28 183
Wijziging van de Invorderingswet 1990 (Herziening procesrecht inzake aansprakelijkstelling)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet 1990 (Herziening procesrecht inzake aansprakelijkstelling).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

15 januari 2002

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de dubbele rechtsgang in de Invorderingswet 1990 met betrekking tot aansprakelijkstelling te vervangen door een enkelvoudige rechtsgang ten overstaan van de belastingrechter, alsmede de reikwijdte van de rechtsgang uit te breiden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 49 komt te luiden:

Artikel 49

1. Aansprakelijkstelling geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking door de ontvanger en vindt niet plaats vóór het tijdstip waarop de belastingschuldige in gebreke is met de betaling van zijn belastingschuld. De beschikking vermeldt in ieder geval het bedrag waarvoor de aansprakelijkheid bestaat en de termijn waarbinnen het bedrag moet worden betaald. Voor zover de aansprakelijkstelling betrekking heeft op een bestuurlijke boete, geschiedt zij met overeenkomstige toepassing van hoofdstuk VIIIA, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

2. De ontvanger maakt de beschikking bekend door toezending als aangetekend stuk.

3. Met betrekking tot bezwaar tegen de in het eerste lid bedoelde beschikking, met betrekking tot beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar, alsmede met betrekking tot beroep in cassatie ter zake van de desbetreffende rechterlijke uitspraak, gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar, beroep of beroep in cassatie als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

4. Met betrekking tot het derde lid zijn de artikelen 25, zesde lid, en 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen niet van toepassing indien het niet aan de aansprakelijk gestelde is te wijten dat:

a. de vereiste aangifte niet is gedaan; of

b. niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 41, tweede lid, 47, 47a, 49 en 52 van die wet, alsmede aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 52a en 53, eerste, tweede en derde lid, van die wet voor zover het verplichtingen van administratieplichtigen betreft ten behoeve van de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen.

5. De ontvanger stelt de aansprakelijk gestelde desgevraagd op de hoogte van de gegevens met betrekking tot de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld voor zover deze gegevens voor het maken van bezwaar, het instellen van beroep of beroep in cassatie redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht.

6. Het bezwaar kan geen betrekking hebben op feiten of omstandigheden die van belang zijn geweest bij de vaststelling van een belastingaanslag en ter zake waarvan een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is gedaan.

B. Artikel 50 vervalt.

C. Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «tot verhaal van de belastingaanslag op» vervangen door: ten laste van.

2. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. Het beslag vervalt van rechtswege indien:

a. de aansprakelijk gestelde bezwaar heeft gemaakt tegen de beschikking, bedoeld in artikel 49, eerste lid, en de ontvanger niet binnen vier maanden na de dagtekening van de beschikking uitspraak heeft gedaan op het bezwaarschrift; of

b. vóór het leggen van het beslag geen aansprakelijkstelling heeft plaatsgevonden en aansprakelijkstelling niet alsnog plaatsvindt binnen drie maanden na het leggen van het beslag.

3. De president van de rechtbank die het verlof tot het leggen van het beslag heeft verleend, kan de termijn, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, verlengen indien de ontvanger dit vóór het verstrijken van de termijn verzoekt. Tegen de beschikking, bedoeld in de vorige volzin, is geen hogere voorziening toegelaten.

4. Ingeval een conservatoir derdenbeslag van rechtswege is vervallen, stelt de ontvanger de derdebeslagene daarvan schriftelijk in kennis.

D. Artikel 52 komt te luiden:

Artikel 52

1. Het bedrag, vermeld in een beschikking als bedoeld in artikel 49, eerste lid, is invorderbaar twee maanden na de dagtekening van de beschikking. De artikelen 9, tiende lid, 11, 12, 13, 14 en 19 zijn van overeenkomstige toepassing.

2. De aansprakelijk gestelde kan tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel inzake de invordering van een aansprakelijkheidsschuld in verzet komen op overeenkomstige wijze als een belastingschuldige op de voet van artikel 17, met dien verstande dat het bepaalde in het derde lid van dat artikel eveneens geldt voor het niet ontvangen zijn van de beschikking, bedoeld in artikel 49, eerste lid, en voor de omstandigheden die aan de orde zijn of hadden kunnen worden gesteld bij het maken van bezwaar tegen de in artikel 49, eerste lid, bedoelde beschikking, bij het instellen van beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar of bij het instellen van beroep in cassatie ter zake van een uitspraak op het desbetreffende beroep.

E. In artikel 53, derde lid, wordt «een belastingaanslag» vervangen door: het bedrag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld.

F. Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54

1. Een teruggaaf als gevolg van een vermindering van een belastingaanslag waarop het door de aansprakelijk gestelde betaalde bedrag is afgeboekt, alsmede een teruggaaf als gevolg van een vermindering van een aanslag waarmee een voorlopige aanslag, waarop het door de aansprakelijk gestelde betaalde bedrag is afgeboekt, op de voet van artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is verrekend, komt niet toe aan de belastingschuldige doch aan de aansprakelijk gestelde, tot het bedrag dat hij op grond van die aansprakelijkstelling heeft voldaan.

2. Indien een aanslag na de verrekening van een voorlopige aanslag met die aanslag leidt tot een teruggaaf, wordt deze teruggaaf voor de toepassing van het eerste lid aangemerkt als een vermindering van de voorlopige aanslag.

3. De ontvanger doet aan de belastingschuldige mededeling van zijn voornemen tot betaling van de in het eerste lid bedoelde teruggaaf aan de aansprakelijk gestelde, dan wel van zijn voornemen tot verrekening op de voet van artikel 24 van die teruggaaf.

4. Indien meer dan één aansprakelijk gestelde recht hebben op dezelfde teruggaaf, komt het bedrag van de teruggaaf toe aan ieder van hen naar evenredigheid van ieders op grond van de aansprakelijkstelling betaalde bedrag.

ARTIKEL II

1. Met betrekking tot een beschikking tot aansprakelijkstelling waaromtrent reeds is overgegaan tot dagvaarding voor de burgerlijke rechter overeenkomstig artikel 49, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, blijft het recht gelden zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan die datum.

2. Met betrekking tot een beschikking tot aansprakelijkstelling die is genomen vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet waarop het eerste lid niet van toepassing is, wordt een tijdige betwisting overeenkomstig artikel 49, derde lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, en welke niet heeft geleid tot intrekking van de beschikking, aangemerkt als een tijdig tegen die beschikking gemaakt bezwaar als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidt na de datum van inwerkingtreding van deze wet. Indien in verband met die beschikking eveneens tijdig bezwaar is gemaakt op de voet van artikel 50, eerste of tweede lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, wordt dat bezwaar geacht deel uit te maken van het in de eerste volzin bedoelde bezwaar.

3. Indien de in het tweede lid bedoelde betwisting niet, of niet tijdig, heeft plaatsgevonden, doch wel tijdig bezwaar op de voet van artikel 50, eerste of tweede lid, van de Invorderingswet 1990 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, is gemaakt, wordt, tenzij op dat bezwaar reeds uitspraak is gedaan en die uitspraak onherroepelijk is geworden of tegen die uitspraak reeds beroep is ingesteld, dat bezwaar geacht een bezwaar te zijn als bedoeld in het tweede lid, eerste volzin.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven