28 248
Onregelmatigheden bekostiging in het (hoger) onderwijs

nr. 87
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2006

Tijdens het AO «Onregelmatigheden bekostiging in het (hoger) onderwijs», van 23 november 2005 (TK vergaderjaar 2005–2006, 28 248, nr. 86) heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mark Rutte, aangegeven te verwachten de Kamer in het voorjaar van 2006 nader te kunnen berichten over het onderwerp «bestuurlijke boete».

De introductie van de bestuurlijke boete in het onderwijsveld was een aanbeveling van de Commissie Vervolgonderzoek Rekenschap uit haar rapport «Eerlijk delen II».

Ik heb ervoor gekozen de vraag of in het onderwijsveld het instrument van de bestuurlijke boete moet worden ingevoerd nu nog niet te beantwoorden. Ik zou deze vraag willen bezien in de bredere context van de ontwikkeling van een interventierepertoire dat recht doet aan de verschillende soorten en gradaties van eventuele normoverschrijdingen in het OCW-veld. Dit interventierepertoire zal niet alleen gericht zijn op de instellingen maar ook op bestuurders. Vanzelfsprekend dient het ook toepasbaar te zijn in de met het governancebeleid beoogde situatie.

Het is mijn bedoeling deze nadere afweging een onderdeel te laten worden van de OCW Visie op Toezicht, die deze zomer naar de Tweede Kamer zal worden gezonden. Vanwege de inhoudelijke samenhang wordt voorgesteld deze visie samen met de voortgangsnotitie Governance te sturen. Toegezegd is dat ook deze brief vóór het zomerreces aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Daarmee wordt tegelijkertijd een beleidsreactie gegeven op het advies van de Onderwijsraad «Doortastend Onderwijstoezicht».

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven