nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Aanleiding voor dit wetsvoorstel
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State)
Bij koninklijk besluit van 21 maart 2000 tot wijziging van het Besluit
prijsaanduiding goederen 1980 (Stb. 132) is richtlijn nr. 98/6/EG van het
Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende
de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument
aangeboden producten (PbEG L 80) (hierna: richtlijn 98/6) geïmplementeerd.
In het advies van de Raad van State over dit besluit is gesteld dat bij de
vormgeving van de implementatiemaatregelen naar de mening van de Raad onvoldoende
is aangesloten bij de systematiek en de terminologie van deze richtlijn.
Bij de implementatie van richtlijn 98/6 is, in lijn met artikel 249 van
het EG-Verdrag en de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de
Europese Gemeenschappen (onder meer HvJ EG 20 mei 1992, Commissie/Nederland,
Jurispr. 1992,blz. I-3265, r.o. 17), uitgegaan van het principe dat een juiste
implementatie van een richtlijn plaatsvindt indien de met die richtlijn beoogde
resultaten worden bereikt. Hieraan doet in beginsel niet af dat de systematiek
en gehanteerde terminologie van het gewijzigde besluit op enkele plaatsen
afwijken van die van de richtlijn. Toch is naar aanleiding van het advies
van de Raad van State besloten dat met het oog op de consistentie en de doorzichtigheid
van de prijzenregelgeving de Prijzenwet en, nadat deze is gewijzigd, het Besluit
prijsaanduidingen goederen 1980 zouden moeten worden aangepast aan de systematiek
en de terminologie van deze richtlijn. Vanwege de op dat moment zeer geringe
nog resterende tijd tot het einde van de implementatietermijn, is er voor
gekozen om het Besluit van 21 maart 2000 in werking te laten treden en op
een later moment de Prijzenwet en het Besluit prijsaanduidingen goederen 1980
aan te passen. Het nu voorliggende wetsvoorstel strekt er alsnog toe om de
Prijzenwet aan te passen aan de systematiek en terminologie van deze richtlijn.
Inhoud van dit wetsvoorstel
De terminologie in de Prijzenwet wordt in overeenstemming gebracht met
richtlijn 98/6 door de term «goederen» in de hele wet te vervangen
door de in de richtlijn gehanteerde term «producten». Omdat het
hier enkel gaat om aanpassing van de terminologie blijft de definitie van
de term «producten» dezelfde als de definitie van
de term «goederen». De richtlijn definieert de term «producten»
niet. In het spraakgebruik worden daaronder in de eerste plaats verstaan door
menselijke activiteit tot stand gebrachte roerende zaken, en voorts, met name
in het handelsverkeer, door de mens gewonnen zaken, zoals delfstoffen en andere
natuurproducten. Dit wordt gedekt door het begrip roerende zaken in de zin
van het Burgerlijk Wetboek.
Voorts wordt de terminologie in deze wet in overeenstemming gebracht met
richtlijn 98/6 door in artikel 2b, eerste lid, onder b, niet langer te spreken
over «standaardhoeveelheid», maar over «meeteenheid».
De systematiek van de Prijzenwet wordt met richtlijn 98/6 in overeenstemming
gebracht door onderdeel b van artikel 2b, eerste lid, te vervangen door een
nieuw onderdeel b. Met dit nieuwe onderdeel wordt bereikt dat de verplichting
tot het opleggen van prijsaanduiding per meeteenheid niet meer beperkt is
tot de gevallen waarin prijsaanduiding per product verplicht gesteld kan worden.
Hierdoor wordt het mogelijk gemaakt om indien producten worden aangeboden
in één van de aangewezen meeteenheden (bijvoorbeeld een literpak
melk), overeenkomstig de richtlijn te volstaan met de verplichting tot aanduiding
van alleen de prijs per meeteenheid (de prijs per liter).
Zoals aangegeven dient het Besluit prijsaanduiding goederen 1980 eveneens
te worden aangepast aan de systematiek en terminologie van de richtlijn. Deze
wetswijziging dient dan ook op hetzelfde tijdstip in werking te treden als
de wijziging van dit besluit. Derhalve zal deze op een bij koninklijk besluit
bepaald tijdstip in werking treden.
De Minister van Economische Zaken,
A. Jorritsma-Lebbink