28 183
Wijziging van de Invorderingswet 1990 (Herziening procesrecht inzake aansprakelijkstelling)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 28 februari 2002

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

ALGEMEEN

De leden van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige voorstellen. Gezien de vele en substantiële nadelen van het huidige systeem, zijn deze leden overtuigd van de noodzaak tot aanpassing van de rechtsgang zoals in dit wetsvoorstel wordt bedoeld.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De leden van de VVD-fractie hebben nog de volgende opmerkingen c.q. vragen.

De leden van de PvdA-fractie vragen echter meer informatie omtrent het, op het moment van inwerkingtreding van de wetswijziging, aantal onder behandeling zijnde zaken, en de te verwachten behandelingsduur daarvan. Gezien de beschreven voordelen voor de Belastingdienst en de rechterlijke macht vragen de leden van deze fractie daarbij naar de mogelijkheden om zoveel mogelijk (bestaande) zaken onder het nieuwe regime te brengen, zeker omdat het nieuwe systeem ook bijdraagt aan een verlichting van de op het bedrijfsleven rustende administratieve en financiële lasten.

De leden van de fractie van de PvdA vragen om een nadere onderbouwing van de veronderstelling dat de verhoging van het werkaanbod van de belastingrechter binnen de bestaande formatie kan worden opgevangen. Hoeveel formatieplaatsen zijn met deze werkvermeerdering gemoeid? Tevens vragen zij of zij ervan overtuigd kunnen zijn dat de belastingrechter deze werkvermeerdering zowel personeel als organisatorisch ook aan kan.

De leden van deze fractie vragen of met deze wetswijziging ook het probleem is opgelost van de expediteurs die, bijvoorbeeld invoerdocumenten op eigen naam hebben afgegeven, aansprakelijk worden gesteld voor het ontduiken van rechten door anderen? Indien dat niet het geval is, vragen deze leden of de oplossing van dit probleem nog in deze wetswijziging kan worden verwerkt.

De leden van de VVD-fractie vinden het positief dat er nu een geconcentreerde rechtsgang bij een rechter komt. Daar het veelal gaat om rechtsvragen van fiscale aard lijkt hen de keuze voor concentratie van de rechtsgang bij de belastingrechter logisch. Wel zouden zij de regering willen vragen een reactie te geven op het artikel van mr. J.A. Booij die in het Weekblad Fiscaal Recht van 14 februari jl. een alternatief voorstel doet.

De regering heeft zich in het voorliggende wetsvoorstel beperkt tot aanpassing aansprakelijkheidsstelling. Wanneer kan de Tweede Kamer de wetsvoorstellen om de rechtsbescherming bij belastingcontroles en de omvang van het wettelijk verschoningsrecht in belastingzaken te regelen, tegemoet zien, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat het wetsvoorstel leidt tot lagere administratieve en financiële lasten voor het bedrijfsleven.

De regering geeft aan dat er sprake zal zijn van een zekere verlichting van de totale werklast voor de rechterlijke macht. Kan aangeven worden met hoeveel zaken de werklast voor de rechterlijke macht afneemt en of de rechterlijke macht nu meer strafrechtelijke zaken kan afhandelen?

ARTIKELSGEWIJS

De memorie van toelichting stelt dat de belastingrechter op grond van het nieuwe artikel 49 ook bevoegd zal worden als de aansprakelijkheid niet berust op de Invorderingswet, maar bijvoorbeeld op het BW. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe dat valt te rijmen met de plaatsing van artikel 49 in Titel VI van de Invorderingswet, waarin alleen de aansprakelijkheidsgronden uit deze wet zelf geregeld worden.

De Hoge Raad (HR 17 september 1999, BNB 1999/441) lijkt er eveneens van uit te gaan dat de formele regels van de artikelen 49 e.v. van de Invorderingswet alleen zien op aansprakelijkheid die gebaseerd is op de Invorderingswet zelf. Verdient het geen aanbeveling dit duidelijker in de wet vast te leggen?

Wordt de belastingrechter ook bevoegd als de aansprakelijkheid wordt gebaseerd op onrechtmatige daad, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Op grond artikel 49, zesde lid, kan het bezwaar geen betrekking hebben op feiten of omstandigheden die van belang zijn geweest bij het vaststellen van een belastingaanslag en ter zake waarvan een onherroepelijke uitspraak is gedaan. Wat gebeurt er in gevallen waarin de belastingschuldige zelf heeft geprocedeerd tegen de aanslag waarbij de belastingplichtige bepaalde feiten of omstandigheden daarbij wel ter discussie heeft gesteld maar niet deugdelijk heeft geprocedeerd? Wordt de aansprakelijk gestelde derde daarvan de dupe, ook als dat iemand is die geen enkele invloed kon uitoefenen op de procesvoering door de belastingschuldige bijvoorbeeld in het geval van bestuurderaansprakelijkheid voor belastingschulden van een inmiddels failliete BV? Is een dergelijke beperking van de toegang tot de rechter gerechtvaardigd, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zijn gevallen waarin de aansprakelijkheid mede een bestuurlijke boete betreft, niet in strijd met toegang tot de rechter volgens artikel 6 EVRM (zie Hof van Leeuwarden 15 februari 1991, BNB 1992/251, CRvB 15 februari 1995, RSV 1996/214 en HR 11 februari 2000, NJ 2000, 259), zo vragen de leden van de VVD-fractie.

