28 240
Evaluatienota Klimaatbeleid

nr. 86
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 augustus 2007

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben op 3 juli 2007 overleg gevoerd met minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– de brief van de minister van VROM d.d. 28 juni 2007 over vergunningverlening nieuwe kolencentrales op de Maasvlakte, relatie met NEC (SO2-plafond) en inpassing in het Emissiehandelssysteem (28 240/29 023, nr. 77).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Duyvendak (GroenLinks) is ervan geschrokken dat het kabinet de bouw van minimaal vier kolencentrales toestaat. Stroom opwekken met kolen is zeer belastend voor het milieu. Het kabinet hoopt dat CO2-opslag in de toekomst soelaas gaat bieden, maar deze technologie zal de komende tien jaar waarschijnlijk nog niet beschikbaar zijn. Het is een gok op een onzeker resultaat. In de brief wordt ook verwezen naar het CO2-emissiehandelssysteem zoals dat mogelijk na 2013 gaat functioneren. Ondertussen wordt wel toegestaan dat er vier nieuwe kolencentrales worden gebouwd. Deze zullen druk zetten op het debat en op wet- en regelgeving. De uitstoot van deze centrales zal bovendien altijd elders moeten worden gecompenseerd.

Dit kabinet kan de komst van de kolencentrales verhinderen. Kolen zijn niet onmisbaar voor de energievoorziening. Uit het plan van de milieuorganisaties en de FNV, Green4sure, blijkt dat energie opwekken met kolen niet nodig is als fors wordt ingezet op duurzame energie en energiebesparing. Het kabinet doet nu het omgekeerde, want de investeringen in de kolencentrales zullen ten koste gaan van de investeringen in wind- en zonne-energie, gebruik van restwarmte en warmtekrachtkoppeling.

Het kabinet moet een vergunning verlenen ten aanzien van de CO2-emissie voor de periode 2008–2012. Er is besloten om deze rechten tot 2012 kosteloos te verstrekken aan de kolencentrales, maar dat hoeft niet. De fractie van GroenLinks wil dat deze rechten niet beschikbaar worden gesteld voor kolencentrales. Daarnaast kan een interim-kolenwet worden ingesteld. Op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag kan een kolenbelasting worden ingevoerd. De grondslag ervoor staat al in de wet, maar die moet worden geactiveerd. Het kolentarief kan zo hoog worden vastgesteld, dat het onaantrekkelijk wordt om een kolencentrale te bouwen zonder CO2-opslag. Het is in feite een regulerende heffing. Deze interim-wet kan worden gebruikt totdat het CO2-emmissiehandelssysteem goed werkt. Invoering van een dergelijke wet is haalbaar. Deze wet zou via een amendement op het Belastingplan 2008 kunnen worden geïntroduceerd, zodat deze per 1 januari 2008 van kracht kan worden.

De heer Samsom (PvdA) vindt dat er geen kolencentrales moeten worden gebouwd, zeker niet de centrales die oorspronkelijk waren gepland. Als de energiebedrijven toch kolencentrales willen bouwen, moeten deze worden gecombineerd met biomassa en CO2-opslag zodat zij klimaatneutraal worden en dus schoner dan aardgascentrales. De klimaatambities van het kabinet mogen niet in de wielen worden gereden door de bouw van kolencentrales.

De verstrekte milieuvergunning voor de kolencentrales op de Maasvlakte betreft lokale milieugevolgen, dus niet de klimaatgevolgen. De CO2-emissievergunning is nog niet afgegeven. De methode om de klimaatimpact van de kolencentrales te sturen, is door CO2-uitstoot te beprijzen. Om te voorkomen dat hierdoor een centrale aan de andere kant van de grens wordt gebouwd, moet die prijs Europees worden opgelegd. Dat is al mogelijk via het Europese emissiehandelssysteem. Het CO2-plafond moet met 30% worden verlaagd. Daarnaast moeten de rechten niet meer worden weggegeven, maar geveild. De heer Samsom is optimistisch over het vooruitzicht op deze wijzigingen. Er is groot draagvlak voor in Europa.

De heer Samsom is geen voorstander van het invoeren van een kolenheffing, omdat het emissiehandelssysteem veel effectiever is. Bovendien verdient een Europees systeem de voorkeur. Als Europa zijn werkt doet, hoeft Nederland geen aanvullende maatregelen te nemen. Er moet dan wel voor worden gezorgd dat de plafonds voor de elektriciteitssector worden verlaagd en de rechten worden geveild. Het voorstel voor een kolenbelasting kan achter de hand worden gehouden voor het geval dat de Europese aanpak faalt. Dat er vier vergunningen zijn aangevraagd voor kolencentrales, wil overigens niet zeggen dat er daadwerkelijk vier worden gebouwd.

De heer Samsom verwacht van de minister dat zij de voorwaarden zal creëren waardoor energiebedrijven hun plannen zullen aanpassen. Er moeten geen CO2-brakers worden gebouwd, maar gemengde kolen/biomassacentrales die hun CO2 opslaan.

De heer Jansen (SP) vindt het vreemd dat de minister de bouw van vier kolencentrales toestaat, terwijl een van de doelstellingen van het kabinet een reductie van de CO2-uitstoot met 30% is. De minister hoopt dat de EU het emissiehandelssysteem aanscherpt. Zij schrijft echter ook dat de Europese richtlijn inzake emissiehandel het haar niet toestaat om eisen aan de CO2-emissie te stellen. Het is dus niet toegestaan om verder te gaan dan Europa. Het is daarom onbegrijpelijk dat bepaalde fracties voorstander zijn van het verder overdragen van de rechten op het gebied van milieu en klimaat aan de EU door over te gaan op meerderheidsbesluitvorming op deze terreinen. Er moet een vetorecht blijven bestaan.

In het plan Green4sure wordt voorgesteld om, vooruitlopend op de eventuele mogelijkheid om CO2 op te slaan, de ongebreidelde groei van kolencentrales middels een interim-kolenwet onmogelijk te maken. Wat vindt de minister hiervan? Een andere mogelijkheid om de emissie te beperken, is het koppelen van vergunningen voor nieuwe kolencentrales aan het uit gebruik nemen van oude kolencentrales. Dat gebeurt nu niet. Hoe kan de minister veronderstellen dat na de bouw van nieuwe kolencentrales de oude kolencentrales, de goedkoopste centrales van Nederland, uit gebruik zullen worden genomen?

Naast de toekomstige CO2-opslag noemt de minister de bijstook van biomassa als argument om de bouw van nieuwe kolencentrales goed te praten. De megaplantages in ontwikkelingslanden waar de biomassa vandaan komt, zijn echter verre van duurzaam. Hoe kan zij het gebruik van biomassa als argument gebruiken zonder dat er enig zicht is op duurzame productie ervan?

De minister verwacht dat de milieuvergunningen van de provincies zeer ambitieus zullen zijn. Hoe weet zij dat? Waarom neemt zij niet zelf de verantwoordelijkheid door aan te geven hoe hoog de lat moet liggen? Een voorbeeld zou de eis moeten zijn dat in de vergunningen de verplichting tot nuttig hergebruik van restwarmte wordt opgenomen. Bij geconcentreerd grootschalig vermogen is het gebruik van restwarmte veel moeilijker dan bij decentrale warmtekrachtkoppeling. Waarom is dan toch gekozen voor deze megakolencentrales? Cogen, de vereniging van exploitanten van warmtekrachtinstallaties, stelt dat de toevoeging van 5000 megawatt kolenstroom grote gevolgen zal hebben voor de brandstofmix tijdens de daluren, doordat kolencentrales de hele dag moeten draaien. Schone windenergie en relatief schone energie door warmtekrachtkoppeling zullen worden weggedrukt uit de markt. Wat is de reactie van de minister op deze kritiek? Wat vindt zij van het voorstel van Cogen om te wachten met het zetten van onomkeerbare stappen tot het rapport van de Algemene Energieraad over de brandstofmix is verschenen?

Gaat het kabinet meewerken aan verdieping van de vaarroute die volgens de energiebedrijven nodig is voor de kolencentrales aan de Eemshaven en, zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de afspraken uit de PKB Waddenzee?

Mevrouw Spies (CDA) wil van het kabinet een voorstel voor een optimale energiemix ontvangen. Als dat er al was geweest, had kunnen worden beoordeeld wat de plaats zou zijn van kolen in de totale energievoorziening. Is de energiemix onderdeel van het programma Schoon en Zuinig? De CDA-fractie is beducht voor verdringing. De vraag is of grootscheepse investeringen in kolen de druk op het zoeken naar schonere alternatieven niet wegneemt. Wordt investeringsruimte bij bedrijven niet volledig opgebruikt door de investeringen in nieuwe kolencentrales? Hoe wordt gewaarborgd dat kleine decentrale initiatieven voldoende toegang tot het net houden? Kan de minister hier vandaag of anders op korte termijn meer zicht op geven? Is zij bereid om een convenant met de energiesector te sluiten waarin ook afspraken worden gemaakt over alternatieven?

Als de berichten van TenneT kloppen, zou de Nederlandse energieproductie de komende vijf jaar met 35% kunnen toenemen. Nederland importeert nu 20% van de totale energiebehoefte. In hoeverre betreffen de nieuwbouwplannen vervangingsinvesteringen? Is in beeld hoe uitfasering van oude centrales eruit ziet? Sluit een oude centrale als een nieuwe in productie wordt genomen of blijven de huidige relatief vieze centrales nog lang in bedrijf? Als er sprake is van vervanging, levert dit per centrale al snel een reductie van de CO2-uitstoot van 25% op.

Het regeerakkoord is het kader waarbinnen moet worden bepaald of er plaats is voor nieuwe kolencentrales. Tegen die achtergrond moeten de eisen die aan nieuwe centrales worden gesteld buitengewoon streng zijn. Zij moeten ertoe leiden dat de beste en schoonste centrales worden gerealiseerd. Dat moet in nauw overleg met de provincies gebeuren, want die zijn het bevoegd gezag. Zeker met betrekking tot de eisen op het gebied van luchtkwaliteit en SO2 mag er geen afwenteling plaatsvinden op andere sectoren.

De minister doet stoere uitspraken ten aanzien van de inpassing van nieuw kolenvermogen in een nieuw emissiehandelssysteem. Er moet een goed functionerend Europees emissiehandelssysteem komen waarin CO2 echt een prijs krijgt en waarin de rechten voor de energiesector voor 100% worden geveild. Dat is de enige effectieve manier om CO2 een prijs te geven die recht doet aan het principe dat de vervuiler betaalt.

Het is niet meer dan vanzelfsprekend dat bedrijven bereid zijn om te investeren in systemen voor afvang en opslag van CO2, CO2-Capture and Storage (CCS). Wanneer worden dergelijke systemen operationeel? Hoe wordt daarmee omgegaan in de vergunningverlening? Een randvoorwaarde voor bedrijven ten aanzien van CCS is dat de overheid eraan bijdraagt door de juiste condities te scheppen. Mevrouw Spies gaat ervan uit dat dit geen financiële bijdragen betreft.

Het is aan bedrijven en investeerders om binnen de kaders die de overheid stelt in een geliberaliseerde markt te besluiten of en, zo ja, waarin zij investeren. Als ondernemers willen investeren in kolencentrales, is dat aan hen. De Kamer zal er wel op toezien dat de doelstellingen die als kader dienen bij de vergunningverlening stringent worden nagekomen.

Mevrouw Neppérus (VVD) heeft met verbazing de brief van de minister over de vergunningverlening voor kolencentrales gelezen. Zij vindt het bouwen van kolencentrales niet te rijmen met de grote ambities van het kabinet op het terrein van het klimaat. Het kabinet moet zich afvragen of een reductie van de CO2-uitstoot met 30%, vooruitlopend op de rest van de EU, realistisch is.

Het is van belang dat er duidelijkheid komt over de optimale samenstelling van het energiepakket. Dat is de Kamer ook toegezegd. Kan het kabinet de Kamer voor eind augustus een brief sturen over de energiemix waarin aandacht wordt besteed aan het aandeel daarin van duurzame energie, kernenergie en kolen? Aan de hand van een dergelijk totaalplan kunnen conclusies worden getrokken over de noodzaak voor het bouwen van nieuwe kolencentrales en eventuele vergunningverlening voor CO2-emissie.

De heer Madlener (PVV) merkt op dat elektriciteit een eerste levensbehoefte is voor alle burgers. De markt kiest voor kolencentrales omdat die wijze van energieopwekking goedkoop is en dus energie betaalbaar houdt. Bovendien wordt het gebruik van kernenergie geblokkeerd. Met het toenemende aantal burgers als het gevolg van het immigratiebeleid, zal steeds meer elektriciteit nodig zijn.

De elektriciteitsproductie wordt steeds internationaler van aard door de verbeterde infrastructuur. Nederlandse producenten moeten dus steeds meer concurreren met het buitenland. Vanwege allerlei milieubepalingen is Nederland een duur land om elektriciteit te produceren en daarom wordt het steeds afhankelijker van stroomimport uit het buitenland. Dat is een slechte zaak. Nederland moet voor zijn energievoorziening zo veel mogelijk onafhankelijk zijn van het buitenland. Als er calamiteiten optreden in Frankrijk of Duitsland, zullen zij immers als eerste Nederland afsluiten van stroom, met alle gevolgen van dien. De geopolitieke situatie met steeds schaarser wordende olievoorraden is een gevaar voor de energieproductie. Olieproducerende landen kunnen overgaan tot een olieboycot, waardoor de afhankelijkheid van het buitenland zal toenemen. Steenkool is nog ten minste 200 jaar beschikbaar als grondstof en is dus een goede keuze met het oog op onafhankelijkheid van olieproducerende landen.

Moderne kolencentrales met ontzwavelingssystemen hoeven niet erg vervuilend te zijn. Bovendien is CO2 geen giftige stof. Er moet een compleet beeld worden geschetst, niet alleen een goed-foutbeeld. De markt moet zelf een keuze maken en moet ervoor zorgen dat Nederland onafhankelijk blijft van het buitenland. In hoeverre vervangt de energieproductie van de nieuw te bouwen kolencentrales energie-import uit het buitenland?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) zou graag een langetermijnvisie van het kabinet zien op de wijze waarop het zijn milieuen klimaatdoelstellingen wil realiseren en hoe de bouw van kolencentrales hierin past. Hoe wordt de overgang naar duurzame energie bevorderd? Hoe moet de energiemix er volgens de minister in de verschillende fases uitzien? Wat is de korte-, middellange- en langetermijnvisie op energie, duurzaamheid en reductie? Met het convenant met Nuon en het voornemen om de ontwikkeling van CCS te financieren, wordt een bepaalde weg ingeslagen zonder dat hier met de Kamer over is gediscussieerd.

De fractie van de ChristenUnie is kritisch over het voornemen om kolencentrales te bouwen. Wat zal de invloed van de bouw van deze centrales zijn op de ontwikkeling van duurzame energie? Wat gaat de minister doen om te voorkomen dat duurzame energie uit de markt wordt geprijsd? Deelt zij de vrees dat de ontwikkeling van duurzame energie onder druk komt te staan door het stimuleren van kolencentrales? Hoe wil zij hier sturend in optreden? Het risico bestaat dat ook gasvermogen wordt verdrongen uit de basislast. Heeft de minister gedacht aan de beperkte regelmogelijkheden van kolencentrales, waardoor groei en inpassing van windvermogen worden bemoeilijkt? Gebruik en ontwikkeling van duurzame energie moeten niet worden belemmerd. Heeft de minister zekerheid over de koppeling tussen de bouw van nieuwe kolencentrales en sluiting van de oude?

De minister zegt dat zij weinig mogelijkheden heeft als gevolg van de liberalisering van de markt en Europese regelgeving. Wat kan zij concreet doen? Zijn er mogelijkheden voor vergroening van het belastingstelsel? Heeft zij niet te hoge verwachtingen van het emissiehandelssysteem? Het is immers nog erg onzeker hoe dit na 2012 zal worden ingericht. Hier moet stevig op worden ingezet.

Neemt de uitstoot van SO2 na 2010 als gevolg van de bouw van nieuwe kolencentrales toe of niet en, zo ja, met hoeveel? Heeft de minister al besloten om financieel bij te dragen aan het onderzoek en de ontwikkeling van CCS? Wat is haar visie op de ontwikkeling van deze techniek op de lange termijn? Is de opslag van CO2 een wenselijke oplossing voor de lange termijn? Kan bedrijven de verplichting worden opgelegd om hun centrales geschikt te maken voor CCS? Wordt er geïnvesteerd in echt duurzame alternatieven? Welke invloed hebben investeringen in CCS op de investeringsmogelijkheden voor de plannen van bijvoorbeeld het Platform Energietransitie?

