Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28274 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum indiening |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28274 nr. 5 |
Ontvangen 13 juni 2002
De regering heeft met belangstelling kennis genomen van het verslag van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal naar aanleiding van het voorstel van wet houdende goedkeuring van bovengenoemd verdrag.
Naar aanleiding van de vraag van de leden van D66 of het niet eigenaardig is dat in 1995 onderhandelingen werden gestart tussen de Europese Unie en Kroatië over een beperktere Overeenkomst merkt de regering het volgende op. De onderhandelingen tussen de EU en Kroatië over een Samenwerkings- en een Vervoersovereenkomst die in 1995 van start gingen, waren zeer specifiek en technisch van aard en dienden het directe eigenbelang van de Unie. Ook met andere landen uit voormalig Joegoslavië (Slovenië, Macedonië) werden in die periode dergelijke onderhandelingen gestart. De onderhandelingen met Kroatië konden echter niet worden afgerond doordat de EU haar politieke betrekkingen met Kroatië bevroor nadat dit land circa 200 000 etnische Serviërs uit de provincie Krajina had verdreven.
De leden van D66 vragen of de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de EU en Kroatië bestaat uit standaardcomponenten of dat wellicht gebruikelijke componenten ontbreken dan wel dat andere, speciaal op Kroatië gerichte componenten zijn toegezegd en, zo ja, welke. Kroatië is het tweede land in de Westelijke Balkan waarmee de EU een Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (SAO) sluit. SAO's hebben een vergelijkbare structuur. De belangrijkste artikelen (ondermeer evolutieve clausule, mensenrechten, politieke dialoog, regionale samenwerking, terug- en overname, asielbeleid WTO-conformiteit, vrije markt economie, non-discriminatie beginselen, begin met overname van acquis communautaire op kerngebieden) zijn identiek. Tegelijkertijd worden SAO's zogezegd «op maat gesneden» waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke aspecten, administratieve capaciteit en ontwikkelingspotentieel per land. Hieronder volgen de belangrijkste verschillen tussen de SAO met Kroatië en de SAO met Macedonië:
– Met Kroatië streeft de EU naar associatie en vrijhandel binnen een periode van zes jaar (bij Macedonië is dat 10 jaar);
– De associatie met Kroatië wordt geleidelijk tot stand gebracht zonder formeel evaluatiemoment. Met Macedonië moet de vooruitgang vier jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst door de Stabilisatie- en Associatieraad worden geëvalueerd; er moet dan ook een formeel besluit worden genomen over de overgang naar en de duur van de tweede fase (maximaal zes jaar);
– Kroatië heeft langere overgangstermijnen bedongen voor de verkoop aan buitenlanders van tweede huisjes aan de toeristische kust;
– Voor bepaalde gevoelige producten (knoflook, karpers, suikerwerk) heeft Kroatië langere overgangstermijnen met betrekking tot vrijhandel bedongen;
– Kroatië heeft zichzelf snellere termijnen opgelegd dan Macedonië met betrekking tot overname van het acquis (onder meer afschaffing van staatsmonopolies, toepassing van de communautaire regelgeving betreffende vrij verkeer van kapitaal, bescherming van de intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten).
De leden van de D66-fractie vragen verder of de uitzonderlijke handelspreferenties voor de Westelijke Balkan (Verordening (EG) nr. 2007/2000) uitsluitend gelden voor een eenmalige periode van vijf jaar. Het antwoord hierop is dat de Verordening asymmetrische handelspreferenties afloopt in 2006. Tegen die tijd zal worden bezien of verlenging noodzakelijk is.
Deze leden vragen voorts hoeveel Kroatië ontvangt aan Nederlandse MATRA- en PSO-gelden en of Nederland de tweede bilaterale donor is door bewust beleid of door tekortschieten van andere EU-partners. In 2001 ontving Kroatië ruim 9 Meuro aan Nederlandse steun (committeringen) uit MATRA- en PSO-gelden. Daarbij kan worden aangetekend dat dit bedrag door omstandigheden in 2001 uitzonderlijk hoog was. Dankzij deze programma's was Nederland in 2001 inderdaad een grote donor in Kroatië. In veel andere lidstaten staan vergelijkbare programma's niet open voor Kroatië. Zij richten zich veelal meer op de kandidaat-lidstaten en laten de hulpverlening aan Kroatië over aan Wereldbank en de Europese Commissie.
De vraag van de leden van de D66-fractie of de mensenrechtenparagraaf in de preambule een standaardtekst betreft kan met «ja» worden beantwoord. De tekst in de preambule is identiek aan de tekst van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met Macedonië. Ook is de mensenrechtenparagraaf in artikel 2 identiek aan de formulering in overige pijleroverstijgende Overeenkomsten die de EU met derde landen heeft gesloten (bijvoorbeeld de euromediterrane associatie-akkoorden).
Voorts vragen deze leden hoe de intra-regionale samenwerking van Kroatië met derde landen wordt getoetst en of dit in feite een ontbindende voorwaarde is voor zowel de Overeenkomst als de status van potentiële toetreder tot de EU. De regering antwoordt hierop alsvolgt. Intra-regionale samenwerking wordt getoetst door te monitoren welke Overeenkomsten Kroatië met de (buur)landen in de regio heeft gesloten (vrijhandelhandel, vrij verkeer van personen, investeringsbescherming, vervoer, telecommunicatie en dergelijke) en te meten of Kroatië deze Overeenkomsten ook daadwerkelijk implementeert. Voorts wordt de voortgang van de politieke dialoog (over vluchtelingenterugkeer, grensgeschillen en dergelijke) tussen Kroatië en zijn buurlanden voortdurend aan analyse onderworpen. Tot slot worden in dit proces ook onderlinge contacten tussen non-gouvernementele organisaties en de civil society meegewogen (ook uitwisselingen van studenten en de private sector). Intra-regionale samenwerking is een van de belangrijkste hoekstenen van het Stabilisatie- en Associatieproces en als zodanig een kernelement in de dialoog die de EU met deze landen voert. Het tempo van de toenadering tot Europese structuren is mede afhankelijk van vorderingen in de intra-regionale samenwerking. Indien Kroatië niet aan dit criterium zou voldoen, kan de Unie «passende maatregelen» treffen. Deze zullen eerst besproken worden in het kader van de Stabilisatie- en Associatieraad (consultatiemechanisme). Opschorten van de Overeenkomst is de meest vergaande maatregel die de EU zou kunnen nemen indien de andere partij bepalingen uit de Overeenkomst schendt.
Naar aanleiding van de vraag van D66 op welke termijn Kroatië volgens de regering van potentiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap, kandidaat-lidstaat van de EU kan worden, antwoordt de regering alsvolgt. Het tempo van toenadering tot de EU heeft Kroatië zelf in de hand. Volledige naleving van de Kopenhagen-criteria alsmede overname van het acquis zijn daarbij essentieel. Verder wil de regering niet speculeren over het moment waarop toetredingsonderhandelingen zouden kunnen worden geopend en een eventueel moment van toetreding. De Kroatische regering heeft zelf 2006 als streefdatum genoemd waarin het gehele acquis moet zijn overgenomen, doch heeft tot dusverre nog geen formele lidmaatschapsaanvraag in Brussel ingediend.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de in artikel 3 genoemde specifieke voorwaarden van de EU ten aanzien van landen van de Westelijke Balkan, zoals medewerking met het Joegoslavië Tribunaal, worden getoetst. Toetsing van de conditionaliteiten zoals genoemd in artikel 3 van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst vindt continu plaats, ondermeer door rapportage van de EU-ambassades in de regio, de bijna dagelijkse rapportage van de EUMM (Monitoring Missie van de Europese Unie in de Westelijke Balkan), rapporten van de OVSE (onder andere over het verloop van verkiezingen), monitoring en rapportage van de Speciale Vertegenwoordigers van de EU in de regio (Busek, Leroy en Ashdown), besprekingen in de Algemene Raad alsmede de jaarlijkse voortgangsrapportages van de Europese Commissie over het Stabilisatie- en Associatieproces. In de politieke dialoog (ondermeer in het kader van de verschillende Consultative Task Forces, bilaterale bezoeken aan de regio van EU bewindslieden, Hoge Vertegenwoordiger Solana en Commissaris Patten) worden de landen in de regio aangesproken op de wijze waarop zij de conditionaliteiten naleven.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de reciprociteit wil bewaken op basis waarvan zij menen dat ruimere markttoegang kan worden bereikt. Tevens vragen deze leden welke voorwaarden er zijn gesteld aan de kwaliteitscontrole van producten en welke voorwaarden er worden gesteld aan de doorvoer vanuit andere landen. De regering antwoordt hierop als volgt. De Europese Unie heeft via de verordening asymmetrische handelspreferentie haar markt vrijwel geheel geopend voor producten uit de Westelijke Balkan. Tegelijkertijd verplicht Kroatië zich om zijn invoerrechten voor alle producten afkomstig uit de EU in een periode van zes jaar geleidelijk af te schaffen zodat in 2007 volledige vrijhandel tussen Kroatië en de EU een gegeven is (dubbel nul-tarief) . Voor de minder gevoelige producten begint die afbouw onmiddellijk. Voor een beperkt aantal meer gevoelige producten vindt deze afbouw met ingang van het derde jaar na ondertekening van de Overeenkomst plaats. In de consultatiemechanismen waarin de Overeenkomst voorziet, zal de EU erop toezien dat Kroatië de bepalingen inzake de afbouw van tarieven en quota voor producten uit de EU naleeft. Net als de overige lidstaten en de Europese Commissie, zal Nederland hier voldoende aandacht aan besteden. Wat betreft kwaliteitscontrole van producten gelden er ten aanzien van Kroatië geen andere normen dan ten opzichte van andere derde landen worden gehanteerd. Deze maatregelen dienen immers WTO-conform te zijn. Het akkoord voorziet niet in regels met betrekking tot doorvoer vanuit andere landen. Hiervoor zijn de regels van toepassing op basis van akkoorden die eventueel met andere derde landen zijn afgesproken. Op het gebied van de oorsprongsregels is het voor Kroatië nog niet mogelijk mee te doen in een pan-Europees cumulatie systeem, hoewel Nederland er wel op heeft aangedrongen dat zulks mogelijk wordt. Voorwaarde hiervoor is wel dat Kroatië met andere deelnemende landen vrijhandelsakkoorden heeft. Dat netwerk van bilaterale akkoorden is inmiddels nagenoeg voltooid. De Europese Commissie onderzoekt thans de mogelijkheden om Kroatië toe te laten tot het systeem van diagonale cumulatie.
De leden van de CDA-fractie vragen voorts of de eventuele beperking van de exporteerbaarheid van uitkeringen op grond van het socialezekerheidsverdrag met Kroatië en de Wet Beperking Export Uitkeringen toegestaan zal zijn in het licht van artikel 47 van de Overeenkomst. Artikel 47, eerste lid, schrijft voor dat de Raad regels stelt met betrekking tot de export van socialeverzekeringsuitkeringen, althans voorzover deze betrekking hebben op ouderdom, overlijden en invaliditeit ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval. Dit laat onverlet dat ook nadat dergelijke regels zijn vastgelegd, op bilateraal niveau afspraken kunnen worden gemaakt over de rechtshandhaving van socialeverzekeringsuitkeringen. In dit verband merkt de regering nog op dat in het Verdrag tussen Nederland en Kroatië inzake sociale zekerheid (Trb. 1998, 249) handhavingsbepalingen zijn opgenomen en dat dit verdrag op 1 oktober 2000 in werking is getreden.
Naar aanleiding van de vraag van dezelfde fractie op basis van welke criteria persoonsgegevens beschikbaar kunnen worden gesteld, antwoordt de regering als volgt. Voor Nederland gelden de criteria die zijn opgesteld in de Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (Publicatieblad nr. L281 van 23 november 1995, blz. 31–50). Deze richtlijn is in Nederland omgezet in de Wet van 28 december 1998 (Stb. 665) houdende regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met persoonsregistraties (Wet persoonsregistraties).
Met betrekking tot de terug- en overname clausule vragen de leden van de CDA-fractie wat zij moeten verstaan onder de voorwaarde dat onderdanen die zich illegaal op het grondgebied van een der lidstaten van de EU bevinden «met zekerheid zijn geïdentificeerd», alvorens zij ook daadwerkelijk naar Kroatië uitgezet kunnen worden. De regering antwoordt hierop als volgt. In de Overeenkomst verbindt Kroatië zich ertoe zijn onderdanen die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven op verzoek van die lidstaat zonder verdere formaliteiten terug te nemen. Kroatië verstrekt zijn onderdanen passende identiteitsdocumenten en de administratieve faciliteiten die voor dit doel noodzakelijk zijn. Zorgvuldigheid bij de identificatie van personen die zich illegaal op het grondgebied van een der lidstaten van de EU bevinden is van essentieel belang om van de regering van het land van oorsprong maximale medewerking te krijgen bij de terugname.
De leden van de D66-fractie vragen tot slot op welke termijn met Kroatië een Overeenkomst tot overname wordt verwacht. Ten eerste merkt de regering op dat Nederland in Benelux-verband al sinds 1999 een bilaterale Terug- en Overnameovereenkomst heeft met Kroatië (de op 11 juni 1999 te Zagreb totstandgekomen Overeenkomst tussen de Regeringen van het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België en het Groothertogdom Luxemburg en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen, Trb. 1999, 140; dit verdrag wordt voorlopig toegepast sedert 15 november 1999). Ten tweede merkt zij op dat tussen Kroatië en de Europese Gemeenschap is afgesproken dat op verzoek van een der partijen een verdrag zal worden gesloten waarbij specifieke verplichtingen voor Kroatië en de lidstaten van de Europese Unie worden geregeld voor overname, met inbegrip van een verplichting tot overname van onderdanen van derde landen en stateloze personen. De termijn waarop de EU met Kroatië een verdrag tot overname zal sluiten is moeilijk in te schatten en zal onderwerp zijn van onderhandelingen in het kader van de Stabilisatie- en Associatieraad. Een en ander is bovendien mede afhankelijk van de voortgang die Kroatië maakt om met zijn buurlanden Terugname-overeenkomsten te sluiten. Nederland hecht zeer veel belang aan de totstandkoming van Terug- en overname-verdragen met de landen van de Balkan. Zo is Nederland thans in onderhandeling over re-admissie met de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ), Macedonië en Albanië en is met Slovenië reeds een dergelijk verdrag gesloten. Hierbij wordt er steeds op aangedrongen dat de Balkan-landen onderling, met hun buurlanden en met andere landen van herkomst, zelf ook Terugen overname-overeenkomsten sluiten. Dit is ook onderwerp van dialoog tussen de EU en de landen in de regio. Onlangs is in de JBZ-Raad van 25 en 26 april jl. Albanië aangemerkt als Balkan-land waarmee op korte termijn onderhandelingen over een terug- en overname-verdrag zullen worden gestart.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28274-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.