Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 28241 nr. 18 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 28241 nr. 18 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2004
Bijgaand ontvangt u de antwoorden op Kamervragen die gesteld zijn door dhr. Hessels tijdens het AO van 12-2-04 (kamerstuk 28 241 / 25 026, nr. 8). De vragen van dhr. Vendrik en mevr. Gerkens zijn reeds eerder deze week beantwoord (kamerstuk 28 241 / 25 026, nr. 9).
1. Wat is de toekomst van warmte-energie in een geliberaliseerde energiemarkt? Ook op dit punt is een innovatieve aanpak van overheid en energiebedrijven gewenst. Zijn er nadere initiatieven te verwachten?
Evenals in een niet-geliberaliseerde energiemarkt worden de kansen voor projecten die gericht zijn op een efficiënte productie en inzet van warmte ook in een geliberaliseerde energiemarkt voor een groot deel bepaald door de rentabiliteit van diverse technieken zoals warmtekrachtkoppeling (zowel grootschalig als micro), warmtepompen en restwarmtebenutting.
De prijzen van elektriciteit en gas zijn hierbij belangrijke factoren. Deze hangen op hun beurt weer samen met internationale marktprijzen van brandstoffen en met name die van olie. Aangezien de stroom- en gastarieven tussen groot- en kleingebruikers verschillen, hangt de slaagkans van warmteprojecten eveneens af van de energetische karakteristieken van de bestaande of beoogde warmteafnemers qua gebruikerscategorie en afnamepatroon.
Ook organisatorische aspecten zijn van belang: restwarmtebenutting gaat over bedrijfs- en locatiegrenzen heen en creëert nieuwe afhankelijkheden.
De toekomst van warmte-energie in algemene zin is derhalve afhankelijk van diverse factoren.
Op dit moment heb ik geen kwantitatief onderbouwde indicaties dat het geïsoleerde effect van een geliberaliseerde energiemarkt voor de toekomst van warmte – energie van substantiële invloed zou zijn (geïsoleerd effect wil in dit verband zeggen: het enkele effect van een geliberaliseerde energiemarkt, zonder andere factoren).
Als gevolg van de relatief lage prijs van elektriciteit in de daluren en de prijsstructuur van aardgas zijn WKK toepassingen in de glastuinbouw onder druk komen te staan. Dit geldt zowel voor grootschalige warmtedistributieprojecten als voor gasmotor-WKK. Hoewel nieuwe gasmotorprojecten niet worden uitgesloten, is met name in deze categorie de verwachting dat het netto opgesteld vermogen met mogelijk 0–40 MW per jaar zal dalen. Deze ontwikkelingen zullen nauwlettend worden gemonitord mede tegen de achtergrond van dwarsverbanden met de effecten van de MEP voor WKK toepassingen, CO2 emissiehandel en initiatieven in het kader van de transitie naar een duurzame energiehuishouding en in het Convenant Glastuinbouw en Milieu.
Momenteel zijn er reeds innovatieve concepten in ontwikkeling voor decentrale toepassingen. Daarbij moet men denken aan mini/micro WKK op lokaal niveau, kleine gasturbines en de toepassing van waterstof in brandstofcellen. Het is nog niet duidelijk welke technologie de beste kansen heeft aangezien het ontwikkelingsstadium per technologie verschilt. Nieuwe (kleinschalige) initiatieven kunnen ondersteund worden door middel van generieke faciliteiten zoals EIA en CO2 reductieplan. WKK installaties komen ook in aanmerking voor de MEP. Daarnaast ondersteunt EZ onderzoek naar nieuwe technologieën via o.a. subsidies aan ECN, sommige technologieën zijn ook speerpunten in EOS en zullen opgenomen worden in de onderzoeksprogramma's die hiervoor momenteel worden voorbereid.