De minister schrijft dat kolencentrales alleen maar acceptabel zijn als er sprake is van goede benutting van de restwarmte. Is dat een van de voorwaarden die aan de bouw van nieuwe centrales wordt gesteld? Ook de inzet voor een substantieel deel biomassa is een voorwaarde voor acceptatie van kolencentrales in een ambitieus energiebeleid. Hoe denkt de minister hieraan te komen, gelet op de problemen die er nu al zijn met biomassa?

Antwoord van de minister

De minister kan zich voorstellen dat de Kamer zich afvraagt hoe de plannen voor de bouw van kolencentrales in een ambitieus klimaatbeleid passen. De uitgangspunten zijn reductie van de CO2-uitstoot met 30% ten opzichte van het niveau van 1990, 2% energiebesparing en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. In september zal het programma Schoon en Zuinig worden gepresenteerd. Daarin staan per sector afspraken over emissiereducties en gebruik van duurzame energie. Er worden in het bijzonder afspraken met de energiesector gemaakt over de te bereiken doelen. Sinds investeerders enkele jaren geleden initiatieven voor nieuwe centrales namen en vergunningen aanvroegen, zijn de marktcondities veranderd. Europa en het nieuwe kabinet hebben ambitieuze klimaatdoelen geformuleerd. De investeerders beseffen dat aan vergunningen voor het bouwen van kolencentrales strikte voorwaarden worden gesteld.

De doelstelling is om toe te groeien naar een duurzame energievoorziening in 2050, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid van de energiemix zal bestaan uit duurzame energiebronnen. Voordat dit is bereikt, zal helaas nog gebruik gemaakt moeten worden van fossiele energiebronnen. Voor de opwekking van elektriciteit op grote schaal is een beperkt aantal mogelijkheden, namelijk kolen of aardgas. Op dit moment wordt circa 20% van de elektriciteit met kolen opgewekt, 60% met aardgas en de rest met kernenergie, duurzame energie en via import. Als er efficiënte nieuwe kolencentrales worden gebouwd, kan wellicht een aantal oude inefficiënte kolencentrales worden gesloten. Daarover worden nadere afspraken gemaakt met de bedrijven die nu vergunningen hebben aangevraagd voor de bouw van nieuwe centrales.

De vraag is wat de mix moet zijn van fossiele energiebronnen voor de opwekking van elektriciteit. Kolen zijn nog op grote schaal voorradig. Aardgas is minder beschikbaar en de prognose is dat het binnen een termijn van twintig tot dertig jaar niet meer mogelijk is om op grote schaal aardgas te gebruiken voor de elektriciteitsproductie. Daarom moet niet alleen worden ingezet op gebruik van het in de productie wat schonere aardgas. In het kader van voorzieningszekerheid en betaalbaarheid is het van belang om deze mix van fossiele energiebronnen te hanteren. Een aantal aardgascentrales zal ook worden vervangen door nieuwe aardgascentrales.

De nieuwe kolencentrales worden gebonden aan vergunningen die erg ambitieus en streng zijn. Zij zullen dan ook behoren tot de schoonste kolencentrales ter wereld. Alle nieuwe kolencentrales zullen bovendien worden voorzien van een technische mogelijkheid om daadwerkelijk gebruik te maken van CCS zodra deze technologie voldoende is ontwikkeld. Zij moeten dus «capture ready» zijn. Kolencentrales zijn ook geschikt om biomassa bij te stoken. Dat zal alleen gebeuren als de biomassa voldoet aan duurzaamheidscriteria.

Nederland kan geen voorwaarden voor CO2-emissie in de vergunning opnemen. De Europese richtlijn schrijft voor dat de CO2-vergunning moet worden verleend wanneer een installatie voldoet aan monitoringsvoorschriften. De producenten van de mogelijk te bouwen kolencentrales weten dat zij te maken hebben met een systeem waarin de uitstoot van CO2 een prijs heeft. De inzet is om in Europees verband het bestaande CO2-emissiehandelssysteem te wijzigen opdat zo veel mogelijk wordt geveild. De eerste sector waarin de rechten bij voorkeur voor 100% worden geveild, is de energiesector. De kolencentrales worden waarschijnlijk niet voor 2011 of 2012 in gebruik genomen. Zij zullen dus gaan vallen onder dit gewijzigde Europese emissiehandelssysteem. Dit zal de producenten ertoe aanzetten om de CO2-emissie te beperken.

Het kabinet vindt harmonisatie en toewijzing van rechten op Europees niveau essentieel omdat er dan een level playing field ontstaat. Het is mogelijk dat er over enkele jaren meer energiecentrales zijn dan nu.

Als er sprake is van een Europees emissiehandelssysteem, is dat geen probleem. Er is dan immers een op Europees niveau vastgesteld CO2-plafond. Als opvang en opslag van CO2 daadwerkelijk mogelijk is en wordt toegepast, zijn deze kolencentrales als overgangstechnologie naar echt duurzame energievoorziening een betere optie dan andere alternatieven. De techniek voor opvang en opslag van CO2 kan ook worden geëxporteerd naar andere landen.

De heer Duyvendak stelde voor om een interim-kolenwet te maken. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat het Europese emissiehandelssysteem daadwerkelijk wordt aangepast. De interim-kolenwet kan achter de hand worden gehouden voor het geval dat het nodig is om terug te vallen op een nationaal systeem. De minister is bereid om met de minister van Economische Zaken te bezien of dit plan verder kan worden uitgewerkt als alternatief.

Op dit moment wordt 15% van de energie geïmporteerd. Dat is elektriciteit die is opgewekt in kerncentrales en bruinkoolcentrales. Dat zijn niet de meest wenselijke energiebronnen. Het is dus geen slechte optie om deze import te vervangen door duurzame energie en energie die is opgewekt in aardgas- en steenkolencentrales. Het is echter aan de markt om te bepalen of de extra capaciteit word ingezet om import te vervangen.

Het is niet de bedoeling dat na 2012 nog gratis emissierechten worden uitgegeven. Er is nog wel een reservecapaciteit voor de periode tot 2012 van ongeveer 30 megaton voor de industrie en energiecentrales. Voorzover de nieuwe kolencentrales vóór 2012 worden opgeleverd, kunnen ze daar ook gebruik van maken.

Bij de bouw van kolencentrales in de Eemshaven zal rekening worden gehouden met de PKB Waddenzee. Er worden met de sectoren afspraken gemaakt over het gebruik van restwarmte. Daar kan in het kader van het programma Schoon en Zuinig verder over worden gesproken. Mevrouw Spies vroeg of de extra emissies worden afgewenteld op andere sectoren. Voor NOx bestaat een nationaal emissiehandelssysteem, dus dat reguleert zichzelf. Voor SO2 bestaat geen handelssysteem op nationaal niveau. De intentie is om een plafond voor de energiesector vast te stellen van 13,5 kiloton, met inbegrip van de nieuwe centrales die na 2010 worden gebouwd. Daarover vinden gesprekken met de provincies plaats.

Het totaalplan inzake Schoon en Zuinig zal in september worden gepresenteerd als alle zaken op een rij zijn gezet, ook financieel. De basis van het programma Schoon en Zuinig is heel sterk gebaseerd op het denken binnen het Platform Energietransitie. CCS wordt ook door dit platform als optie genoemd. De andere voorstellen zullen uiteraard worden meegenomen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Duyvendak (GroenLinks) vindt dat de belasting op kolen via een interim-kolenwet nu al moet worden ingezet om de bouw van kolencentrales te voorkomen. Hij streeft ernaar om daartoe in het najaar een initiatiefwetsvoorstel in te dienen.

De heer Samsom (PvdA) merkt op dat in 2008 duidelijk zal worden of de CO2-emissierechten per 2012 voor 100% zullen worden geveild in Europees verband. Als blijkt dat dit niet gaat lukken, is een interim-kolenwet een zeer goed alternatief.

De heer Jansen (SP) vindt het verstandig om iets achter de hand te hebben als het niet lukt om een Europees emissiehandelssysteem van de grond te krijgen. Heeft de minister voldoende pressiemiddelen om in de geliberaliseerde markt afspraken af te dwingen over vervanging van oude kolencentrales? Kan voldoende afzet worden gevonden voor de restwarmte van de nieuwe centrales, gezien de locaties ervan? Is het niet beter om in te zetten op decentraal vermogen? Kan de minister hergebruik van restwarmte afdwingen? Hoe gaat zij voorkomen dat de nieuwe kolencentrales windcentrales verdringen?

Mevrouw Spies (CDA) vindt dat alle kaarten moeten worden gezet op CO2-emissiehandel in Europees verband. Daar moet niet op vooruit worden gelopen met een interim-kolenwet. Dat is strategisch zeer onverstandig. Kan de minister toelichten hoe het zit met de ruimte voor nieuwkomers binnen het huidige CO2-allocatieplan? Kunnen met de energieproductiesector afspraken worden gemaakt over decentrale opwekking? Hoe kan worden voorkomen dat de investeringen in nieuwe kolencentrales ten koste gaan van de investeringsruimte voor duurzame alternatieven?

Mevrouw Neppérus (VVD) is er niet van overtuigd dat de doelstelling om de CO2-emissie met 30% te reduceren, realiseerbaar is. Zij wil snel een plan ontvangen met betrekking tot een energiemix.

De heer Madlener (PVV) vindt dat de belangen van de Nederlandse energiesector moeten worden beschermd. Kolen vormen, na kernenergie, het beste alternatief.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) vraagt in hoeverre de afspraken over sluiting van oude kolencentrales bindend zijn. Betaalbaarheid van energie is een slechte prikkel in relatie tot de noodzaak om energie te besparen en duurzame alternatieven te zoeken. Hoe zeker is het dat er op termijn technische mogelijkheden zijn voor CCS? De mogelijkheden voor vergroening van het belastingstelsel, bijvoorbeeld door een kolenheffing, moeten serieus worden onderzocht. Tot in september het programma Schoon en Zuinig is gepresenteerd, moeten geen onomkeerbare stappen worden gezet.

De minister vindt het jammer dat in de reacties het dilemma met betrekking tot de energieproductie wordt genegeerd. Het streven is om tot een duurzame energievoorziening te komen. Dat kan echter niet door nu alleen verder te gaan met zonne- en windenergie. Kolen en aardgas zijn nog steeds nodig voor de elektriciteitsvoorziening. Naast kernenergie zijn er op dit moment geen andere alternatieven. In dat licht voelt de minister er niets voor om een interim-kolenwet in te zetten teneinde de bouw van nieuwe kolencentrales te voorkomen. Het is nog niet zeker of CCS in de toekomst mogelijk is, maar volgens wetenschappers is de kans groot dat een bruikbare techniek wordt ontwikkeld.

Verduurzaming van de energieproductie kan ertoe leiden dat er minder fossiele energiebronnen nodig zijn. De Algemene Energieraad zal in het najaar een advies uitbrengen over de samenstelling van de energiemix in de tijd. Het is van belang dat dit soort zaken in een langetermijnperspectief wordt geplaatst.

Juridisch kan niet worden afgedwongen dat oude kolencentrales worden gesloten. De afspraken met de energiebedrijven die een vergunning aanvragen voor de bouw van nieuwe kolencentrales, zullen echter niet vrijblijvend zijn. Er vinden al onderhandelingen plaats, met name door de minister van Economische Zaken.

Het is niet zeker dat er voor 2012 nieuwe kolencentrales in gebruik worden genomen. Met de energieproducenten wordt vooral gesproken over de periode daarna, waarin er sprake zal zijn van een gewijzigd Europees emissiehandelssysteem. De bouw van nieuwe kolencentrales zal niet ten koste gaan van duurzame energie en energiebesparing. In het programma Schoon en Zuinig staan afspraken met de sectoren over het realiseren van een bepaald percentage duurzame energie en energiebesparing. Deze afspraken moeten passen binnen het kader van het PKB Waddenzee. De Kamer zal worden geïnformeerd als dit discussie oplevert.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Kraneveldt-van der Veen

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Crone (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Willemse-van der Ploeg (CDA), Kamp (VVD), Wolfsen (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens (PvdA), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Roland Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Kalma (PvdA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Kortenhorst (CDA), Rouwe (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Weekers (VVD), Van Dam (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), Schippers (VVD), Madlener (PVV), Neppérus (VVD), Blom (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Heerts (PvdA).

Naar boven