28 219
Wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en andere wetten in verband met een administratieve lastenverlichting inzake de vaststelling van het premieloon en het uitkeringsloon (Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten)

nr. 35
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2006

In de brief van de vaste commissie voor Financiën van 10 februari jl. (06-FIN-B-008) wordt mijn reactie gevraagd op het onderzoek van het EIM en MKB-Nederland naar de realisatie van de administratieve lastendoelstelling van Walvis en SUB. Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid doe ik u die reactie langs deze weg toekomen.

In het rapport van het EIM en MKB-Nederland wordt per onderdeel van de nulmetingen uit 2002 voor de fiscaliteit en de sociale zekerheid aangegeven welke effecten voor de administratieve lasten het EIM en MKBNederland verwachten van Walvis en SUB. Deze effecten zijn vergeleken met de ramingen die ten grondslag liggen aan de administratieve lastenreductie zoals die is verantwoord in de witte stukken van de wetsvoorstellen met betrekking tot Walvis en SUB. Daarbij merk ik op dat het EIM en MKB-Nederland in hun rapport voor een indeling en rubricering hebben gekozen die niet overal parallel loopt met de indeling en rubricering zoals die bij de ramingen van Walvis en SUB zijn gevolgd. Deze verschillen compliceren de mogelijkheden om een één-op-één vergelijking te maken tussen de door het EIM en MKB-Nederland gepresenteerde effecten en de ramingen van het kabinet.

Volgens het door het EIM en MKB-Nederland uitgevoerde onderzoek leiden Walvis en SUB niet tot de door het kabinet geraamde administratieve-lastenverlichting van € 295 mln, maar tot een administratieve-lastenverlichting van € 73,5 mln.

Het veruit grootste verschil tussen de door het EIM en MKB-Nederland gepresenteerde effecten en de ramingen van het kabinet heeft betrekking op de bijzondere vergoedingen en verstrekkingen. Een analyse van dit verschil leidt mij tot de volgende conclusies. Het EIM en MKB-Nederland gaan in hun berekeningen voorbij aan de mogelijkheden tot globalisatie voor de eindheffing.

In artikel 31, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is de mogelijkheid geïntroduceerd om de verschuldigde eindheffing «globaal» – dat wil zeggen niet per werknemer, maar voor de totale populatie van werknemers – te berekenen indien dat een beduidende vereenvoudiging van de vaststelling van de verschuldigde belasting oplevert1. Met Walvis en SUB is geregeld dat eindheffingsbestanddelen niet langer ook geïndividualiseerd in het premieloon moeten worden opgenomen. Daarmee is een aanzienlijke barrière voor toepassing van de eindheffingssystematiek weggenomen. De verwachting van het kabinet is dan ook dat toepassing van eindheffing de komende tijd veel makkelijker ingang kan vinden in de loonadministratie van bedrijven. In de raming van het kabinet is ervan uitgegaan dat de administratieve lasten op dit onderdeel met ca. € 170 mln. afnemen. In het onderzoek van het EIM en MKB-Nederland wordt niet toegelicht waarom deze forse administratieve lastenverlichting in zijn geheel buiten beschouwing wordt gelaten bij de berekening van de effecten van Walvis en SUB.

Het EIM en MKB-Nederland veronderstellen dat de administratieve lasten als gevolg van de vervanging van de Melding Sociale Verzekering (MSV) door de Eerstedagsmelding (EDM) met ca. € 7 mln. zullen toenemen. De motivering daarvoor is dat op de EDM meer velden moeten worden ingevuld. Dit is feitelijk onjuist. Met de EDM zoals die per 1 juli a.s. zal worden ingevoerd, wordt aanzienlijk minder informatie uitgevraagd dan met de MSV het geval was. Om die reden heeft het kabinet voor de introductie van de EDM een toename van de administratieve lasten met ca. € 10 mln geraamd, terwijl de administratieve-lastenreductie samenhangend met het afschaffen van de MSV is geraamd op ca. € 27 mln. Aangezien de EDM pas bij Nota van wijziging in WFSV-verband is geïntroduceerd, is de daarmee samenhangende administratieve-lastenreductie van € 17 mln. in de boekhouding van het kabinet separaat buiten het beeld voor Walvis en SUB verantwoord. Voor de vergelijkbaarheid van het rapport van het EIM en MKB-Nederland enerzijds en de raming van het kabinet anderzijds, betekent dit dat de cijfers van het EIM en MKB-Nederland in technische zin met een bedrag van € 7 mln. moeten worden gecorrigeerd.

