Trb. 2002, 23)

nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2002

Bij deze wil ik u graag informeren over de stand van zaken omtrent de samenwerking van Kroatië met het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY), alsmede de gevolgen daarvan voor de Stabilisatie en Associatieovereenkomst tussen Kroatië en de Europese Unie (SAO). Deze brief dient tevens ter beantwoording van de vraag van het Lid Blaauw over de gezondheidssituatie van Bobetko (en de mogelijke gevolgen hiervan voor de procedure voor het ICTY), gesteld tijdens het AO RAZEB van 5 december jl.

Sinds september jl. is, als gevolg van de Kroatische reactie op het ICTY verzoek tot uitlevering van de Kroatische (oud) Generaal Bobetko, de relatie tussen het ICTY en Kroatië verslechterd. De Nederlandse Regering hecht groot belang aan volledige samenwerking van Kroatië met het ICTY en is dan ook tot het besluit gekomen om het deponeren van de akte van ratificatie uit te stellen.

De Bobetko-zaak

Op 23 september jl. ontving de Kroatische regering een arrestatiebevel, een verzoek tot uitlevering, alsmede de aanklacht tegen Generaal Bobetko. In de aanklacht worden Bobetko onder meer misdaden tegen de mensheid tijdens een militaire operatie in de zogeheten «Medak-pocket» (nabij Gospic, Zuid/Midden-Kroatië) ten laste gelegd. In plaats van mee te werken aan de arrestatie en uitlevering besloot de Kroatische regering op 27 september en 4 oktober om beroepen tegen de aanklacht in te dienen. Ook werd de aanklacht aan het Kroatische Constitutionele Hof voorgelegd. De beroepen en de verwijzing naar het Constitutionele Hof zijn alom beschouwd als een vertragingstactiek van de Kroatische regering, zonder werkelijke juridische grondslag. Het Constitutionele Hof gaf op 13 november aan niet competent te zijn om de Bobetko-zaak te behandelen. Zoals verwacht, werden de Kroatische beroepen afgewezen door de beroepskamer van het ICTY 29 november 2002.

Inmiddels was de aandacht steeds nadrukkelijker komen te liggen op de medische conditie van de op 15 november gehospitaliseerde Generaal Bobetko. De Kroatische regering gaf op dezelfde dag te kennen dat de ICTY aanklacht naar de bevoegde rechtbank te Zagreb werd doorgeleid. De «Zagreb County Court» benoemde vervolgens een team van specialisten om de medische conditie van Bobetko te bepalen. Op 28 november berichtte de rechtbank op basis van de bevindingen van het medisch team aan het Kroatische Ministerie van Justitie dat de Generaal lichamelijk niet in staat is om terecht te staan. Deze conclusie werd vervolgens door de Kroatische autoriteiten formeel aan het ICTY overgebracht. De openbare aanklager van het Tribunaal beraadt zich nu op een reactie.

De Kroatische houding in de Bobetko-zaak is door de internationale gemeenschap sterk afgekeurd. In een toespraak voor de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gaf de President van het Tribunaal te kennen dat hij sterk overwoog bij aanhoudende frustratie van de procedure door Kroatië formeel melding te maken bij de Veiligheidsraad van de Kroatische tegenwerking. De Europese Unie gaf middels de conclusies van de Raad van Algemene Zaken en Externe Betrekkingen in oktober en november te kennen dat zonder de volledige samenwerking met het ICTY de verdere toenadering tot de EU ernstig in gevaar zou komen.

De Stabilisatie en Associatieovereenkomst Kroatië – Europese Unie

De Stabilisatie en Associatieovereenkomst EU – Kroatië werd op 29 oktober 2001 getekend. De Europese Gemeenschap, Kroatië en Lidstaten zijn ondertekenaars. In de Overeenkomst wordt herbevestigd dat Kroatië een «potentiëel kandidaat-lid» is van de EU en in artikel 2 van de Overeenkomst worden de zogeheten «essentiële elementen» van de Overeenkomst opgesomd. Respect voor de beginselen van internationaal recht is een van deze elementen. De Overeenkomst kan pas in werking treden als deze door alle 15 lidstaten is geratificeerd. Vijf lidstaten hebben de nationale ratificatieprocedure reeds geheel afgerond: Oostenrijk (15 maart 2002), Ierland (6 mei 2002), Denemarken (8 mei 2002), Spanje (4 oktober 2002) en Duitsland (18 oktober 2002).

De Tweede en Eerste Kamer gaven op respectievelijk 2 juli 2002 en 10 september 2002 goedkeuring aan de Stabilisatie en Associatieovereenkomst EU – Kroatië. Na het verlopen van de verplichte periode van nationale referendabiliteit op 1 januari 2003 zal met het deponeren van de akte van bekrachtiging bij het Raadssecretariaat te Brussel de ratificatie van de Overeenkomst formeel kunnen worden afgerond.

Uitstel afronding nationale ratificatie

In het licht van de huidige situatie omtrent Generaal Bobetko kiest de Regering ervoor het voltooien van de Nederlandse ratificatieprocedure vooralsnog uit te stellen. Het uitstel wordt in de praktijk bewerkstelligd door het deponeren van de akte van bekrachtiging bij het Raadssecretariaat te Brussel voorlopig aan te houden. Deze handeling past in het kader van het Nederlands beleid dat weliswaar de toenadering van Kroatië tot de Europese Unie ondersteunt, maar daarbij het nakomen van de internationale verplichtingen van het land als een belangrijke voorwaarde stelt. Alvorens de ratificatie af te ronden zal dan ook voldoende vooruitgang moeten worden geboekt in de Bobetko-kwestie. De regering zal bij de beoordeling over de mate van voortgang het oordeel van het ICTY betrekken. Zulks zal de Regering ook communiceren naar de EU-partners en de Kroatische regering.

De gekozen lijn is bovendien een signaal aan de Federale Republiek Joegoslavië en Bosnië (waarmee de EU nog niet over een SAO onderhandelt) dat Nederland samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal met als doel de opsporing, arrestatie en berechting van oorlogsmisdadigers uiterst serieus neemt. Voor uw informatie zij vermeld dat het Verenigd Koninkrijk Nederland reeds voorging. Begin november gaf de Britse regering publiekelijk te kennen haar Memorie van Toelichting inzake de SAO EU-Kroatië als gevolg van de Bobetko-kwestie niet naar het Lagerhuis te zullen sturen. De Nederlandse en Britse regeringen handelen hiermee in de geest van de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, zoals eerder omschreven.

Vanzelfsprekend zal ik u in het geval van nieuwe ontwikkelingen nader informeren.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. G. de Hoop Scheffer

Naar boven