In gevallen waarin bij de belastingschuldige omkering van de bewijslast is opgetreden zou artikel 49, zesde lid, er bovendien toe leiden dat ook de aansprakelijk gestelde aan de gevolgen daarvan gebonden wordt. De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeverre dat is te rijmen met de wettelijke regel dat omkering van de bewijslast bij de belastingschuldige juist niet behoort te werken jegens een aansprakelijke derde, als de tekortkoming die tot de omkering van de bewijslast leidde niet aan hem te wijten is.

Hoe werkt de rechtsbescherming uit indien het recht van de ontvanger tot invordering van de belastingschuld na het uitbrengen van de aansprakelijkstelling verjaart? Kan dit verweer worden aangevoerd voor de belastingrechter, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Hoe werkt het wetsvoorstel uit indien na de aansprakelijkstelling betalingen op de aanslag plaatsvinden, bijvoorbeeld doordat gelden van een G-rekening beschikbaar komen, doordat andere aansprakelijk gestelde personen betalen, of doordat de belastingschuldenaar toch nog enig verhaal blijkt te bieden? Moet de ontvanger het bedrag van de aansprakelijkstelling dan aanpassen? Moet de belastingrechter hiermee rekening houden in het dictum van zijn uitspraak? Welke gevolgen heeft dit voor de proceskostenvergoeding? Betekent e.e.a. dat de ontvanger de belastingrechter moet informeren zodra er enig bedrag op de aanslag betaald wordt? En hoe zit het als er betalingen binnenkomen nadat de aansprakelijkstelling onherroepelijk komt vast te staan? Bij welke rechterlijke instantie kan de aansprakelijk gestelde zich dan op deze betalingen beroepen? Zie in dit verband Hof Den Haag 28 maart 1996, V-N 1996 p. 1557 e.v., Hof Den Haag 8 oktober 1996, V-N 1997, p. 1237 e.v. en Rb. Den Bosch 17 november 1995, V-N 1996, blz. 2050 e.v.

Hoe zit het met de renteberekening indien een aansprakelijkheidsschuld niet tijdig wordt betaald? Wordt dan de wettelijke rente gevorderd, zoals de Rijksadvocaat thans regelmatig doet in civiele procedures namens de ontvanger? Hoe verhoudt zich dit tot de eventuele aansprakelijkheid voor de invorderingsrente? En wordt er dan geen rente over rente berekend (hetgeen bij de belastingschuldenaar zelf niet mag) doordat de wettelijke rente ook gevorderd wordt over het deel van de aansprakelijkheidsschuld dat betrekking heeft op de invorderingsrente? En kan er wettelijke rente over de aansprakelijkheidsschuld worden gevorderd wanneer het belopen van invorderingsrente niet aan de aansprakelijke is te wijten, en hij dus gelet op artikel 32, tweede lid, Inv. 1990 niet aansprakelijk is voor de invorderingsrente?

Verdient het geen aanbeveling de problematiek van de rente bij aansprakelijkstellingen duidelijker en consistenter te regelen?

Hoe werkt het overgangsrecht uit in gevallen waarin de ontvanger onder de huidige wetgeving het recht tot effectuering van de aansprakelijkstelling heeft verloren door overschrijding van de termijn van twee maanden waarbinnen hij moet dagvaarden?

Toepasselijkheid van bestuursrechtelijke wetgeving over de bezwaarfase betekent niet in alle opzichten een verbetering van de rechtspositie van de aansprakelijk gestelde. Voor de kosten van de bezwaarprocedure geldt dat de mogelijkheden tot een kostenvergoeding ten laste van de overheid aanzienlijk beperkter zijn dan onder de huidige betwistingprocedure. Wat is de rechtvaardiging hiervan, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De ontvanger mag in het voorstel een jaar (en in uitzonderlijke gevallen tot twee jaar) doen over de behandeling van het bezwaarschrift. Overschrijding van deze termijn leidt niet tot het vervallen van het aansprakelijkstelling. In dat opzicht is de positie van de aansprakelijk gestelde in de huidige wetgeving sterker. Nu dient de ontvanger op grond van de leidraad invordering hem binnen een termijn van in beginsel twee maanden na de betwisting van de aansprakelijkstelling voor de burger rechter te dagvaarden. Bij overschrijding van deze termijn vervalt het recht van de ontvanger om de aansprakelijkstelling te effectueren. Ligt het niet voor de hand nu het wetsvoorstel tot doel heeft om aansprakelijkheidsprocedures vlotter te laten verlopen, voor bezwaarprocedures in aansprakelijkheidszaken in de wet een periode van een soortgelijke en van toereikende sancties voorziene beslistermijn in de Leidraad of in de wet op te nemen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De voorzitter van de commissie,

Crone

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), voorzitter, Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA), Slob (ChristenUnie), Çörüz (CDA) en Vacature PvdA.

Plv. leden: Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Klein Molekamp (VVD), De Wit (SP), Vacature PvdA, Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA), Van der Vlies (SGP), Ten Hoopen (CDA) en Duijkers (PvdA).

Naar boven