28 240
Evaluatienota Klimaatbeleid

nr. 69
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2006

Naar aanleiding van het verzoek van de heer Vendrik om meer informatie over de economische schade als gevolg van de klimaatverandering en het Stern rapport, stuur ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris van VROM, de verzochte informatie.

In deze brief ga ik achtereenvolgens in op: 1) de economische gevolgen van klimaatverandering volgens het rapport van Sir Nicholas Stern, 2) de mogelijke effecten in Nederland, 3) de aanbevelingen van de heer Stern voor het Post-Kyotobeleid.

1. De economische gevolgen van klimaatverandering volgens het Stern rapport

Sir Nicholas Stern heeft op verzoek van de Britse regering een rapport uitgebracht over de economische gevolgen van klimaatverandering1. Volgens het onderzoeksrapport van de heer Stern kunnen de economische kosten van niet ingrijpen oplopen tot 20% van het mondiale BNP in 2050. Dit zal vooral het gevolg zijn van watersnood, droogtes en stormen.

Indien we vroeg ingrijpen, door bijvoorbeeld het creëren van een mondiale coalitie, het bewerkstelligen van gedragsverandering en door het leggen van een prijs op de uitstoot van broeikasgassen (zie ook § 3), om deze gevolgen van klimaatverandering te voorkomen zullen de kosten voor vroeg en sterk ingrijpen om de uitstoot van broeikasgassen in 2050 terug te dringen, circa 1% van het mondiale BNP bedragen in 2050. In vergelijking met de schatting van de kosten die zich zullen voordoen als klimaatverandering volledig doorzet, namelijk 5% tot 20% van het mondiale BNP in 2050, is dat betrekkelijk gering2.

Gegeven de onzekerheden die er zijn, zoals de werkelijke klimaatverandering in de komende eeuw, en wat de effecten daarvan weer zijn op de economie, constateer ik dat het Rapport van Sir Nicholas Stern een gedegen en kwalitatief goed rapport is, dat de urgentie van het klimaatprobleem nogmaals benadrukt

2. De gevolgen voor Nederland

Voor wat betreft de gevolgen voor Europa en Nederland geeft Stern aan dat in 2050 de kosten van kustoverstromingen in Europa naar verwachting tussen de 0,01 en 0,02% van het BNP zullen bedragen. Voor het VK rekent Stern op een toename van 0,1% naar 0,2–0,4% van het BNP, bij een temperatuurstijging van 3–4°C. Bovendien zullen aan het einde van deze eeuw de kosten van kustoverstromingen in Europa 300 miljard dollar bedragen. Stern noemt daarbij met name Nederland, waar een kwart van de bevolking mogelijk jaarlijks met overstromingen te maken zal krijgen. Andere kosten (zoals afname in de beschikbaarheid van drinkwater of de toename van bepaalde ziektes) zijn hier niet in meegenomen. Bovendien zijn voor een aantal terreinen, zoals veranderingen in landbouw en visserij en in warmte- en koeltebehoeftes, de economische effecten nog niet bekend. De ontwikkelingslanden zullen overigens door klimaatverandering het zwaarst getroffen worden, vooral door toename van overstromingen en van droogtes.

Het rapport gaat, behalve als voorbeeld, niet specifiek in op de gevolgen van klimaatveranderingen voor individuele landen. Wat de economische consequenties zijn voor Nederland van klimaatveranderingen is daarom op basis van dit rapport alleen indicatief te zeggen. De hiervoor genoemde percentages geven hiervan een indruk en zullen naar verwachting door de ligging van Nederland hoger zijn dan voor de ons omringende landen.

Op deelgebieden bestaat er de nodige kennis over de effecten van klimaatverandering op Nederland. Met name op het terrein van de waterproblematiek bestaat een goed beeld.

Het is de indruk van het Milieu en Natuur Planbureau (MNP) dat de kosten voor kustoverstromingen voor het VK (0,2–0,4% van het BNP in 2050) uit het rapport van Stern vergelijkbaar zijn voor Nederland, maar dat deze mogelijk voor Nederland iets hoger liggen omdat Nederland een hogere populatiedichtheid heeft.

De belangrijkste kosten zijn de bestrijding van wateroverlast en de bescherming tegen hoogwater vanuit de zee en de rivieren. Inmiddels is er € 2,1 miljard beschikbaar gesteld voor een betere afwatering van de rivieren.

Daarnaast hebben de waterschappen berekend dat zij voor de bestrijding van wateroverlast tot 2015 € 2,5 miljard nodig hebben. In dit bedrag zijn de kosten voor de gemeenten voor de aanpassing van de riolering nog niet meegenomen. Daarnaast is er voor hoogwaterbescherming nog een bedrag van € 1,6 miljard geraamd tot 2015, waarvan 0,4 al is gereserveerd. Het MNP zal in het tweede kwartaal van 2007 de «duurzaamheidsverkenning» publiceren, waarin nader wordt ingegaan op (economische) gevolgen van het veranderend klimaat.

Naast meer water zullen ook afwisselend perioden met droogte optreden, met invloed op natuur, landbouw, waterkwaliteit en koelwatercapaciteit. Grotere fluctuaties in de rivieren zullen invloed hebben op het transport over water en er zal vaker «extreem weer» optreden. Ook wordt de volksgezondheid beïnvloed (hittestress, slechtere waterkwaliteit, ziekte van Lyme). Naar dit type kosten van klimaatverandering vindt nog nader onderzoek plaats. Zo zal in de loop van 2007 de Nationale Adaptatiestrategie verschijnen, om met deze problemen om te gaan.

3. Het post-Kyoto klimaatbeleid

Stern bepleit een aanpak langs vijf verschillende sporen. Dit zijn ook de sporen waarlangs het demissionaire Kabinet het beleid richt.

1. Het vestigen van een wereldwijde prijs voor CO2

Het demissionaire Kabinet is met Stern van mening dat economische instrumenten een effectief en efficiënt middel kunnen zijn voor de aanpak van het broeikaseffect. Nederland richt zich dan ook op voortzetting van het CO2-handelssysteem na 2012, met meer landen en meer sectoren, een eerlijkere prijsverdeling en strengere plafonds. Dit geeft een prikkel tot innoveren en biedt daarmee bedrijven economische kansen. Daarnaast geeft een wereldwijde handel en prijs een belangrijke prikkel om ook in de ontwikkelingslanden de modernste technologieën te verspreiden.

2. Ondersteuning van technologieontwikkeling

Onderzoek en innovatie zijn cruciaal voor het oplossen van het broeikaseffect. Nederland heeft zich dan ook in lijn met het Stern rapport hard gemaakt in Europees verband om in het zevende kaderprogramma (€ 2,3 miljard voor aanpak klimaat) in te zetten voor o.a. energiebesparing, CO2 opslag en duurzame energie. Alleen door Europese samenwerking kunnen we tot effectieve oplossingen komen.

Daarnaast geeft Nederland aan energieonderzoek, ontwikkeling en demonstratie jaarlijks € 120 miljoen uit. Een nieuw Kabinet zal besluiten nemen over de verdere inzet op duurzame energie, waarbij een cruciale vraag zal zijn hoe innovatie meer gestimuleerd kan worden met een nieuwe regeling. Door nu te investeren in nieuwe technieken willen we samen met onze Europese partners ervoor zorgen dat schone technieken steeds competitiever worden; op termijn kunnen deze technieken zelfs leiden tot een extra impuls voor de economie. Via de transitieaanpak werken bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheid nauw samen om deze technieken in de samenleving geïntroduceerd te krijgen. Ik verwijs u hiervoor naar het Transitieactieplan, Kamerstukken II 2005–2006, 29 023, nr. 27. Veel experimenten uit de Transitieaanpak hebben inmiddels met overheidsmiddelen een impuls gekregen (totaal is er meer dan € 100 miljoen geïnvesteerd). Zo werken Gasunie, energiebedrijven en techniekleveranciers samen aan de marktintroductie van microwarmtekracht als Cv-ketel en is er een proefproject met de landbouwkas als energiebron.

3. Wegnemen van barrières voor gedragsverandering

Energiebesparing is een belangrijke derde route waar Stern veel aandacht voor vraagt. Veel additionele besparingsmaatregelen, waar het hier met name om gaat, zijn rendabel, maar er zijn diverse obstakels om ze niet te nemen. Daarom is de beleidsinzet voor energiebesparing in Nederland geïntensiveerd en zal eind dit jaar ECN een rapport publiceren over met welke instrumenten en tegen welke kosten en baten de beleidsinzet nog verder kan worden verhoogd, met als streven een besparingspercentage van 2%. Een besluit over nieuwe maatregelen is aan een volgend Kabinet. Overigens zullen veel maatregelen alleen op Europese schaal haalbaar zijn. Nederland maakt zich in de EU hard voor strenge normen voor auto’s en bijvoorbeeld normen voor het energieverbruik van apparaten op stand-by.

4. Beleid gericht op adaptatie

Naast het vermijden van klimaatverandering door de hiervoor genoemde maatregelen zal volgens Stern ook geïnvesteerd moeten worden in aanpassingen aan het veranderende klimaat. Voor Nederland zal het waterbeheer inclusief de bescherming tegen overstroming (vanuit zee, de grote rivieren, meer regenval en door bodemdaling) de grootste kostenpost zijn. Ik ging daar hiervoor al op in.

5. Internationale collectieve actie

Het succes van klimaatbeleid staat of valt met een internationale coalitie, aldus Stern. Het heeft als Nederland, of zelfs als Europa, geen zin om alleen op dit terrein beleid uit te voeren als de rest van de wereld dat niet doet; daarvoor groeien de economieën, en daarmee de uitstoot van broeikasgassen elders, te hard. De andere geïndustrialiseerde landen, maar ook de nieuwe opkomende economieën zoals India en China moeten meedoen aan een post-Kyotobeleid. De ontwikkelde landen moeten hierin het voortouw nemen aldus Stern en het Kabinet. De inzet van Nederland in de klimaatonderhandelingen als vervolg op de klimaatconferentie in Nairobi, is daarom gericht op het creëren van een mondiale coalitie, waarin ook aandacht is voor de noden van de ontwikkelingslanden. De recente brief van Minister-President Balkenende en Premier Blair moet ook in dat licht worden gezien.

4. Tot slot

Door onder meer het rapport van de commissie Stern, maar bijvoorbeeld ook de recente film van Al Gore, staat het klimaatprobleem weer volop in de aandacht. Dit is ook nodig, want het gaat hier over een belangrijk onderwerp waar wij ons als Nederland, maar ook wereldwijd voor moeten inzetten. Nederland werkt hard aan het klimaatbeleid. Aanvullende actie is echter nodig zoals het Stern rapport nog eens goed laat zien. Klimaatbeleid en economische groei hoeven elkaar daarbij niet te bijten zoals het Stern rapport laat zien. We hebben het niet over een keuze voor milieu of juist voor economie. Het gaat om een keuze voor het milieu om daarmee ook toekomstige economische groei veilig te stellen. Hierin schuilt mijns inziens ook de kracht van het Stern rapport.

De Minister van Economische Zaken,

J. G. Wijn


XNoot
1

Het rapport is te vinden op www.sternreview.org.uk. Een papieren versie wordt in januari 2007 gepubliceerd.

XNoot
2

Bij de becijferde reductiekosten is door Stern uitgegaan van een stabilisatieniveau van de concentratie broeikasgassen (CO2 equivalenten) op 550 ppm (particles per million), een wereldwijde coalitie en wereldwijde emissiehandel. Momenteel bedraagt de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer circa 430 ppm. De Europese Unie streeft naar een stabilisatie op 450 ppm, hetgeen overeenkomt met een stijging van de mondiale opwarming van 2 graden Celsius sinds het begin van de industriële revolutie.

Naar boven