28 221
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van beledigende uitlatingen en het aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden wegens een lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap (strafbaarstelling discriminatie wegens een handicap)

nr. 14
NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN ROUVOET EN KALSBEEK TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 13

Ontvangen 1 juli 2004

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Aan artikel I wordt, onder plaatsing van de aanduiding «A» na de aanhef, een onderdeel toegevoegd, luidende:

B

Artikel 429quater wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij wiens handelen of nalaten in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf zonder redelijke grond, ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat ten aanzien van personen met een lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast.

Toelichting

De voorgestelde bepaling strekt ertoe om discriminatie wegens een handicap in het sociaal-economisch verkeer strafbaar te stellen. Naar ons oordeel vloeit de in deze bepaling vervatte aanvulling logisch voort uit de doelstelling van het wetsvoorstel. Niet in te zien valt waarom discriminatie in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf wegens een handicap niet strafbaar zou zijn, en discriminatie wegens ras, godsdienst, levensovertuiging, geslacht en hetero- of homoseksuele gerichtheid wél.

De strekking van het amendement is om alleen het maken van een ongerechtvaardigd onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur tussen gehandicapten en niet-gehandicapten strafbaar te doen zijn.

Het wezenlijke verschil in karakter tussen de «handicap» en de overige in artikel 429quater genoemde non-discriminatiegronden – namelijk dat om discriminatie van mensen met een handicap te voorkomen vaak juist onderscheid in behandeling noodzakelijk is – brengt met zich dat de strafbaarstelling van discriminatie wegens een handicap een nuancering behoeft. Er zijn omstandigheden denkbaar waarin een bepaald handelen of nalaten iemand op zichzelf binnen het bereik van de strafbaarstelling brengt, maar er voor dat handelen of nalaten een redelijke grond aanwezig is. Zo zou het disproportioneel kunnen zijn om van bijvoorbeeld een ondernemer te vergen dat hij door het treffen van voorzieningen waarborgt dat gehandicapten niet worden uitgesloten.

Om die reden is in de strafbaarstelling in het voorgestelde tweede lid, waarbij nauwe aansluiting bij het «definitie-artikel» 90quater is gezocht, het element «zonder redelijke grond» opgenomen. De rechter zal van geval tot geval moeten beoordelen of van een redelijke grond sprake is. Daarbij zal aansluiting kunnen worden gezocht bij de maatstaven die zich binnen het kader van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte ontwikkelen. Aantekening verdient wel dat deze wet slechts op een deelterrein van het sociaal-economisch verkeer gelding heeft, aangezien deze betrekking heeft op arbeid en beroepsonderwijs.

Rouvoet

Kalsbeek

Naar boven