Verder springen de volgende verschillen in het oog. Het EIM en MKBNederland menen dat de administratieve-lastenverlichting samenhangend met de invoering van de gecombineerde loonaangifte ruim € 7 mln. bedraagt. Het kabinet gaat in het huidige beeld uit van een totale reductie van de administratieve lasten op deze onderdelen met ca. € 40 mln. Het kabinet gaat er daarbij in de kern vanuit dat op het punt van de gecombineerde aangifte en betaling een aanzienlijke efficiencyslag bij het bedrijfsleven haalbaar moet zijn. Enerzijds behoeven bedrijven nog maar met één instantie zaken te doen – de Belastingdienst –, anderzijds leidt de introductie van het elektronische aangiftebericht ertoe dat de gegevens die noodzakelijk zijn voor de aangifte «met een druk op de knop» uit de loonadministratie in het aangifteformat kunnen worden gezet. Ook hier is het aan het bedrijfsleven zelf om van de geboden faciliteiten optimaal gebruik te maken.

In de raming van het kabinet is er rekening mee gehouden dat bedrijven die nu nog met een kwartaalaangifte loonheffing kunnen volstaan, in de toekomst elke maand aangifte moeten doen. Daar staat tegenover dat voor bedrijven die voor een beperkt aantal uren personeel in dienst hebben de verplichting tot het separaat naast de kwartaalaangifte loonbelasting maandelijks aanleveren van gegevens aan het UWV vervalt.

Het EIM en MKB-Nederland gaan er vanuit dat de administratieve lastenbesparing in verband met de polisadministratie vanaf 2008 wordt gerealiseerd. Dit is echter niet het geval. Naar verwachting zal vanaf 2007 informatie uit de polisadministratie beschikbaar komen ten behoeve van de WW/ZW en de Wet arbeid en zorg. De informatie uit de polisadministratie komt vanaf 2009 beschikbaar voor de WIA. Voor zover ik kan nagaan, hebben het EIM en MKB-Nederland de administratieve-lastenreductie samenhangend met het meervoudig gebruik van informatie uit de polisadministratie voor WW en wachtgeld op hetzelfde bedrag berekend als in de raming van het kabinet. Alleen al om die reden bevreemdt het mij dat het EIM en MKB-Nederland het bedrag voor het meervoudig gebruik van informatie ten behoeve van de WAO op het eerste gezicht met ca.€ 6 mln lager hebben ingeschat dan de inschatting van het kabinet.

Het hiervoor beschrevene is goeddeels een verklaring voor de verschillen tussen de cijfers van het EIM en MKB-Nederland enerzijds en de raming zoals die door het kabinet tot uitgangspunt is genomen anderzijds. Ik merk daarbij graag nog het volgende op. Met Walvis en SUB heeft het kabinet beoogd om flinke besparingen op de administratieve lasten te realiseren. De mogelijkheid bestaat zeer wel dat die besparingen dit jaar nog niet zichtbaar en voelbaar zijn voor het bedrijfsleven. Daaraan is ongetwijfeld mede debet dat het bedrijfsleven de afgelopen tijd niet alleen met Walvis en SUB is geconfronteerd, maar ook op een aantal andere terreinen in het sociaal-fiscale domein met nieuwe regelgeving te maken heeft gekregen. Het jaar 2006 is dan ook vooraleerst een overgangsjaar, dat zich kenmerkt door extra inspanningen en investeringen van het bedrijfsleven om aan de nieuwe aangiftesystematiek te kunnen voldoen. Niettemin ga ik er vanuit dat de positieve effecten van Walvis en SUB vanaf 2007 geleidelijk aan merkbaar zullen worden.

Het kabinet doet er ook in voorlichtende en ondersteunende sfeer veel aan om de introductie van Walvis en SUB zo goed mogelijk te laten verlopen. Ik acht het van groot belang dat mogelijk bij het bedrijfsleven nog bestaande onduidelijkheden en vragen zoveel mogelijk worden geadresseerd. MKB-Nederland beschikt over een breed ledennetwerk dat bij uitstek mogelijkheden biedt voor het verspreiden van informatie onder ondernemers. In dat verband wil ik hen graag uitnodigen om daaraan in goede samenwerking met de Belastingdienst een bijdrage te leveren.

Voor de goede orde merk ik ten slotte op dat de kamervragen van 7 december naar aanleiding van de brief van VNO-NCW en MKB-Nederland over de effecten van Walvis en SUB vandaag separaat zullen worden beantwoord door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn


XNoot
1

Zie onder meer Kamerstukken II 2001–2002, 28 371, nr. 3, blz. 13, 18 en 19.

Naar boven