28 202
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Penitentiaire beginselenwet en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen in verband met het verblijf van in bewaring gestelde verdachten alsmede arrestanten in een politiecel (verblijf in politiecellen)

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2002

Naar aanleiding van mijn nota van het verslag van het wetsvoorstel 28 202, Verblijf in politiecellen, heeft de vaste commissie voor Justitie mij bij brief van 5 februari 2002 bericht dat een aantal van de gestelde vragen niet voldoende zijn beantwoord. De commissie verzoekt mij voor de plenaire behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel en het wetsvoorstel 28 201, Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers antwoord te geven op de vragen.

Het betreft de volgende vragen:

1. Hoeveel verdachten zijn ontslagen uit inverzekeringstelling in respectievelijk 2000 en 2001?

2. Hoeveel verdachten zijn er met dagvaarding heengezonden in 2000 respectievelijk 2001 en zijn niet meer bij de rechter gekomen?

3. Om welke delicten gaat het bij de vragen 1 en 2 en voor hoe lang zijn de betrokkenen uit vraag 1 gestraft?

4. Welke interdepartementale overleggen hebben voor 6 december plaatsgevonden tussen de ministeries van Justitie en Financiën?

5. Hoeveel cellen zijn er vanaf 1 oktober 2001 in de huizen van Bewaring bijgekomen?

6. Hoeveel HvB-cellen zijn er vanaf 1998 buiten werking gesteld?

7. Hoeveel slikkerscellen zijn er extra bijgekomen vanaf 1 oktober 2001?

8. Zijn de 48 slikkerscellen na de actie in september 2001 inderdaad niet meer als slikkerscel gebruikt?

Naar aanleiding van de eerste drie in de brief gestelde vragen merk ik het volgende op. De vragen heb ik, gelet op de debatten van 12 december 2001, 23 januari 2002 en mede gelet op mijn brief van 23 januari 2002, gelezen in het licht van ontslag uit inverzekeringstelling wegens capaciteitsgebrek. Bij brief van 23 januari 2002 heb ik u een overzicht doen toekomen van het aantal verdachten dat is heengezonden in de tweede helft van 2001. Ik heb u deze informatie op korte termijn kunnen doen toekomen omdat begin januari aan alle hoofdofficieren van Justitie is gevraagd met de hoogste urgentie een inventarisatie te maken over de aantallen heenzendingen in de tweede helft van 2001.

Naar aanleiding van de schriftelijke inbreng van de leden van de fractie van de CDA op 30 januari 2002 is onmiddellijk aan alle hoofdofficieren van Justitie gevraagd in aanvulling op de eerdere informatieverstrekking een inventarisatie te maken over het jaar 2000 en de eerste helft van 2001. De hoofdofficieren van Justitie is gevraagd hun bevindingen uiterlijk 13 februari 2002 aan het College van procureurs-generaal te doen toekomen. Deze datum is aangehouden omdat de ervaring leert dat bij de inventarisatie van dergelijke zaken de nodige zorgvuldigheid in acht genomen moet worden.

Zoals ik u reeds in mijn brief van 23 januari 2002 heb bericht wordt er thans in andere zin over heenzendingen gesproken dan vroeger gebruikelijk was. Thans is er geen sprake van heenzendbeleid maar van een incidentele noodmaatregel. De huidige situatie brengt met zich dat van een eenduidige definitie geen sprake meer is. Een duidelijke markeringspunt, zoals indertijd met het heenzendbeleid, te weten een bevel van de rechter-commissaris, is thans niet meer aan de orde. Het gaat nu om verdachten die het openbaar ministerie in voorarrest (inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis) had willen brengen of houden maar die op vrije voeten moesten worden gesteld omdat zij door gebrek aan capaciteit niet tijdig in een geschikte cel geplaatst konden worden.

Alle hoofdofficieren van Justitie in Nederland is nu gevraagd die verdachten in kaart te brengen die het openbaar ministerie in het jaar 2000 en de eerste helft van 2001 in voorarrest had willen brengen op basis van een bevel tot (verlening) van inverzekeringstelling c.q. een bevel tot bewaring, maar die wegens plaatsgebrek niet (langer) konden worden ingesloten. Voorts is gevraagd aan te geven van welke delicten eventuele betrokkene werden verdacht, alsmede het strafrechtelijk vervolg dat in deze gevallen is gegeven. Tenslotte is gevraagd aan de hoofdofficieren om ook aan te geven of de betrokkenen met een dagvaarding zijn heengezonden en of de zaak (inmiddels) door de rechter is beoordeeld en zo ja, welke straf is opgelegd.

Het zal u duidelijk zijn dat de beantwoording van bovengenoemde vragen een meer dan gebruikelijke inspanning vergt van het openbaar ministerie en dat voor de beoordeling van de zaken een nadere interpretatie nodig is. Het is voor mij niet mogelijk, zonder de vereiste zorgvuldigheid aan te tasten, binnen zo'n korte termijn, over de door u gevraagde informatie te beschikken. Ik streef er naar u de antwoorden op de vragen zo spoedig mogelijk na 13 februari te doen toekomen.