2. Kan glastuinbouw, ook in het kader van energiezuinige productie, worden beschermd in de discussie over gasprijzen?
Hier spelen twee zaken:
a) Enerzijds is er een nieuwe gasprijsstructuur ontwikkeld in het kader van de liberalisering en het generiek geldende principe «de gebruiker betaalt». Deze nieuwe structuur heeft als gevolg dat een gedeelte van de glastuinbouw, de energie extensieve teelt met een gemiddeld laag energieverbruik, wordt geconfronteerd met sterk stijgende kosten. Tuinders die slechts enkele weken per jaar een flinke hoeveelheid gas nodig hebben dienen namelijk te betalen voor de kosten van de relatief dikke gasleiding die daarvoor nodig is, maar die de rest van het jaar veel minder wordt gebruikt. Hierdoor daalt de rentabiliteit. In het algemeen geldt dat het principe van «de gebruiker betaalt» een stimulans zou moeten zijn voor efficiënt energiegebruik en het zoeken naar innovatieve oplossingen.
In de meeste bedrijfssectoren is dit ook zichtbaar (bijvoorbeeld verschuiving intensief energiegebruik naar de nacht, aansluiting bij inkoopcombinaties). Van een uitzondering voor een specifieke sector kan geen sprake zijn.
b) Anderzijds wordt verwacht dat bij deze extensieve teelten de hogere kosten van het gasverbruik de op zich autonome processen van bedrijfsbeëindiging respectievelijk de overschakeling op energie intensieve teelten zullen versterken. Tevens zouden er momenteel geen marktinitiatieven zijn die oplossingen bieden voor de extensieve teelten. Hierdoor ontstaat in dit specifieke kader een potentieel risico met betrekking tot de doelstelling van het bevorderen van energiezuinige productie. Hier moet de overheid uiteraard zorgvuldig naar kijken. Daarbij verwijs ik u naar andere maatregelen als het GLAMI-convenant en overige milieudoelstellingen van het kabinet. Eventuele aanvullende maatregelen om energiezuinige productie te stimuleren moeten mijns inziens worden bezien in het licht van een afweging tussen de kosten daarvan en de voordelen voor de gemeenschap. Zulke maatregelen zijn aan de orde wanneer uit marktinformatie blijkt dat de kosten verder gaan dan volgt uit het principe «de gebruiker betaalt».
3. Welke effecten hebben de prijsstijgingen op het convenant Glastuinbouw en Milieu (GLAMI)?
Het GLAMI-convenant heeft als doelstelling de energie-efficiëntie van de glastuinbouw met 65% te verbeteren ten opzichte van 1980. De verbetering van de energie-efficiëntie van de glastuinbouw is in 2002 op 50% uitgekomen.
Over het algemeen hebben gasprijsstijgingen tot gevolg dat ondernemers zuiniger zijn met energie.
In de geliberaliseerde aardgasmarkt wijzigt de tariefstructuur van gas.
Dit heeft als gevolg dat:
• De aardgaskosten stijgen, vanwege het ongunstige afnamepatroon van de glastuinbouw.
• De gasprijs sterk bepaald wordt door het maximale gebruik per uur (piekgebruik) én de marginale prijs (de prijs voor een kuub meer of minder) die buiten de perioden van maximale gasafname lager wordt. Het gevolg hiervan is:
– Tuinders treffen maatregelen om de piek te verminderen. Met een aantal van deze maatregelen wordt ook energie bespaard.
– De lagere marginale gasprijs buiten de piekperiode kan een negatief effect hebben op de energiebesparing gedurende de rest van het jaar.
– Een versterkend effect op de ontwikkeling naar energieintensievere teelten.
De effecten van de gewijzigde tariefstructuur van gas zijn dus zowel energiebesparing als energie-intensivering. Per saldo wordt verwacht dat deze twee tegengestelde effecten elkaar momenteel compenseren. Op de langere termijn wordt een overall negatief effect verwacht op de energiebesparing, omdat het intensiveringsproces over een langere periode zal doorgaan.
Daarnaast heeft de liberalisering van de elektriciteitsmarkt (lagere prijs) en in mindere mate de veranderde gastarieven, de ontwikkeling van restwarmte en WKK van energiebedrijven gestagneerd. Het totale effect op de energie-efficiëntie van de glastuinbouw in 2002 wordt geschat op een negatief effect van 2%-punten.
De effecten van de gewijzigde gastarieven en de stagnerende ontwikkeling van restwarmte en WKK van energiebedrijven worden betrokken bij de evaluatie van het convenant en de AMvB.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28241-18.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.