28 174
Wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen

nr. 8
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 10 april 2002

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan het slot van het opschrift wordt toegevoegd: en van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet omwille van de correctie van enkele tariefbepalingen.

B

In de aanhef wordt aan het slot van de considerans, na «worden gefinancierd» toegevoegd: , en tevens enkele bepalingen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet te corrigeren.

C

Na artikel II worden drie artikelen toegevoegd, die luiden:

ARTIKEL IIA

De Elektriciteitswet 1998 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 29, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, die luidt: De tarieven voor de ontvangst van elektriciteit kunnen verschillen voor verschillende afnemers, afhankelijk van de locatie op het net waarop de elektriciteit wordt ontvangen, en de tarieven voor het invoeden van elektriciteit kunnen verschillen voor verschillende afnemers, afhankelijk van de locatie op het net waarop de elektriciteit wordt ingevoed.

B

Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede en derde lid komen te luiden:

2. De directeur van de dienst stelt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering telkens vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar. Voor iedere netbeheerder kan een afzonderlijke korting worden vastgesteld.

3. De directeur van de dienst stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt de methode tot vaststelling van de korting vast en geeft in het besluit tot vaststelling van de methode aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van het overleg.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

4. De directeur van de dienst kan de tarieven die zullen gelden in de periode t corrigeren, indien de tarieven die golden in de periode of periodes voorafgaand aan periode t:

a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd, of

b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en de directeur van de dienst, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven.

3. In het vijfde lid wordt «met inachtneming van het eerste lid» vervangen door: met inachtneming van dit artikel.

C

Artikel 58 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Ten behoeve van de vaststelling van de tarieven voor het jaar 2001 voor de levering aan beschermde afnemers als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, kan een afzonderlijke korting worden vastgesteld.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

4. Onze Minister kan de tarieven die zullen gelden in de periode t corrigeren, indien de tarieven die golden in de periode of periodes voorafgaand aan periode t:

a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd, of

b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en Onze Minister, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven.

3. In het vijfde lid wordt «met inachtneming van het eerste lid en tweede lid» vervangen door: met inachtneming van dit artikel.

ARTIKEL IIB

De Gaswet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Ten behoeve van de vaststelling van de tarieven voor het jaar 2001 voor de levering aan beschermde afnemers die in dat jaar minder dan 10 000 000 m3, maar meer dan 1 000 000 m3 gas verbruikten, kan een afzonderlijke korting worden vastgesteld.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

6. Onze Minister kan de tarieven die zullen gelden in de periode t corrigeren, indien de tarieven die golden in de periode of periodes voorafgaand aan periode t:

a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd, of

b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en Onze Minister, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven.

B

Artikel 80 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «Onze Minister stelt» ingevoegd: vanaf 1 januari 2002.

2. Het tweede en derde lid komen te luiden:

2. Onze Minister stelt de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering telkens vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar. Voor iedere netbeheerder kan een afzonderlijke korting worden vastgesteld.

3. Onze Minister stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt de methode tot vaststelling van de korting vast en geeft in het besluit tot vaststelling van de korting aan welke gevolgtrekkingen hij heeft verbonden aan de uitkomsten van het overleg.

3. Toegevoegd wordt een lid, dat luidt:

4. Onze Minister kan de tarieven die zullen gelden in de periode t corrigeren, indien de tarieven die golden in de periode of periodes voorafgaand aan periode t:

a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd, of

b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en Onze Minister, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven.

C

Aan artikel 81, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, die luidt: Onze Minister stelt de tarieven vast met inachtneming van dit lid en het derde lid.

D

In artikel 88, derde lid, wordt «1 januari 2004» vervangen door: 1 januari 2012.

ARTIKEL IIC

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2001 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Kamerstukken II 2000/01, 27 639) tot wet wordt verheven en in werking treedt voordat dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt in artikel IIA, onderdeel B, onder 1 en 2, «directeur van de dienst» steeds vervangen door: raad van bestuur van de mededingingsautoriteit.

D

Onder plaatsing van het cijfer 1 voor de tekst van Artikel III worden twee leden aan dat artikel toegevoegd, die luiden:

2. De artikelen IIA en IIB treden in werking met ingang van het tijdstip, bepaald in het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, en werken terug tot en met 1 januari 2001.

3. De besluiten tot vaststelling van de tarieven en van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering die in 2002 worden vastgesteld krachtens de artikelen 41 en 58 van de Elektriciteitswet 1998 en 26 en 80 van de Gaswet, treden in werking met ingang van het tijdstip, bepaald in het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, en werken terug tot en met 1 januari 2001.

Toelichting

Algemeen

Deze nota van wijziging repareert enkele artikelen in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet met betrekking tot de vaststelling van de transporttarieven. Bij uitspraak van 6 februari 2002 (no. AWB 01/623, nog niet gepubliceerd) heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) in een beroep dat door N.V. Rendo was ingesteld, geoordeeld dat het door de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie (DTe) genomen besluit over de efficiencykorting niet in overeenstemming is met artikel 58 van de Elektriciteitswet 1998. De uitspraak leidt ertoe dat alle besluiten met betrekking tot leveringstarieven die DTe in 2001 en begin 2002 nam, op losse schroeven staan en opnieuw vastgesteld moeten worden. Daarbij moet DTe in het bijzonder de in de wet neergelegde methode voor bepaling van de efficiencykorting en de tarieven, zowel voor levering als transport van elektriciteit, nauwkeurig volgen.

Ik kan het oordeel van het CBB onderschrijven. Tegelijkertijd heb ik begrip voor het feit dat DTe om praktische redenen koos voor een tariefreguleringmethode die gebruik maakt van gedifferentieerde efficiencykortingen en tarieven. Zodoende stel ik voor de uitgangspunten van de methode van tariefregulering ongewijzigd te laten, maar enkele reparaties uit te voeren. De bedoeling van de regulering, die indertijd in de toelichting bij het wetsvoorstel en de discussie met de Tweede en Eerste Kamer tot uitdrukking is gebracht, moet pregnanter worden verwoord in de bepalingen van de wet. In het bijzonder leidt dat ertoe dat de wet, in overeenstemming met de toelichting, moet aangeven: dat per netbeheerder verschillende efficiencykortingen kunnen worden vastgesteld, dat het mogelijk moet zijn de tarieven te corrigeren, rekening houdend met, onder meer, rechterlijke uitspraken of de ontwikkeling van kosten die niet door de desbetreffende netbeheerder beïnvloed kunnen worden, en dat het uitdrukkelijk de bedoeling is dat producenten of verbruikers die elektriciteit invoeden, respectievelijk afnemen van een laag spanningsniveau, de daarmee uitgespaarde kosten verdisconteerd zien in hun nettarieven.

In de artikelsgewijze toelichting ga ik in op deze wijzigingen. Met de DTe en met energiebedrijven heeft overleg plaatsgevonden over de wijze waarop aan de uitspraak van het CBB gevolg moet worden gegeven. Het uitgangspunt was daarbij dat met toepassing van de reparaties van de tariefbesluiten de opnieuw vast te stellen besluiten in de praktijk zo min mogelijk moeten afwijken ten opzichte van de oude tariefbesluiten. Dit uitgangspunt leidt ertoe dat de reparatie vooral haar weerslag zal hebben op de nog vast te stellen tarieven van 2002 en 2003, terwijl mogelijke negatieve gevolgen voor afnemers en energiebedrijven vanwege aanpassing van de tarieven voor 2001 hetzij niet aanwezig zijn, hetzij zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Doordat de vaststelling van de nieuwe tariefbesluiten voor 2001 zodoende in beginsel geen of hooguit minimale belastende gevolgen heeft voor afnemers dan wel energiebedrijven, is het verlenen van terugwerkende kracht aan de reparaties gerechtvaardigd.

Artikelsgewijs

Opschrift en considerans

In het opschrift en de considerans dient aangegeven te worden dat het wetsvoorstel ook leidt tot aanpassing van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ten behoeve van een reparatie van de tariefbepalingen in die wetten.

Artikel IIA: wijziging van de Elektriciteitswet 1998

De wijziging van artikel 29, tweede lid, is bedoeld om volledig effect te geven aan het uitgangspunt dat het transporttarief niet alleen bij eindverbruikers, maar ook bij producenten in rekening wordt gebracht. Dat uitgangspunt is in de wet neergelegd bij amendement van het lid Crone, Kamerstukken II 1998/99, 26 303, nr. 18. De bedoeling van dat amendement was om bij de vaststelling van het transporttarief rekening te houden met de toe- of afname van transportkosten als gevolg van de aansluiting van een productie-eenheid op het net: door het aansluiten van decentrale productie-eenheden op lagere spanningsniveaus behoeft namelijk soms minder elektriciteit van hogere spanningsniveaus te worden afgenomen, waardoor de totale transportkosten kunnen afnemen. De tekst van het huidige artikel 29 zou in de weg kunnen staan aan het maken van een onderscheid tussen afnemers dat afhankelijk is van de vraag of zij hun elektriciteit afnemen of invoeden op een hoogspanningsnet, dan wel een decentraal net. Om duidelijk te maken dat het in de bedoeling van de wetgever lag zo'n onderscheid in de tariefstelling mogelijk te maken, wordt artikel 29 aangevuld.