Naar aanleiding van vraag 4 over de interdepartementale overleggen die voor 6 december hebben plaatsgevonden tussen de ministeries van Justitie en Financiën kan ik u berichten dat er rond 21 november 2001 telefonisch overleg is geweest tussen vertegenwoordigers van mijn ministerie en het College van procureurs-generaal en het ministerie van Financiën. De vijfde vraag behelst het aantal cellen die er vanaf 1 oktober 2001 in Huizen van Bewaring bij zijn gekomen. De ontwikkeling van de HvB-capaciteit tussen 1 oktober 2001 en 29 januari 2002 geeft het volgende beeld te zien:

 1-10-0129-1-02 1-10-0129-1-02 
 Gerealiseerde capverschilBruikbare capverschil
hvb stand. + arrest. man6 6146 7491356 4486 51668
hvb bijz categorie man718597– 121664597– 67
hvb overlast man450417– 33420417– 3
hvb SOV12012007212048
vreemdl art. 59 NVw man7577984175779841
hvb stand. + arrest. vrouw4544802645447925
hvb bijz cat vrouw2127621276
vreemdl art. 59 NVw vrw819817819817
Totaal9 2159 286718 9179 052135

Concuderend kan derhalve worden gesteld dat de bruikbare capaciteit per 1 oktober 2001 8917 was en op 29 januari 2002 9052.

In antwoord op de vraag hoeveel cellen er vanaf 1998 buiten werking zijn gesteld wordt verwezen naar het hier volgende overzicht in de ontwikkeling van de omvang van tot huis van bewaring bestemde capaciteit over de periode van 1998 tot en met 2001.

hvb man + vrouw (excl. vrmd)formele cap.+/-bruikbare cap.+/-
1998-gem 1e kwartaal7 439 7 269 
  99 105
1998-gem 2e kwartaal7 538 7 374 
  15 – 48
1998-gem 3e kwartaal7 553 7 326 
  3 19
1998-4e kwartaal7 556 7 345 
  275 220
1999-gem 1e kwartaal7 831 7 565 
  196 1
1999-gem 2e kwartaal8 027 7 566 
  273 – 268
1999-gem 3e kwartaal8 300 7 298 
  30 399
1999-gem 4e kwartaal8 330 7 697 
  262 420
2000-gem 1e kwartaal8 592 8 117 
  – 122 – 122
2000-gem 2e kwartaal8 470 7 995 
  – 452 – 206
2000-gem 3e kwartaal8 018 7 789 
  87 123
2000-gem 4e kwartaal8 105 7 912 
  38 58
2001-gem 1e kwartaal8 143 7 970 
  32 69
2001-gem 2e kwartaal8 175 8 039 
  – 27 – 90
2001-gem 3e kwartaal8 148 7 949 
  220 178
2001-gem 4e kwartaal8 368 8 127 
     
1998 geheel gemiddeld7 519 7 328 
  599 200
1999 geheel gemiddeld8 118 7 528 
  178 425
2000 geheel gemiddeld8 296 7 953 
  – 87 68
2001 geheel gemiddeld8 209 8 021 
1998 ultimo7 625 7 477 
  716 334
1999 ultimo8 341 7 811 
  – 121 76
2000 ultimo8 220 7 887 
  136 208
2001 ultimo8 356 8 095 

Niettegenstaande reducties van HvB-capaciteit in sommige kwartalen is over de periode 1998 tot en met 2001 in het geheel sprake van een toename van de HvB-capaciteit.

Tot slot zal ik ingaan op de vragen zeven en acht omtrent de slikkerscellen. Ervan uitgaande dat onder slikkerscellen wordt verstaan, voorzieningen voor personen verdacht van het vervoeren van drugs in het lichaam («bolletjesslikkers»), enerzijds met voorzieningen om het bewijsmateriaal te verkrijgen c.q. veilig te stellen en anderzijds om adequate medische zorg te kunnen bieden bij complicaties, dan luidt het antwoord, dat er sinds 1 oktober 2001 tot aan het openstellen van het calamiteitenhospitaal te Utrecht op 19 januari 2002, hiervoor geen extra capaciteit is bijgekomen.

De 48 cellen die tijdens de actie in september 2001 gebruikt zijn als «slikkercel» in de hiervoor gegeven betekenis, zijn nadien niet meer als zodanig gebruikt.

Als bedoeld wordt in hoeverre er capaciteit specifiek gebruikt wordt voor verdachten van het in het lichaam vervoeren van drugs, waarbij is vastgesteld dat mag worden aangenomen dat er zich geen drugs meer in het lichaam hebben – in de uitvoering doorgaans aangeduid als «schone slikkers» – dan levert de situatie het volgende beeld op:

Periode aantallocatieaantallocatieaantallocatietotaal
week 40(1 okt 01 -)24Scheveningen24Amsterdam  48
week 41 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 42 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 43 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 44 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 45 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 46 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 47 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 48 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 49 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 50 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 51 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 52 24Scheveningen24Amsterdam  48
week 01 20Scheveningen24Amsterdam  44
week 02 20Scheveningen24Amsterdam24Nieuwegein68
week 03 20Scheveningen24Amsterdam24Nieuwegein68
week 04 20Scheveningen24Amsterdam24Nieuwegein68
week 05(- 1 feb 02)20Scheveningen24Amsterdam24Nieuwegein68

Hieruit kan worden afgeleid dat de in vraag 8 bedoelde 48 cellen, na de actie in september 2001 voor een deel zijn gebruikt voor personen gedetineerd wegens het vervoeren van drugs in het lichaam («schone slikkers» en voor een deel een andere bestemming hebben gekregen. Dit laatste is elders gecompenseerd.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven