nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID TEEVEN
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt «negen jaren» vervangen door: vijftien
jaren.
Toelichting
Dit amendement beoogt de bestaande en voorgestelde totale duur van de
voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te verlengen.
In het huidige systeem van de verpleging van overheidswege is de totale
duur van de voorwaardelijke beëindiging gesteld op drie jaren, als gesteld
in artikel 38j, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
In het Wetsvoorstel Verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke
beëindiging van de verpleging van overheidswege is deze termijn initieel
van drie jaren opgehoogd naar zes jaren. Het wetsvoorstel beoogt uitvoering
te geven aan de motie van de leden Kalsbeek en Nicolaï van 3 november
1999, waarin om een aanzienlijke verlenging van de voorwaardelijke beëindiging
wordt verzocht (Kamerstukken II 1999/2000, 26 800 VI, nr. 16). Deze leden
verzochten destijds om een verlenging van de totale duur tot vijftien jaren.
Doel van deze motie is de kans op recidive zo veel mogelijk te beperken door
middel van langer toezicht na de invrijheidstelling.
Sinds het indienen van de motie en het initieel wetsvoorstel hebben zich
echter belangrijke ontwikkelingen voorgedaan op het terrein van de verpleging
van overheidswege, de tbs. Sprekend voorbeeld is het rapport van de tijdelijke
commissie onderzoek tbs die recent de de werking van het tbs-stelsel heeft
onderzocht en aanbevelingen heeft gedaan ter verbetering van dit stelsel (Rapport «Tbs,
vandaag over gisteren en morgen»; Kamerstukken II 2005/06, 30 250,
nr. 5). Een van die aanbevelingen heeft betrekking op verlenging van de duur
van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De commissie
beveelt aan deze duur te verlengen tot negen jaar. In het plan van aanpak.
Mede ten gevolge van dit rapport heeft de minister besloten de voorgestelde
zes jaren bij nota van wijziging (wederom) te verlengen tot een maximale totale
duur van negen jaren. Dit zodat meer maatwerk mogelijk is voor die ter beschikking
gestelden die een langere periode nodig hebben om de geleidelijke
en gecontroleerde terugkeer in de samenleving te realiseren.
Daarnaast kan hiermee het door de Tijdelijke Commissie geconstateerde
knelpunt bij de uitstroom van ter beschikking gestelden worden aangepakt doordat
met verlenging van de termijn de terughoudendheid bij klinieken en het openbaar
ministerie met betrekking tot het vorderen van een voorwaardelijke beëindiging
van de dwangverpleging (deels) kan worden weggenomen.
De minister onderbouwt de voorgestelde negen jaar op grond van de recidivecijfers
(WODC-recidivestudies nr. 230 «Buiten behandeling», 2005). Hieruit
valt af te leiden dat na een periode van negen jaar de kans op recidive aanzienlijk
vermindert ten opzichte van de daaraan voorafgaande jaren.
Ondergetekende zou echter een verlenging van de maximale totale duur van
de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voorstaan
zoals deze is voorgesteld in de motie die ten grondslag ligt aan dit wetsvoorstel:
verlenging van de totale duur tot vijftien jaren.
De overwegingen die destijds de motie droegen (ondanks het feit dat de
motie meer gericht was op zedendelinquenten dat de groep tbs’ers in
het algemeen) gelden naar mening van ondergetekende nog steeds; de maatschappelijke
onrust over recidive bij zedendelinquenten is nog steeds groot, de kans op
recidive bestaat nog steeds, evenals de noodzaak van het vergroten van controle
over en toezicht op weer in vrijheid gestelde zedendelinquenten/tbs’ers.
Ondergetekende is eveneens van mening dat het beëindigen van de TBS onder
voorwaarden hierbij een belangrijk middel kan zijn, maar dat de duur van de
proeftijd na voorwaardelijke beëindiging van de TBS aanzienlijk verlengd
dient te worden tot vijftien jaar.
Onderbouwing van de termijn van vijftien jaren wordt gevonden in de omslag
die ondergetekende voorstaat en die (brief Staatssecretaris van Justitie inzake
geweldsinstructie en verloftoetsingskader, d.d. 16 maart ’07) inmiddels
ook door de regering lijkt te worden ingezet. Het betreft de omslag van het
voorop stellen van de behandeling, vóór het waarborgen van de
maatschappelijke veiligheid. Ondergetekende meent dat het waarborgen van de
maatschappelijke veiligheid in het systeem van de verpleging van overheidswege
en de beëindiging daarvan voorop dient te staan en dat een totale duur
van voorwaardelijke beëindiging van de TBS van 15 jaren een noodzakelijk
maar tevens proportioneel middel is.
Teeven