Onderdeel B brengt drie correcties aan in artikel 41. In de eerste plaats wordt het tweede lid aangepast aan de bedoeling van de wetgever inzake het vaststellen van de korting ter bevordering van een doelmatige bedrijfsvoering (de «x-factor»). Uit de wetgevingsgeschiedenis blijkt dat een per netbeheerder verschillende x-factor gehanteerd zou moeten kunnen worden, namelijk een generieke korting, gecorrigeerd met een factor die bepaald wordt door rekening te houden met door de netbeheerder niet-beïnvloedbare omstandigheden als bodemgesteldheid, aansluitdichtheid, netconfiguratie en kosten van inkoop van netdiensten van, bijvoorbeeld TenneT. In de huidige tekst komt dat correctiemechanisme niet tot uitdrukking, wat met dit voorstel wordt gerepareerd.

In de tweede plaats komt thans in het derde lid tot uitdrukking dat overleg met netbeheerders en representatieve organisaties van afnemers wordt gevoerd over de korting, dat wil zeggen de x-factor als zodanig. In de praktijk gaat het overleg evenwel over de methode waarop de x-factor wordt bepaald. Dat is zodoende in de voorgestelde tekst tot uitdrukking gebracht.

In de derde plaats wordt een mechanisme voorgesteld om tarieven van individuele netbeheerders te kunnen bijstellen, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met rechterlijke uitspraken en met de ontwikkelingen in niet-beïnvloedbare kosten van de desbetreffende netbeheerder.

Voor de groep beschermde afnemers die op 1 januari 2002 vrij werden moet, met terugwerkende kracht, ook een besluit over de leveringstarieven worden genomen. Omdat voor die groep afnemers de efficiencykorting dus feitelijk maar één jaar kan gelden, moet daarvoor een andere korting worden vastgesteld dan voor de groep kleinverbruikers die tot 1 januari 2004 worden aangemerkt als beschermde afnemer. De in onderdeel C opgenomen toevoeging aan artikel 58, tweede lid, voorziet daarin. Bovendien wordt het in onderdeel B opgenomen artikel 41, vierde lid, dat een correctiemechanisme voor de nettarieven bevat, ook opgenomen in artikel 58 dat betrekking heeft op de bepaling van de leveringstarieven.

Artikel IIB: wijziging van de Gaswet

De wijzigingen ten aanzien van de bepalingen van het leveringstarief die worden aangebracht in artikel 58 van de Elektriciteitswet 1998 moeten op vergelijkbare wijze worden opgenomen in artikel 26 van de Gaswet.

Uit artikel 81, tweede lid, volgt dat voor het jaar 2001 tarieven voor gastransport gelden die gebaseerd zijn op vergelijkbare tarieven in 1999. Artikel 80 laat evenwel in het midden vanaf welk tijdstip de tarieven overeenkomstig dat artikel moeten worden bepaald. Om eventuele misverstanden daaromtrent te voorkomen, wordt met de eerste in onderdeel B opgenomen wijziging bepaald dat dat artikel vanaf 1 januari 2002 wordt toegepast. Artikel 81, tweede en derde lid, is dan van toepassing op de vaststelling van de tarieven voor 2001 (zie onderdeel C). Voor de overige wijzigingen van artikel 80, tweede en derde lid, en de aanvulling met een vierde lid gelden dezelfde redenen als hierboven aangegeven voor de wijzigingen van artikel 41 van de Elektriciteitswet 1998.

Uit een oogpunt van bescherming van kleinverbruikers en transparantie van de markt voor gastransport is het wenselijk dat de bepalingen met betrekking tot de vaststelling van een tarief voor gastransport blijven bestaan tot, in ieder geval, 1 januari 2012. Onderdeel C bevat deze noodzakelijke wijziging. Op grond van de huidige bepaling van artikel 88, derde lid, zouden die tariefbepalingen al vervallen bij de vrijmaking van de gasmarkt voor beschermde afnemers.

Artikel IIC

Deze bepaling is nodig om rekening te houden met de wijziging van artikel 41 van de Elektriciteitswet 1998 die in het wetsvoorstel voor het omvormen van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan is opgenomen.

Artikel III, nieuw tweede lid

Voor de goede uitvoering van de gecorrigeerde tariefbepalingen van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet is terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2001 vereist.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven