28 238
Verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege

nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID TEEVEN

Ontvangen 20 maart 2007

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt «negen jaren» vervangen door: vijftien jaren.

Toelichting

Dit amendement beoogt de bestaande en voorgestelde totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege te verlengen.

In het huidige systeem van de verpleging van overheidswege is de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging gesteld op drie jaren, als gesteld in artikel 38j, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.

In het Wetsvoorstel Verlenging van de totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is deze termijn initieel van drie jaren opgehoogd naar zes jaren. Het wetsvoorstel beoogt uitvoering te geven aan de motie van de leden Kalsbeek en Nicolaï van 3 november 1999, waarin om een aanzienlijke verlenging van de voorwaardelijke beëindiging wordt verzocht (Kamerstukken II 1999/2000, 26 800 VI, nr. 16). Deze leden verzochten destijds om een verlenging van de totale duur tot vijftien jaren. Doel van deze motie is de kans op recidive zo veel mogelijk te beperken door middel van langer toezicht na de invrijheidstelling.

Sinds het indienen van de motie en het initieel wetsvoorstel hebben zich echter belangrijke ontwikkelingen voorgedaan op het terrein van de verpleging van overheidswege, de tbs. Sprekend voorbeeld is het rapport van de tijdelijke commissie onderzoek tbs die recent de de werking van het tbs-stelsel heeft onderzocht en aanbevelingen heeft gedaan ter verbetering van dit stelsel (Rapport «Tbs, vandaag over gisteren en morgen»; Kamerstukken II 2005/06, 30 250, nr. 5). Een van die aanbevelingen heeft betrekking op verlenging van de duur van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. De commissie beveelt aan deze duur te verlengen tot negen jaar. In het plan van aanpak.

Mede ten gevolge van dit rapport heeft de minister besloten de voorgestelde zes jaren bij nota van wijziging (wederom) te verlengen tot een maximale totale duur van negen jaren. Dit zodat meer maatwerk mogelijk is voor die ter beschikking gestelden die een langere periode nodig hebben om de geleidelijke en gecontroleerde terugkeer in de samenleving te realiseren.

Daarnaast kan hiermee het door de Tijdelijke Commissie geconstateerde knelpunt bij de uitstroom van ter beschikking gestelden worden aangepakt doordat met verlenging van de termijn de terughoudendheid bij klinieken en het openbaar ministerie met betrekking tot het vorderen van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging (deels) kan worden weggenomen.

De minister onderbouwt de voorgestelde negen jaar op grond van de recidivecijfers (WODC-recidivestudies nr. 230 «Buiten behandeling», 2005). Hieruit valt af te leiden dat na een periode van negen jaar de kans op recidive aanzienlijk vermindert ten opzichte van de daaraan voorafgaande jaren.

Ondergetekende zou echter een verlenging van de maximale totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voorstaan zoals deze is voorgesteld in de motie die ten grondslag ligt aan dit wetsvoorstel: verlenging van de totale duur tot vijftien jaren.

De overwegingen die destijds de motie droegen (ondanks het feit dat de motie meer gericht was op zedendelinquenten dat de groep tbs’ers in het algemeen) gelden naar mening van ondergetekende nog steeds; de maatschappelijke onrust over recidive bij zedendelinquenten is nog steeds groot, de kans op recidive bestaat nog steeds, evenals de noodzaak van het vergroten van controle over en toezicht op weer in vrijheid gestelde zedendelinquenten/tbs’ers. Ondergetekende is eveneens van mening dat het beëindigen van de TBS onder voorwaarden hierbij een belangrijk middel kan zijn, maar dat de duur van de proeftijd na voorwaardelijke beëindiging van de TBS aanzienlijk verlengd dient te worden tot vijftien jaar.

Onderbouwing van de termijn van vijftien jaren wordt gevonden in de omslag die ondergetekende voorstaat en die (brief Staatssecretaris van Justitie inzake geweldsinstructie en verloftoetsingskader, d.d. 16 maart ’07) inmiddels ook door de regering lijkt te worden ingezet. Het betreft de omslag van het voorop stellen van de behandeling, vóór het waarborgen van de maatschappelijke veiligheid. Ondergetekende meent dat het waarborgen van de maatschappelijke veiligheid in het systeem van de verpleging van overheidswege en de beëindiging daarvan voorop dient te staan en dat een totale duur van voorwaardelijke beëindiging van de TBS van 15 jaren een noodzakelijk maar tevens proportioneel middel is.

Teeven

Naar boven