28 244
Enquête Bouwnijverheid

nr. 111
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 januari 2006

Bij de behandeling van het rapport van de Parlementaire Enquête Commissie Bouwnijverheid heeft uw Kamer de motie van het lid Hofstra c.s. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 244, nr. 44) aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht «onderzoek te doen naar andere methoden van aanbesteding, waarbij zowel een betere marktwerking als een projectbeheersing wordt bereikt, en daarbij concrete voorstellen te doen, en daarbij gebruik te maken van ervaringen elders, ook in het buitenland, en daarover de Kamer te rapporteren voor 1 juli 2004.» Van de uitvoering van deze motie heb ik u periodiek op de hoogte gehouden. In dit verband verwijs ik naar de laatste voortgangsrapportage over de uitvoering van de moties/acties naar aanleiding van de Parlementaire Enquête Bouwnijverheid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 244, nr. 102) waarin ik u heb gemeld dat er bij de uitvoering van deze motie enige vertraging is ontstaan. Mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat deel ik thans het volgende mede.

In december 2003 is in opdracht van de Rijksgebouwendienst door het bureau Berenschot Osborne een rapport opgesteld over organisatie- en contractmodellen in de bouw. Er zijn in totaal zo’n tien modellen, variërend van traditioneel tot strategische samenwerking (Publiek-Private Samenwerking (PPS), allianties) en turn-key geanalyseerd en gerubriceerd in een afwegings-methodiek. Met behulp van deze methodiek kan de opdrachtgever een gefundeerde keuze maken, afhankelijk van de projecteigenschappen, marktontwikkelingen en organisatie en eigen wensen. Een belangrijke conclusie uit het rapport is dat één algemeen optimaal model niet bestaat.

In september 2004 heeft het Kenniscentrum Aanbesteden Bouw in oprichting aan het bureau Construction Innovations (UK) Ltd opdracht verstrekt voor het verzamelen van informatie over de keuze en het gebruik van verschillende aanbestedingsprocedures in het buitenland. Dit onderzoek «Review of procedures for selecting procurement routes» is inmiddels opgeleverd en is als bijlage bij deze brief gevoegd1. Het rapport belicht de keuze van een aanbestedingsprocedure tegen de achtergrond van de structuur van de bouwsector van elk onderzocht land. Het verschil tussen deze structuren wordt bepaald door de wetgeving, de contractuele verhoudingen tussen betrokken partijen en de cultuur, tradities en ervaringen in de bouwsector van elk land. Het rapport zal op mijn verzoek door PIANOo (Professioneel en Innovatief Aanbesteden, Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers; de nieuwe naam van het Kenniscentrum Aanbesteden) worden omgezet in een «best practice» handboek van buitenlandse ervaringen dat zal worden gebruikt bij de advisering vanuit PIANOo.

Verder wijs ik u op de aanpassingen van het Aanbestedingsreglement Werken 2004 (ARW 2004) aan de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijn 2004/18/EG. Deze aanpassingen betreffen de invoering van nieuwe procedures zoals de concurrentiegerichte dialoog en een procedure voor gunning van raamovereenkomsten, uitbreiding van de uitsluitingsgronden, meer mogelijkheden voor elektronisch aanbesteden, elektronisch veilen etc. Met dit aangepaste ARW 2004 ofwel het ARW 2005 wordt dus in belangrijke mate voorzien in andere methoden van aanbesteden. Het ARW 2005 zal op 1 december 2005 in werking treden.

Niet onvermeld mag ten slotte blijven het experimenteren met innovatieve contractvormen en methoden van aanbesteding. Zo wordt door Rijkswaterstaat in toenemende mate gebruik gemaakt van PPS-contracten en de geïntegreerde contractvorm «ontwerp en uitvoering» en is de Rijksgebouwendienst eveneens begonnen met PPS-contracten. Voor Rijkswaterstaat past dit in het Ondernemingsplan RWS uit januari 2004 en de in juli vorig jaar verschenen Inkoopstrategie Rijkswaterstaat. In beide wordt meer verantwoordelijkheid bij marktpartijen neergelegd. De beheersing van dergelijke contracten vindt plaats door middel van de in 2005 ontwikkelde «systeemgerichte contractbeheersing». Daarnaast is door de Rijksgebouwendienst na een tweetal experimenten met elektronisch veilen, op 9 maart 2005 met succes in samenwerking met de bouwsector een elektronische aanbesteding gehouden inclusief veiling en heeft de Rijksgebouwendienst op 20 oktober 2005 voor haar klanten de collectieve raamovereenkomsten elektriciteit en aardgas aanbesteed door middel van een veiling.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven