28 174
Wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen en van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet omwille van de correctie van enkele tariefbepalingen alsmede in verband met een tijdelijk verbod van privatisering van netwerkbedrijven

nr. 55
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 18 december 2002

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 11 december 2002 overleg gevoerd met staatssecretaris Wijn over de wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector (28 174).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmermans

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken

Woensdag 11 december 2002

14.00 uur

De voorzitter: Timmermans

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten:

Crone, Giskes, Van Hoof, Kortenhorst, Timmermans, Stuger en Vendrik,

alsmede de heer Wijn, staatssecretaris van Economische Zaken.

Aan de orde is:

de wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen (OEPS) (28174).

De voorzitter:

De heren Van Hoof en Stuger moeten dit overleg eerder verlaten. Ik sta daarom toe dat zij als eerste het woord zullen voeren. Verder kan ik mij voorstellen dat de staatssecretaris onmiddellijk op hun inbreng reageert.

De heerVan Hoof(VVD)

Voorzitter. Ik word geacht om op dit moment ook iets te zeggen over de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Als ik straks de vergadering verlaat, weet u wat de reden daarvoor is.

Het moet mij van het hart dat ik heen en weer geslingerd word tussen twee opvattingen over de wijze waarop wij met dit wetsvoorstel om zouden kunnen gaan. Dit wetsvoorstel past goed bij de tijd van het jaar, want het is een kerstboom met ballen waarvan de kleur niet eenduidig op elkaar is afgestemd. Ik heb mij afgevraagd of het zinvol is om op deze manier door te gaan met de behandeling van dit wetsvoorstel. Wij hebben in het weekend een zesde nota van wijziging ontvangen, waarvan de inhoud grotendeels al bekend was. Vervolgens hebben collega's hier zaken uitgelicht, waarover op dit moment niet gesproken zou moeten worden. Dat heb ik vorige week echter al gesuggereerd! Ik vind namelijk dat de materie het verdient om op een rustige en zorgvuldige manier te worden behandeld.

Zowel naar aanleiding van de vijfde als naar aanleiding van de zesde nota van wijziging zou ik kanttekeningen kunnen plaatsen. Ik denk dan aan de criteria voor de privatiseringsdatum en het "switchgedragvraagstuk". De vraag of het "switchen" al of niet zal lukken, wordt namelijk opgehangen aan het eigendom. Het is blijkbaar de veronderstelling dat de "switch" veel moeilijker is als er geen sprake is van publiek eigendom. Dit wordt zeker gesuggereerd door een van de aanvullende voorwaarden. Tegelijkertijd blijven ook enkele vragen onbeantwoord. Ik denk dan aan de terugwerkende kracht en de effecten daarvan, de verhouding tot het Europese recht en de mogelijkheid dat Europese jurisprudentie ons in de toekomst voor de voeten zal lopen. Er resteert dus nog een groot aantal problemen.

Bovendien hebben wij over een aantal elementen niet of nauwelijks met elkaar kunnen spreken. Die elementen kunnen wij er wel weer uitlichten, maar dat lijkt mij toch mijl op zeven. Is het niet veel nuttiger om het oorspronkelijke wetsvoorstel te behandelen, te proberen de zorgen van de heer Crone op te lossen en op een fatsoenlijke manier naar de rest te kijken? Een bezwaar hiertegen is wel dat het tijdverlies zou betekenen voor de sector en de consumenten, ook al zou men gewoon door kunnen gaan met de voorbereiding van de liberalisering en de privatisering. U zult begrijpen waarom ik zei dat ik heen en weer wordt geslingerd tussen de mogelijkheden om hiermee om te gaan.

Ik zal mijn woorden vandaag niet in daden omzetten, want ik heb nog geen amendement ingediend dat ertoe strekt om de vijfde en zesde nota van wijziging te parkeren en door te gaan met het oorspronkelijke wetsvoorstel. Dat doet echter niets af aan mijn opvatting dat er niet langer sprake is van een zorgvuldige behandeling. Ik hoop dan ook dat de regering zich deze kritiek ter harte zal nemen. Het gaat mij niet om de heer Wijn, laat dat duidelijk zijn. Wij spreken hier echter wel met een staatssecretaris die de taken van zijn minister waarneemt. Bovendien maakt hij deel uit van een demissionair kabinet. Dat is zorgelijk, omdat wij een wetsvoorstel bespreken dat binnenkort in een stroomversnelling terechtkomt, omdat het moet worden aangepast aan de huidige ontwikkelingen. Dat zijn overigens ontwikkelingen die om aanpassingen vragen die zeker niet technisch van aard zijn.

Voorzitter. Er is al op verschillende momenten van gedachten gewisseld over de brief en de zesde nota van wijziging. Hierin staan elementen, waarvan ik mij afvraag of het wel nodig is om die te regelen. In het vorige overleg heb ik met de heer Kortenhorst van gedachten gewisseld over de vraag of er een commissie met het karakter van een consumentenbond zou moeten worden ingesteld. Ik begrijp dat het middenveld weer mee moet doen, maar ik vraag mij tegelijkertijd wel af of het een effectieve manier van werken is en of het leidt tot tijdwinst.

Ik heb zojuist verwezen naar de aanvullende randvoorwaarden die door het kabinet worden gesteld. Ik vraag mij af of die zinvol zijn. Ik wil het hier op dit moment bij laten. Mocht blijken dat wij met alle risico's van dien met z'n allen gewoon doormarcheren, dan zal mijn fractie dat zeer kritisch beoordelen. Dat geldt overigens ook voor de amendementen die zijn ingediend en nog zullen worden ingediend en de vijfde en zesde nota van wijziging. Ik betwijfel namelijk of wij op dit moment zorgvuldig genoeg werken.

StaatssecretarisWijn

Voorzitter. Dit is een wat ongebruikelijke gang van zaken. Ik ben echter blij dat u mij in de gelegenheid stelt om nu al te reageren op de bijdrage van de heer Van Hoof, omdat hij een zeer belangrijke partij vertegenwoordigt, die bovendien ook nog eens een coalitiepartij is.

De voorzitter:

Ik wijs u erop dat er geen belangrijkere en minder belangrijke partijen zijn.

De heerVan Hoof(VVD)

Mij sprak de opmerking van de heer Wijn wel aan!

De voorzitter:

Er is ook geen rangorde tussen coalitiepartijen en niet-coalitiepartijen.

StaatssecretarisWijn

Voorzitter. Dat heb ik zeker niet willen suggereren! Als mijn opmerking zo overkwam, bied ik u daarvoor mijn excuses aan.

Ik wil deze zesde nota van wijziging aan het begin van mijn antwoord in het juiste perspectief plaatsen. Ik word inderdaad als demissionaire staatssecretaris geconfronteerd met een wetsvoorstel waaraan een hele geschiedenis is verbonden. De opmerkingen van de heer Van Hoof begrijp ik dan ook heel goed. Ik denk dat het goed mogelijk is om hier met een zakelijke blik naar te kijken.

De heer Van Hoof heeft iets gezegd over mogelijke risico's en gevraagd of wij nog wel precies weten waar wij mee bezig zijn. Ik wil daarover een relativerende opmerking maken. Voormalig minister Jorritsma koerste af op liberalisering per 1 oktober 2003, die gevolgd zou moeten worden door privatisering. Hieraan heeft de Kamer op het laatste moment regels gesteld. Deze regels bleken niet te werken en dat is de reden dat de heer Heinsbroek ervoor heeft gekozen om een stop te zetten op dit dossier. De marsroute van de paarse kabinetten voerde onafwendbaar naar liberalisering en privatisering, de verkoop van minderheidsaandelen enzovoort.

In het Strategisch akkoord staat dat de publieke belangen met betrekking tot het functioneren van energiebedrijven in de wet zullen worden gewaarborgd en dat de verkoop van meerderheidsaandelen niet is toegestaan, totdat de liberalisering van de energiemarkt in de Europese regelgeving is geregeld. Mijn voorganger heeft daarom besloten om de privatisering uit te stellen naar 1 januari 2004 en geen datum te noemen voor de liberalisering. Dit heeft geleid tot enkele extra clausuleringen.

Vervolgens heb ik besloten om de liberalisering per 1 januari 2004 plaats te laten vinden. Voor de voorbereiding kan dan gebruik worden gemaakt van 2003. Verder heb ik besloten om een monitor uit te laten voeren, de DTe extra bevoegdheden te geven en aan de wens van de Kamer tegemoet te komen om een boetebepaling op te nemen. Voorts heb ik eigener beweging een onafhankelijke commissie in het leven geroepen. Als het niet mogelijk mocht blijken om een en ander voor 1 januari 2004 te realiseren, kan die datum worden opgeschoven. Daarover hebben wij ons overigens goed laten adviseren.

Het Strategisch akkoord is aangescherpt door mijn besluiten om de privatisering uit te stellen tot 1 juli 2004 en om eerst te liberaliseren en dan pas te privatiseren. Dit adagium was nog niet op deze manier doorgevoerd. Als voorts blijkt dat 1 januari 2004 te vroeg is voor een verantwoorde liberalisering, kan de voor 1 juli 2004 voorziene privatisering ook niet doorgaan. Er is gekozen voor een systematiek met een automatische verschuiving en ingebouwde noodremmen, zoals de noodrem van een additioneel uitstel van 6 maanden van de privatisering. Dat laatste maakt het mogelijk om eventueel met nieuwe wetgeving te komen.

De fracties van het CDA en GroenLinks hebben hun opvatting niet hoeven te veranderen, maar de vorige coalitiepartijen hebben allemaal hun inzicht gewijzigd. Dat moeten wij niemand misgunnen, want dat is een teken van kracht. Het gevolg hiervan is wel dat het mogelijk is om noodremmen en vangnetten in te bouwen.

Ik begrijp waarom de heer Van Hoof zei dat hij de risico's nog eens goed op zich in wil laten werken. Ik wijs hem er wel op dat die risico's in de juiste proporties moeten worden gezien en dat hij bij zijn beoordeling ook de aangebrachte noodremmen moet betrekken. Verder wil ik niet gaan, want ook ik moet erkennen dat het al met al wat ongelukkig is om met zoveel nota's van wijziging te moeten werken. Er is overigens geen sprake van een stroomversnelling, maar eerder van een "stroomvertraging".

De heerStuger(LPF)

Voorzitter. Ik spreek namens de LPF-fractie mijn waardering uit voor de wijze waarop de staatssecretaris zich heeft ingewerkt in het energiedossier. Uit eigen ervaring weet ik dat dit door de grote dynamiek van het dossier geen eenvoudige opgave is. Het is overigens wel zo dat als je er eenmaal aan begonnen bent, je er niet meer vanaf komt. Ik ben verder blij met de verduidelijking die wordt gegeven in de zesde nota van wijziging.

Ik heb drie amendementen ingediend. De argumenten van de staatssecretaris tegen mijn amendement op stuk nr. 30 over "supplier of last resort" zijn ten dele overtuigend. Twee zaken zijn echter nog steeds niet helemaal duidelijk. Wat gebeurt er bij productieproblemen en welk tarief mag de "supplier of last resort" rekenen? Deze taken zou ik slechts tijdelijk bij de netwerkbeheerders willen neerleggen, omdat ik de sector de ruimte wil bieden om met een eigen oplossing te komen.

Ik ben blij dat de staatssecretaris het met mij eens is dat elementen als betrouwbaarheid en veiligheid van de netten worden meegenomen bij de ontwikkeling van de systematiek voor de X-factoren. Hij wil zelfs een sterkere prikkel inbouwen dan ik heb voorgesteld, zo heb ik hem althans in het vorige wetgevingsoverleg begrepen. Hoe kan de staatssecretaris er echter tegelijkertijd voor pleiten dat de X-factoren met terugwerkende kracht opgelegd moeten worden, omdat die kennelijk niet goed zouden zijn berekend? Mijn amendement is volgens mij een verbetering en daarom zal ik dit amendement niet intrekken, totdat de staatssecretaris met een beter alternatief komt.

De LPF-fractie staat voor een betrouwbare overheid. Het werken met terugwerkende kracht draagt echter niet bij aan die betrouwbaarheid. Zo kort voor de liberalisering draagt het bovendien ook niet bij aan het stimuleren van een betere bedrijfsvoering. Ik houd mijn amendement over de terugwerkende kracht daarom staande.

De overheid dient zich betrouwbaar op te stellen en de sector de kans te geven om met sterke spelers de geliberaliseerde markt te betreden. De belangen van de consument dienen gewaarborgd te worden, echter niet via de achterdeur maar via de voordeur. Eerlijke concurrentie en de mogelijkheid om mee te praten over algemene voorwaarden voor de partijen zijn daarvoor noodzakelijk. Ik verwijs naar het amendement van de heer Kortenhorst, dat hij mede namens mij heeft ingediend.

Ten slotte vraag ik de staatssecretaris of het niet verstandig is dat het kabinet opnieuw de gehele OEPS in ogenschouw neemt. Ik vraag dat met het oog op de vele nota's van wijziging en amendementen die zich in korte tijd hebben opgestapeld.

De heerVan Hoof(VVD)

Wat bedoelt de heer Stuger met zijn laatste opmerking?

De heerStuger(LPF)

Ik ben het spoor bijster geraakt door alle nota's van wijziging die inmiddels zijn ingediend. Ik vraag mij daarom af of het niet verstandig is om een nieuw wetsvoorstel in te dienen of een knip te leggen die de hele zaak wat overzichtelijker maakt.

De heerVan Hoof(VVD)

Eigenlijk bent u het dus met mij eens dat het een kerstboom is en dat wij er beter aan doen om hierover verder te praten nadat wij rustig en zorgvuldig over alle nieuwe onderdelen hebben nagedacht?

De heerStuger(LPF)

Uw beeldspraak is leuk en helder. Hij past ook goed bij de tijd van het jaar.

De voorzitter:

Moet ik de staatssecretaris verzoeken om ook onmiddellijk op uw bijdrage te reageren?

De heerStuger(LPF)

Ik kan nog ongeveer een uur dit overleg bijwonen.

De voorzitter:

Dan stel ik u voor dat wij eerst luisteren naar de bijdrages van uw collega's.

De heerStuger(LPF)

Dat lijkt mij interessant.

De heerCrone(PvdA)

Voorzitter. Ik kan kort zijn, want wij hebben onlangs al een wetgevingsoverleg over dit onderwerp gehouden. Ik hoef nu alleen te reageren op de laatste nota's van wijziging. Ik bedank de staatssecretaris en zijn ambtenaren hartelijk voor al het werk dat zij hebben verricht om deze nota's van wijziging tijdig aan ons te kunnen doen toekomen. Het is overigens heel bijzonder om bijna iedere nacht stukken thuis bezorgd te krijgen! Overigens doe ik dat alles graag, want ook ik doe in opdracht van de Koningin alles wat nodig is voor het goede beheer van dit land.

Ik heb als geen ander geprobeerd om in de demissionaire periode van het laatste paarse kabinet en in het verkiezingsreces iedereen ervan te overtuigen dat het de hoogste tijd was om de OEPS af te handelen. Dat dit niet is gebeurd, reken ik mijzelf dan ook niet aan. Dat er intussen weer een aantal zaken bij is gekomen, is niet meer dan logisch, want de ontwikkelingen staan natuurlijk nooit stil. Als wij deze technische reparatiewet toen al hadden behandeld, hadden wij eventuele noodzakelijke wijzigingen gewoon in een "follow-up" kunnen opnemen. Terugkijkend is het inderdaad een rommelig samenstel van wetswijzigingen, maar dat is onvermijdelijk als de Kamer haar verantwoordelijkheid niet tijdig neemt.

Verder uitstel is volstrekt onaanvaardbaar. De rechter heeft zich inmiddels een aantal keren uitgesproken en verder zou hierdoor de onzekerheid in de sector alleen maar toenemen, ook al weten de Kamer en de regering precies hoe zij verder willen gaan met die X-jes. Waarom zouden wij wachten tot februari of maart? Voor je het weet, moeten wij weer wachten op een bewindspersoon die in dit dossier moet worden ingewerkt. Het is bovendien nu al zeker dat er Kamerleden zullen moeten worden ingewerkt.

Het enige nieuwe punt dat vandaag onze aandacht behoeft, is de nota van wijziging waarin de privatisering van de lokale netten wordt geregeld. De staatssecretaris heeft in het vorige debat aangegeven dat er een half jaar na de liberalisering mag worden geprivatiseerd. Hij vindt verder dat die privatisering eventueel met een half jaar moet kunnen worden uitgesteld. Zoals ook in de brief van de heer Heinsbroek stond, ben ik van mening dat de datum waarop er wordt geprivatiseerd, niet belangrijk is, maar de vraag of aan de voorwaarden is voldaan die garanderen dat privatisering niet schadelijk is. Die voorwaarden zijn dat private partijen geen misbruik moeten kunnen maken van het net; het net niet mag worden gebruikt als hefboom voor financiering van andere activiteiten in het binnen- en buitenland; het net vrij toegankelijk moet zijn en het "switchprobleem" moet zijn opgelost.

Cruciale punten zijn het investeringsniveau van het net en het benutten van het net als hefboom voor andere activiteiten. Dat is een risico dat je per definitie loopt als een net privaat eigendom is. Het is ook de reden dat men de private eigenaar van een net wil zijn. Men doet dat niet alleen omwille van het rendement van zo'n 6 à 7%, maar ook omdat men het kan gebruiken als hefboom. De privatisering van het kabelnetwerk en de KPN alsmede de liberalisering van de NS hebben laten zien dat de nieuwe eigenaar het net niet alleen gebruikt waarvoor het bedoeld is, maar ook als hefboom om geld mee te verdienen in het buitenland. In al deze gevallen heeft het geleid tot het afschrijven of zelfs bijna failliet gaan van de desbetreffende bedrijven en sectoren.

Het risico dat de rendementsdoelstelling van een private partij en de doelstelling van de overheid verschillen, is de reden dat ik vrees dat het investeringsniveau continu onder druk zal staan. De staatssecretaris weet natuurlijk ook van de stroomstoringen in Rotterdam van eergisteren. Was dat niet ook een kwestie van onderhoud? Wij willen immers dat onze netten zo gedimensioneerd zijn dat de stroomvoorziening is gegarandeerd. Daarvoor zijn investeringen nodig. De heer Walter van de TZH, een van de belangrijkste netten in het Rijnmondgebied, heeft gezegd dat er misschien toch wel een relatie ligt tussen deze stroomstoring en het onderhoud van het net en de privatisering.

Ik heb op stuk nr. 38 een amendement ingediend, dat beoogt, de netten pas te privatiseren als zeker is dat dit niet tot schade zal leiden. Dat is alleen maar mogelijk door te wachten op de evaluatie en het gereedkomen van de wetgeving. De staatssecretaris heeft voorgesteld om privatisering te verbieden tot 1 juni 2006, met de mogelijkheid om deze termijn met een half jaar op te rekken. Als daarna echter niet alles goed is geregeld, moeten wij alsnog de wet wijzigen. Dat wordt voorkomen als dit amendement wordt aangenomen. Overigens heeft dit amendement niet het bezwaar dat mijn vorige amendement wel had, namelijk dat er wordt gesuggereerd dat privatisering nimmer en nooit zal worden toegestaan. De minister en dus ook de Kamer moeten volgens dit amendement iedere keer besluiten hoe er verder zal worden gegaan. Er is dus voorzien in een exitregeling. Dat is de reden dat ik mijn amendement dit keer mede namens de heren Kortenhorst en Stuger kan indienen.

Er is een vergelijkbare discussie over het landelijke net mogelijk. Mijn fractie heeft zich echter al aangesloten bij het amendement van de heer Kortenhorst terzake, dat regelt dat dit net in overheidshanden moet blijven.

Rest ten slotte een technisch-juridische vraag. In de voorganger van het amendement op stuk nr. 38 waren de woorden "met ten hoogste zes maanden" opgenomen. Die woorden zijn er nu uitgehaald. Ik hoor echter graag of het amendement ook sluitend regelt wat ik bedoel te regelen. Ik vraag dit om te voorkomen dat er over enige maanden of jaren verwarring ontstaat, omdat de Kamer denkt dat er iets in de wet is geregeld en het toch mogelijk blijkt om daarvan af te wijken. Als dit amendement een gaatje in de wet openlaat en privatisering toch moet worden toegestaan als een bedrijf daar om vraagt, hoor ik dat graag, want dan kunnen wij dat gaatje nog voor de stemmingen dichten.

MevrouwGiskes(D66)

In het vorige wetgevingsoverleg heb ik aangegeven dat de eerste versie van de OEPS en de eerste twee nota's van wijziging zonder meer op steun van de D66-fractie mogen rekenen, omdat daarmee de bakstenenkwestie en de "X-files" worden geregeld.

Ik denk niet dat het zinvol is om op dit moment de verdere besluitvorming voor ons uit te schuiven. Resteert de vraag wat wij moeten doen met de kwesties die nog spelen. Door de brief van de staatssecretaris ben ik ervan overtuigd geraakt dat wij nu iets moeten doen, omdat er anders meer vrijheden worden gegeven dan de Kamer wil. Wat hij ons voorlegt in de nota's van wijziging, strookt met de gedachte van de D66-fractie dat er eerst moet worden geliberaliseerd en dan pas geprivatiseerd. Bovendien blijft het mogelijk om over de privatisering verder te discussiëren, omdat je het tijdstip waarop dat moet gebeuren, voor je uit kunt schuiven met ten hoogste zes maanden. Om dat moment nog verder vooruit te schuiven is een wetswijziging nodig. Het amendement terzake vind ik interessant. Ik wacht dan ook met belangstelling de discussie over dit amendement af. Aan de hand van de resultaten van deze discussie zal mijn fractie haar standpunt bepalen. De D66-fractie is in ieder geval een voorstander van het integraal doorzetten van de behandeling van de OEPS.

Het is overigens een heel belangrijk onderwerp, niet alleen vanwege de bakstenen, maar ook omdat de vraag aan de orde is hoe wij mensen in Nederland van een goede energievoorziening kunnen verzekeren. Ik sluit mij daarom aan bij de vraag van de heer Crone over de gegarandeerde levering. Dat is een heel belangrijke vraag, omdat wij steeds meer gebruik maken van elektronische apparatuur. Waar zouden wij bijvoorbeeld zijn als de e-mail niet meer zou werken?

In de brief van 6 december van de staatssecretaris staat dat in het kader van de testfase periodiek zal worden onderzocht wat de stand van zaken is rond de administratieve systemen van de marktpartijen. Er staat verder dat het belangrijk is dat deze partijen absolute openheid van zaken geven. Hoe garandeer je echter dat zij die openheid geven? Het klinkt wel leuk, maar je kan zo veel willen. Het moet wel worden gedaan. Dat geldt overigens ook voor de leveringsgarantie.

De heerKortenhorst(CDA)

Vandaag spreken wij over de zesde nota van wijziging, die ik overigens vrij laat heb ontvangen. Een van de punten in deze nota is van belang voor onze visie op de hele problematiek.

Deze nota van wijziging regelt in essentie twee belangrijke onderwerpen, de termijn waarna de privatisering van de energiebedrijven kan aanvangen en het toekennen aan de toezichthouder, de DTe, van een zeer zware bevoegdheid, namelijk het opleggen van een bestuurlijke boete. Ik vind dat de staatssecretaris recht heeft op een zorgvuldige motivatie van de opstelling van mijn fractie. Ik zal dan ook ingaan op beide punten.

Zoals bekend, is mijn fractie tot op heden nog niet toe aan privatisering van energiebedrijven. Dat betekent overigens niet dat wij überhaupt tegen privatisering zouden zijn. Er is een aantal onzekere factoren dat voor ons sterk bepalend is voor het nemen van een beslissing over de privatisering. Op een van die factoren zal ik nu ingaan, te weten de wetgeving die de randvoorwaarden voor de privatisering aangeeft. Door minister Jorritsma is destijds een wetsvoorstel ingediend dat op zeer veel problemen is gestuit. Het is zojuist al gememoreerd. Dit oude wetsvoorstel is voor ons zeker geen reden om de privatisering het groene licht te geven. Het nieuwe wetsvoorstel is in de maak, maar nog niet naar de Kamer gestuurd. Dit wetsvoorstel is voor mijn fractie een belangrijke onzekere factor.

De centrale vraag is of dit wetsvoorstel de conflicterende belangen van enerzijds een onafhankelijk netbeheer en anderzijds het financiële belang van consolidatie van het net met elkaar kan verenigen. Het antwoord op deze vraag is voor mijn fractie een heel belangrijk punt. Consolidatie vereist immers voldoende zeggenschap van het energiebedrijf, de moedermaatschappij, over de netbeheerder. Zonder die beslissende zeggenschap van de moedermaatschappij is er immers geen sprake van een groepsmaatschappij en dat is een voorwaarde voor consolidatie. Zolang dit probleem niet afdoende is geregeld, heeft mijn fractie een probleem met privatisering van de energiebedrijven. Dat hebben wij altijd glashard gezegd.

Op dit moment is er nog geen zicht op een oplossing voor dit probleem. De privatisering moet dan ook worden uitgesteld tot het moment dat hiervoor een oplossing is gevonden. Of wij instemmen met een wetsvoorstel met daarin een datum voor privatisering is afhankelijk van de vraag of die voorwaarden zijn vervuld. Dat er een datum wordt genoemd, vind ik acceptabel, want de markt moet een oriëntatiepunt hebben. Dat oriëntatiepunt, het groene licht, is afhankelijk van de finale toets die ik zojuist schetste.

De CDA-fractie is altijd omzichtig omgegaan met de datum van 1 januari 2004 als moment voor de liberalisering van de markt van kleingebruikers. Vooralsnog wacht ik de goede initiatieven van de staatssecretaris af. Wel moet er nog het nodige werk worden verzet, voordat de randvoorwaarden zijn vervuld voor de daadwerkelijke liberalisering van het segment kleinverbruikers.

Een cruciale rol in dit geheel is weggelegd voor de toezichthouder, de DTe. In de zesde nota krijgt de DTe een zeer zware bevoegdheid, die van de bestuurlijke boete. Die bevoegdheid spreekt mijn fractie aan, maar ik ga er nu toch graag even wat dieper op in. Ik zal daarbij ook iets zeggen over onze visie op de rol van de DTe. Mijn fractie heeft al eerder kanttekeningen geplaatst bij het functioneren van de DTe. Voorzover ik daar daadwerkelijk kennis van heb kunnen nemen, geldt dat vooral voor het handhavingsbeleid. Het is mijn fractie namelijk volstrekt onduidelijk of de DTe een handhavingsbeleid heeft en, zo ja, hoe dat er dan uitziet. Ik wil inzicht hebben in dat beleid, voordat de liberalisering van de markt voor de kleinverbruikers aan de orde komt.

Weliswaar neemt de DTe de handhavingsbeslissingen, maar deze nemen vooral de vorm aan van de relatief lichte bindende aanwijzing in verband met de naleving van de wet. Zie artikel 5, zesde lid, van de wet uit 1998. De inhoud van deze besluiten wordt door de directeur van de DTe echter opvallend genoeg geheimgehouden. Er wordt volstaan met de mededeling dat de directeur van de DTe in een bepaald geval een bindende aanwijzing heeft gegeven. De precieze inhoud van die aanwijzing en vooral de gegrondheid daarvan is voor derden, waaronder het parlement, niet controleerbaar. Hierdoor is een eventueel aan deze bindende aanwijzing ten grondslag liggend handhavingsbeleid niet kenbaar.

De directeur van de DTe heeft de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom. Tot op heden heeft mijn fractie echter geen kennisgenomen van diens inzet van dit instrument. Mij is althans geen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom bekend. Welk handhavingsbeleid aan dit redelijk zware handhavinginstrument ten grondslag ligt, is mij dan ook niet duidelijk. Weliswaar verplicht de Elektriciteits- en gaswet de directeur van de DTe het aan dit instrument ten grondslag liggende handhavingsbeleid in de vorm van beleidsregels vast te leggen en bekend te maken, maar tot op heden heeft de directeur van de DTe volstaan met het publiceren van beleidsregels die slechts ingaan op de procedurele effecten van deze bevoegdheid. Inhoudelijke aspecten van het handhavingsbeleid vallen niet onder deze beleidsregels.

Het zal de staatssecretaris duidelijk zijn dat het toekennen van een zware bevoegdheid als het opleggen van een bestuurlijke boete aan bedrijven naar de mening van de CDA-fractie een verregaande stap is. Een dergelijke bevoegdheid dient te zijn ingebed in een duidelijk en voor ieder kenbaar en door de minister goedgekeurd handhavingsbeleid, dat is neergelegd in een handhavingsplan. Een regeling voor een door de directeur van de DTe vast te stellen en door de minister goed te keuren handhavingsplan was opgenomen in het wetsvoorstel voor de toekenning van de ZBO-status aan de DG NMa. Helaas is dit wetsvoorstel nog niet door de Eerste Kamer aanvaard.

Zoals reeds gememoreerd is de zesde nota van wijziging vrij laat door ons ontvangen. De staatssecretaris valt hier als zodanig niets te verwijten, want er wordt onder zeer grote tijdsdruk gewerkt. Het blijft echter een feit dat deze nota is ingediend in een zeer laat stadium van de behandeling van dit wetsvoorstel. Ik gaf al aan dat de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan bedrijven een zeer vergaande en ingrijpende maatregel is. Ik ben daarom van mening dat bij het toekennen van zo'n bevoegdheid, zeker die tot het opleggen van een bestuurlijke boete, zeer voorzichtig en zorgvuldig te werk moet worden gegaan.

StaatssecretarisWijn

Ik ga in mijn antwoord natuurlijk inhoudelijk in op uw opmerkingen. Ik herinner u er echter wel aan dat de bevoegdheid tot het opleggen van deze boete op verzoek van de Kamer in deze nota van wijziging is opgenomen. Er wordt gesproken over een kerstboom aan nota's van wijziging, maar die kerstboom is dan wel mede op aandrang van de Kamer opgetuigd.

De heerKortenhorst(CDA)

Ik heb al gezegd dat ik op zichzelf geen tegenstander ben van een bestuurlijke boete. Die boete moet echter onderdeel zijn van het handhavingsbeleid en een handhavingsplan. De inhoud van dat beleid en dat plan is ons nog niet voldoende duidelijk. Dat is de reden dat ik voorstel om de behandeling van de bestuurlijke boete uit de behandeling van deze zesde nota van wijziging te lichten. Daarom willen wij het instrument van de bestuurlijke boete, waar de Kamer om heeft gevraagd, uit deze zesde nota van wijziging en dus uit de OEPS lichten, zodat er meer tijd beschikbaar is voor een zorgvuldige bespreking daarvan, binnen het kader van het handhavingplan en het handhavingsbeleid van de DTe dat ons zo welkom zou zijn. Dat is ook de strekking van het amendement

De heerCrone(PvdA)

Ik wijs erop dat de overweging van de heer Kortenhorst op dit punt van procedurele aard is, omdat hij haken en ogen ziet aan een integratie van een en ander in het geheel. Daarom vond ik ook dat de procedurele punten een snelle beslissing nogal onoverzichtelijk maakten. Het gaat dus niet om de bestuurlijke boete op zichzelf, maar het feit dat wij dit nu regelen in deze context. In eerste instantie gaf ik de regering het voordeel van de twijfel, omdat ik ervan uitging dat die kwestie goed zou worden geregeld in de nota van wijziging. In dat licht moet men mijn handtekening onder het amendement zien. Het gaat dus niet over de inhoud, maar over de inpassing op dit moment.

De heerVendrik(GroenLinks)

Over de procedurele gang van zaken rond dit wetsvoorstel hebben wij vorige week al het een en ander gewisseld. Ik begrijp dat de staatssecretaris daarnaar verwijst, daarbij suggestief de hint gevend dat wij er nu wellicht het zwijgen toe moeten doen. Dat doe ik niet. Ik heb de zevende nota van wijziging overigens nog niet gezien, maar het wordt hier steeds gekker. In het verkeer tussen Kamer en kabinet wordt steeds meer gebruik gemaakt van nieuwe methodes en vormen.

Ik heb nog wel een vraag aan de staatssecretaris over de procedure. Wij hebben begin september kennisgenomen van de vijfde nota van wijziging op de OEPS, waarin een tamelijk belangrijk voorstel door de toenmalige minister van Economische Zaken aan het parlement werd voorgelegd, onder gelijktijdige intrekking van de wetgeving waarmee onder mevrouw Jorritsma was gestart. De nota van wijziging had echter niets met de oorspronkelijke OEPS te maken. Waarom is er toen niet gekozen voor een eigenstandig wetsvoorstel, waarin een aantal niet uit te stellen besluiten werd geregeld? Ik begrijp dat niet. Als wij het gevoelen van de heer Van Hoof zouden overnemen – hij heeft er overigens meer, want hij switcht nogal heen en weer – dan betekent dit dat wij de vijfde nota niet bij gelegenheid van dit wetsvoorstel regelen, maar wat gebeurt er dan? Het beeld wordt er niet duidelijk op, maar ik heb tot nu toe begrepen dat, als het gaat om verzoeken van gemeenten en provincies in de richting van de minister of staatssecretaris van Economische Zaken tot het mogen verkopen van de aandelen van een netwerkbedrijf, ervan uitgaand dat de huidige wetgeving de laatste stand van zaken is, er helemaal geen plicht tot toestemming bestaat op grond van artikel 93 van de Elektriciteitswet. Ik lees ook nergens dat deze kwestie zo dwingend zou zijn dat wij dat gevaar met een vijfde nota van wijziging moeten keren. Dat is vorige week niet helder geworden.

De heerCrone(PvdA)

Wij hebben nu een verlengd wetgevingsoverleg. De discussie hierover is op gang gekomen op verzoek van de Kamer, op basis van een interpellatie. Destijds heeft mevrouw Jorritsma de kwestie Obragas goedgekeurd. Wij hebben de Raad van State toen gevraagd of de minister op grond van de bestaande wet en de beleidsregels terzake goedkeuring had kunnen weigeren. De interpretatie van de Raad van State kwam erop neer dat de minister niet had mogen weigeren. Als er weer een verzoek zou komen, dan zou weer niet mogen weigeren, totdat de Kamer nieuwe beleidsregels zou vaststellen, dan wel totdat er nieuwe wetgeving zou zijn. Laten wij nu niet nog een keer teruggaan. De minister regelt de kwestie nu voor zes maanden, of voor langer. Daar gaat de discussie om, maar wij praten niet meer over de vraag of wij al of niet iets moeten regelen.

De heerVendrik(GroenLinks)

Dat is mij nog niet duidelijk en ik geloof ook niet dat ik de enige ben. De vraag is vervolgens waarom wij op dat punt geen wetsvoorstel hebben gekregen. Het wetsvoorstel dat aan de orde is, met de desbetreffende nota van wijziging, gaat over heel iets anders dan het oorspronkelijke wetsvoorstel. Wij mogen hier geen debat voeren met elkaar, maar we zeggen wel constant tegen elkaar dat dit eigenlijk niet kan. De Kamer slaat hier wat mij betreft een modderfiguur. De heer Crone heeft ook zijn best gedaan om deze kwestie op een fatsoenlijke manier te regelen, maar zoals het er nu ligt, lijkt het nergens op. Dat ben ik met de heer Van Hoof eens. Mijn vraag is dus waarom de heer Heinsbroek in september geen wetsvoorstel van bescheiden aard naar de Kamer heeft gestuurd, zodat er vervolgens een ordelijke procedure had kunnen worden gevolgd. Dan had de Raad van State ook advies kunnen uitbrengen over een nadere regeling inzake een verbod op privatisering. Dat was mooi geweest. Waarom is dat niet gebeurd? De nota van wijziging is op 9 september ingediend, maar het is nu bijna kerstmis. Men heeft dus de tijd gehad om dit te regelen.

De heerCrone(PvdA)

Ik heb daar echt een probleem mee. Minister Heinsbroek heeft op verzoek van de Kamer een bevriezingswetsvoorstel ingediend. Er zat een brief bij waarom dat moest. Het had te maken met Obragas. Die kwestie stond in de nota van wijziging, maar vervolgens heeft de Kamer aangegeven dat zij de kwestie nog niet wilde behandelen, vanwege de demissionaire toestand van het kabinet. Dan had de Kamer dat maar niet moeten zeggen. Dit debat hebben wij overigens vorige week ook al gevoerd.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik ben de Kamer niet. Ik spreek de staatssecretaris, die hier namens het kabinet zit, aan op...

De heerCrone(PvdA)

Als ik uitleg hoe het is gegaan, legt u zich daar niet bij neer. U herhaalt uw vragen alleen maar, maar ga gerust uw gang. Dan krijgt u de antwoorden straks nog een keer. Wij hebben gisteren afgesproken dat wij zouden proberen om deze kwestie snel te regelen. Iedereen houdt daar rekening mee, maar u gaat weer terug naar het begin. Die kwestie hebben wij echter vorige week ook al besproken, ook in september en in allerlei procedurevergaderingen. U doet echter geen voorstel.

De voorzitter:

Dit punt is voldoende gewisseld. Ik kan als voorzitter niet bepalen wat uw inbreng is. Daar gaat u allen zelf over. Ik stel wel vast dat wij gisteren inderdaad hebben afgesproken dat wij zouden proberen deze kwestie zakelijk te regelen, ook als het gaat om de punten die nog moeten worden opgehelderd. Niemand vindt dit overigens een fraaie gang van zaken, noch wat dit wetsvoorstel betreft, noch wat het wetsvoorstel MEP betreft.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik merk in de richting van de heer Crone nog op dat ik zijn wijze van interventie naar mij toe niet begrijp. Daar zullen wij het buiten deze vergadering nog wel even over hebben. Ik vind dat het punt dat wij ook vorige week hebben besproken des te sterker aan de orde is, nu er weer een zesde nota van wijziging ligt. Dat is alles wat ik erover zeg. Ik ben er niet tevreden over. Het lijkt mij terecht dat ik dat naar voren breng.

Dan de zesde nota van wijziging. Ik begrijp niet dat de staatssecretaris in zijn brief van dit weekend, die overigens 's ochtends kwam en niet 's nachts, zo nadrukkelijk een koppeling legt tussen het eerst liberaliseren van de grijze kleinverbruikermarkt per 1 januari 2004, en de al of niet legitimatie – dat moet nog blijken – voor het geven van toestemming voor het privatiseren van regionale netwerkbedrijven. Mijn positie is heel helder. Ik ben in het geheel niet voor het privatiseren van die regionale netwerkbedrijven. Dat blijven natuurlijke monopolies. Ik vind dat die in handen van de overheid moeten blijven. Je kunt er nog wel over discussiëren of dit de lagere overheden moeten zijn. Af en toe kijk ook ik met opgetrokken wenkbrauwen naar de werkwijze van lagere overheden inzake hun aandeelhouderschap. Afgezien daarvan geloof ik niet in monopolies in de vorm van private netwerkbedrijven. Dat lijkt mij een onverstandige stap. Daarom lees ik ook met afgrijzen de toelichting, waarin staat dat de overheid op grond van Europees recht, het EVRM, eigenlijk geen keus meer heeft als het gaat om het in publieke handen houden van de aandelen van de regionale netwerkbedrijven. Wij kunnen alleen nog maar schuiven in de tijd, maar dat er wordt geprivatiseerd, lijkt op grond van Europees recht de enige mogelijkheid. De staatssecretaris van Economische Zaken duidt daar althans op. Als Europa zo werkt, dan hebben wij nog een heel lange weg te gaan. Als de politiek hier niet meer de vrije keus heeft om te bepalen of netwerkbedrijven al of niet in private handen mogen komen, dan is het niet best. De staatssecretaris legt in ieder geval een duidelijke relatie tussen de liberalisering van de kleine grijsverbruikersmarkt en het wel of niet overgaan tot privatisering. Ik begrijp niet hoe hij tot deze relatie komt. Dat moet hij inhoudelijk duiden. De brief op dat punt is niet helder, want de markt wel al voor een deel. De groene markt wel al. De markt voor het middensegment en het grootverbruik werkt ook al. Op dit moment is dus sprake van publiek aandeelhouderschap. Wat kunnen wij ontlenen aan het definitief vrijmaken van de markt, op grond waarvan de overstap naar een privatisering van het aandeelhouderschap mogelijk wordt? Ik wil daar een nadere duiding van, want ik begrijp die relatie niet. Ik vind overigens dat het sowieso niet moet gebeuren. Het hele traject bevalt mij niet. Als de staatssecretaris met deze zeer belangrijke koppeling komt, is het aan hem om mij uit te leggen waarom dat gebeurt.

Dan nog iets over de kwestie van de supplier of last resort. Ik dank de staatssecretaris voor zijn nadere uitleg. Begrijp ik goed uit de toelichting dat netwerkbedrijven bij wet straks zullen worden gedwongen om een noodleverancier te contracteren en dat die verplichting alleen berust op de situatie dat er sprake is van een faillissement, dus op het moment dat een productiefaciliteit uitvalt en er dus sprake is van economisch of administratief falen? Stel dat er in de markt een capaciteitstekort is. Die situatie maken wij gelukkig niet elke dag mee, maar in het debat over leveringszekerheid bleek dat wij allemaal bang zijn voor een situatie dat er op de een of andere manier sprake is van een capaciteitstekort. Voorziet de regeling van de supplier of last resort in die situatie? Kijkend naar de voorzieningszekerheid constateer ik toch nog een gat, want die supplier of last resort komt voort uit onze bezorgdheid dat er op een bepaald moment een falen in de markt ontstaat, waardoor het licht letterlijk uitgaat. Dat licht kan niet alleen uitgaan door een economisch of administratief faillissement, maar ook doordat bedrijven de markt om andere redenen opzadelen met een capaciteitstekort. Wellicht is daarbij sprake van strategisch gedrag; daar lezen wij de laatste tijd ook mooie dingen over. Wat doen wij dan? Staat daar geen bepaling in de wet over? Kan de staatssecretaris dat uitleggen?

Ten slotte nog iets over de bepaling van de X-factoren. Wat is de bedoeling van de wettelijke boodschap aan de DTe om de X-factoren vast te stellen? Gaat het daarbij om monopoliewinsten, efficiency, of rendement? Volgens mij leidt dit tot een verschillende bepaling van de X-factoren. De brief die ter gelegenheid van de zesde nota van wijziging is geschreven, is wat mij betreft onduidelijk over de doelstelling met betrekking tot het vaststellen van de X-factoren. Waar gaat het nu over?

StaatssecretarisWijn

Ik heb het al gezegd in het vorige algemeen overleg, maar ik herhaal dat ik begrijp dat de kwestie, door al die nota's van wijziging en het optuigen ervan op grond van een oorspronkelijke wetsvoorstel OEPS, nogal ongemakkelijk overkomt. De Kamer vindt dat er veel op haar afkomt en dat het lastig is om een en ander te overzien. Ik kan mij dat goed voorstellen, maar als je even goed kijkt naar wat er ligt, dan is het ook weer niet zo bijster ingewikkeld. Laten wij proberen te vermijden om steeds naar elkaar te roepen dat dit van de een erin moest en dat van de ander, want dat schiet niet op. Het afgelopen jaar heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan. Er is een nieuw kabinet aangetreden. Als gevolg daarvan ligt er een nieuw Strategisch akkoord. De voormalige regeringspartijen konden daardoor gemakkelijker terugvallen op hun oorspronkelijke positie. Er zijn andere partijen in de regering, maar daardoor kregen zij ook te maken met hun oorspronkelijke positie. Een aantal feiten is vervolgens achterhaald. Het gaat daarbij ook om de vraag of regionale netwerkbedrijven wel of niet worden geprivatiseerd. De heer Crone zei het zojuist correct. De Raad van State heef aangegeven dat je zo'n privatiseringsverzoek op grond van de huidige wet niet kunt weigeren. Hetzelfde geldt voor een verzoek tot de verkoop van aandelen. Wij hebben voorts te maken gehad met beleidsregels die vervolgens onderuit zijn gegaan. We hebben ook te maken gekregen met de agenda van de Tweede Kamer. Oorspronkelijk zou het nog niet opgetuigde wetsvoorstel OEPS op 12 september plenair worden behandeld, maar dat is toen om een aantal redenen niet gelukt. Daar komt bij dat ook ik de lijn ietsje strakker heb gezet dan de heer Heinsbroek al had gedaan. Hij had de lijn al iets strakker gezet dan mevrouw Jorritsma. Misschien dat het lijntje als gevolg van amendering van de Kamer na vandaag nog iets strakker wordt gezet. Wij moeten nu gewoon kijken naar de inhoud. Waar hebben wij het nu materieel-inhoudelijk over? Ik heb in de brief die ik de Kamer voor afgelopen weekend heb geschreven, geprobeerd aan te geven – ik wijs wat dat betreft ook op het stroomschema en die pijltjes – wanneer wij wel en wanneer wij niet iets doen en onder welke condities. Ik heb in reactie op het gestelde door de heer Van Hoof al aangegeven dat er een aantal noodremmen en escapeprocedures is aangebracht. Wellicht komt er op dat punt nog een amendement. Ik denk dan met name aan het amendement-Crone c.s. op stuk nr. 29. Ik loop een en ander nu puntsgewijs langs, maar misschien is het verhaal niet altijd even gestructureerd. Inmiddels kan de Kamer wel het totaalplaatje uit de brief van voor afgelopen weekend ongeveer voor ogen hebben.

Ik had gedacht dat dit wetgevingsoverleg zich zou focussen op de vraag hoe wij omgaan met de privatiseringsdatum en het boetesysteem. Als de Kamer het anders wil, vind ik het best, maar ik ben wel van mening dat wij de andere onderwerpen genoegzaam hebben behandeld in het vorige wetgevingsoverleg.

De vorige keer is het adagium "eerst liberaliseren, dan privatiseren" nog eens herhaald. Dat wordt door een meerderheid van de Kamer gedragen. De vraag is vervolgens wanneer je wel of niet privatiseert. Ik heb al eerder gezegd dat je dit pas moet doen op het moment dat je weet dat het met de liberalisering goed is gegaan. Ook moet er nog een aantal nadere voorwaarden in de wet zijn geregeld. De heer Crone heeft daar ook aan gerefereerd. Wij gaan komend jaar gebruiken om die zaken nog eens goed tegen het licht te houden. De positie van de DTe heeft overigens te maken met de liberalisering en de privatisering. Het ging in een eerdere fase om de inschatting wanneer privatisering mogelijk is. Het moet eerst goed gaan met de liberalisering. Dan weten wij dat dit goed werkt. Je moet niet eerder aan privatiseren beginnen. Ik heb toen voorgesteld om dat een halfjaar na de liberalisering te doen. Dan is er inmiddels ervaring opgedaan. Als de liberalisering wordt uitgesteld, dan loopt de datum waarop er wordt geprivatiseerd, uiteraard mee, iedere keer met een halfjaar verschil. Wij hebben vorige keer ook besproken dat wij de druk op de bedrijven wel willen handhaven. Over de datum van 1 januari 2004 voor de liberalisering, met alle escapes eromheen, hebben wij ook voldoende gewisseld. Als na liberalisering blijkt dat privatisering nog niet verstandig is, dan kun je de termijn daarvoor met zes maanden opschuiven. Als tijdens die zes maanden blijkt dat die termijn nog niet genoeg is, dan kun je de termijn bij wet nog verder verlengen. Vervolgens kwam de vraag op of het niet beter is nu al in de wet te zetten dat de privatisering eventueel later kan worden geregeld. Daar ziet het amendement-Crone op.

Even iets over de techniek. In het amendement op stuk nr. 39 wordt voorgesteld om de zinsnede: "met ten hoogste zes maanden" te laten vervallen. Als gevolg van de nota van wijziging komt er te staan: "met zes maanden". Om het amendement juridisch scherp te krijgen, moeten de woordjes "ten hoogste" eruit. Anders matcht de tekst niet volledig met de nota van wijziging. Nu even iets over de desbetreffende artikelen, artikel 93 van de Elektriciteitswet en artikel 85 van de Gaswet. Als gevolg van de voorliggende nota's van wijziging luidt het gestelde op dit punt nu dat die datum – het gaat dan om de datum, zes maanden na liberalisering – bij ministeriële regeling met zes maanden kan worden opgeschoven. De heer Crone wil daarvan maken dat die datum bij ministeriële regeling kan worden opgeschoven. Dat houdt in dat wij via de ministeriële regeling nader kunnen bepalen met welke termijn de datum van zes maanden wordt opgeschoven. Dat wil de heer Crone.

De heerCrone(PvdA)

Niet helemaal, maar de oplossing van de staatssecretaris zou kunnen. Er staat nu in de wet dat de periode met zes maanden kan worden verlengd. In de nota van wijziging staat dat dit feitelijk slechts een keer kan, met ten hoogste zes maanden. Dat is een dubbele formulering in de wet zelf. Het staat bovenaan op pagina 6. Het gaan dan over artikel 9. Ik vind het niet erg om die termijn eventueel vaker met zes maanden te verlengen. Wat de staatssecretaris aangeeft, kan ook. Dan kan de termijn, als die wordt verlengd, ineens met 12 of 18 maanden worden verlengd. Mijn gedachte was dat de staatssecretaris, als de zinsnede "met ten hoogste zes maanden" vervalt, meer vrijheid op dat punt heeft, maar dat is juristenwerk wat mij betreft. Het gaat er in ieder geval om dat wij pas echt beslissen als er is voldaan aan de voorwaarden die wij komend jaar nog moeten vaststellen. Het gaat dan onder andere om goede marktwerking en het voorkomen van misbruik.

StaatssecretarisWijn

Ik begrijp het. Materieel maakt het inderdaad niet zo gek veel uit. Wij hebben het er dadelijk nog wel over wat de heer Crone precies wil. Dan kan hij na afloop van deze vergadering alle technische assistentie krijgen om een en ander goed in het amendement te verwerken en te verwoorden, zodanig dat er geen gaten in de wet ontstaan die ons later voor verrassingen stellen. Dan is duidelijk wat er met het amendement-Crone c.s. wordt bedoeld.

De vraag is wat wij moeten doen. De datum van 1 juli kunnen wij eventueel met zes maanden opschuiven. In die tijd kan er alsnog wetgeving plaatsvinden met behulp waarvan de termijn nog verder kan worden gesteld. Er kan ook worden uitgegaan van de datum van 1 juli, met tegelijkertijd, als het niet lukt, een ministeriële regeling waarbij de datum tot in het oneindige kan worden opgeschoven. Dat is grosso modo de intentie van het amendement-Crone c.s.

Ik heb in het vorige wetgevingsoverleg aangegeven dat wij op een gegeven moment moeten kijken naar de rek met betrekking tot de onzekerheid die wij aan marktpartijen kunnen laten. In dit geval gaat het om de rek die wij aan provincies en gemeenten kunnen laten. Met rek bedoel ik tot welke graad je het eigendom op dat punt kunt beperken of indammen. Ik laat het oordeel daarover aan de Kamer, maar ik houd haar wel voor – dat blijkt ook uit de recente brieven van VNG en IPO – dat je op een gegeven moment richtinggevende zekerheid moet bieden. In het voorstel van het kabinet zitten voldoende mogelijkheden te komen tot uitstel. Die uitstelperiode kan vervolgens worden gebruikt om te komen tot een additionele noodrem om een en ander verder via wetgeving te doen. Dat betekent dat zowel het amendement-Crone c.s. als het voorstel van het kabinet materieel kan leiden tot verdergaand uitstel. De vraag is wel welke signalen je daarmee afgeeft, want het gaat om een sector die goed moet gaan liberaliseren. Wij willen die sector ook daartoe prikkelen. Vindt die liberalisering goed plaats, dan biedt de lijn die de sector de laatste jaren is voorgehouden – in die zin kun je spreken over gewekte verwachtingen en betrouwbaarheid en consistentie op dat punt – voldoende mogelijkheden om de sector richtinggevend te vertellen wat het op het gebied van privatisering kan verwachten. De wettelijke regelgeving kan vervolgens nog als aanvulling dienen.

De heerCrone(PvdA)

Inhoudelijk hebben wij de discussie over het recht om te privatiseren – het gaat dan steeds om de netten, niet om de handel – of het eraan mogen verbinden van voorwaarden continu met elkaar gevoerd. Als het niet binnen de voorwaarden gebeurt, dan mag het niet. Ik heb vaak de vergelijking gemaakt met het privatiseren van De Dam in Amsterdam. Wij verbinden daar dan de voorwaarden aan dat iedereen er vrij overheen moet kunnen en dat er geen tarief mag worden geheven. Dat wil zeggen dat dit dus niet gebeurt. Zo gaat het tot en met schilderijen in musea. Ik ben absoluut niet gevoelig voor het argument dat de gemeenten er recht op hebben om te privatiseren. Wat de procedure betreft vind ik dat wij dit soort verhalen niet moeten houden, want dat is juist de reden dat wij vinden dat de datum uit de wet moet worden gehaald. Anders ga je weer de verwachting creëren dat het uiterlijk op 1 januari 2006 mag. Ik wil geen verwachtingen wekken. Het inhoudelijke debat wil ik nog voeren, met de staatssecretaris of met het volgende kabinet. Anders halen wij de datum eruit en dan nemen wij op dat het pas mag wanneer aan die en die voorwaarde is voldaan. Dat lukt ons echter niet. De keuze is dus: of een datum en het vervolgens laten lopen, of de criteria formuleren. Dat kan nu echter niet. Dat zouden wij in het volgende kabinet doen. Ik heb dus het liefst een datum met een uitstelmogelijkheid. Die kan vervolgens door een volgend kabinet weer worden aangepast.

StaatssecretarisWijn

Dat is de reden waarom ik zo geserreerd op het amendement reageer. Ik begrijp de heer Crone goed. In de discussie van verleden week hebben wij elkaar wel degelijk voor een stuk gevonden. Daarom trok ik meteen een stuk van de angel uit de discussie met de opmerking dat wij heel dicht tegen elkaar aanzaten. Ik realiseer mij namelijk terdege dat het amendement de datum niet uit de wet haalt. Ik heb de heer Crone dus goed begrepen, maar ik ga alleen even in op de vraagstukken die eromheen spelen. Ik weet overigens dat die de heer Crone bekend zijn.

De heerKortenhorst(CDA)

De staatssecretaris heef al gezegd wat ik wilde opmerken. De datum blijft in de wet staan. Wij zijn het behoorlijk met elkaar eens dat de essentie is er een prikkel moet zijn. Er wordt overigens niet gesproken over een totaal en langdurig verbod op privatiseren, want dat is van tafel. Privatiseren is per definitie echter subject aan het voldoen aan voorwaarden. De staatssecretaris zegt met het oog op de prikkel wel dat er een bepaald punt in het verschiet moet liggen waar we naar toe willen op een gegeven moment. Daarom staat de datum in de wet. Ik heb zojuist een verhaal gehouden over een onderdeel van de wet. De heer Crone ging zojuist in op een aantal andere argumenten. Er moet dus worden voldaan aan een heel pakket. Als daaraan wordt voldaan, op een bepaalde datum, dan is het helder. Iedereen weet dat het huiswerk af moet zijn op die datum en dat dit een voldoende moet opleveren. Daarna moeten wij flexibel omgaan ten aanzien van de datum. Het hoofdcriterium is daarbij: niet een harde volgende datum, maar het voldoen aan de exameneisen. Wat dat betreft zitten wij behoorlijk dicht bij elkaar.

De heerVendrik(GroenLinks)

Begrijp ik goed dat er met de vijfde nota van wijziging sowieso geprivatiseerd wordt op 1 januari 2005?

StaatssecretarisWijn

Absoluut niet. De richtdatum voor privatisering is 1 juli 2004, een halfjaar na liberalisering. Wij creëren nu de mogelijkheid, los van de precieze vormgeving, om die datum bij ministeriële regeling verder vooruit te schuiven. Het voorstel van het kabinet is om dat automatisch een periode van zes maanden te laten zijn. Het amendement-Crone c.s. houdt in dat de termijn van dat uitstel later wordt bepaald. Voor beide opties geldt: afhankelijk van de situatie van dat moment. Ik ga ervan uit dat de wetgeving dan op orde is, zodat ervoor kan worden gezorgd dat een en ander ordentelijk verloopt, dat er geen sprake is van misbruik en dat er een goed toezicht is. Een zeer belangrijk anker is voorts dat de liberalisering goed moet zijn verlopen.

Wat betreft het amendement op stuk nr. 38 laat ik het oordeel aan de Kamer over, gehoord de discussie. Ik denk wel dat dit amendement nog een technische wijziging moet ondergaan, maar de materiële intentie hebben wij voldoende met elkaar gewisseld.

MevrouwGiskes(D66)

Als het gaat over privatiseren, wordt het dus een regeling in de trant van "ja, mits" en niet een "neen, tenzij".

StaatssecretarisWijn

Dat is juist. Dat "ja, mits" heeft te maken met het feit dat er een datum in de wet blijft staan. Het "mits" en het "tenzij" liggen dusdanig dicht bij elkaar dat er wat dat betreft sprake is van een beperkt verschil van mening.

De heerKortenhorst(CDA)

Ik ben blij met deze explicitering van de staatssecretaris.

De heerCrone(PvdA)

Het wordt altijd ingewikkeld als de eerste indiener van een amendement vreest dat de uitleg van een ander anders is dan oorspronkelijk was bedoeld. De voorwaarden zijn leidend, maar met uitspraken als "ja, mits" en "nee, tenzij" zijn wij al langer bezig. Laten wij die woorden niet herhalen. Die woorden hebben ook geen juridische betekenis. De hoofdlijn is "nee, tenzij aan de voorwaarden is voldaan". Dat heeft de heer Kortenhorst zelf ook zo geformuleerd. Ik zal een voorbeeld geven, namelijk een netbedrijf dat in een concern zit dat andere energiebelangen heeft. Dat concern heeft ook zeggenschap over die dochtermaatschappij. Dat is ook logisch, want als je een dochter hebt, wil je er ook iets over kunnen zeggen. Een andere mogelijkheid is dat het net onafhankelijk is, maar dan kan het niet in een concern zitten. Dan is er een andere organisatie die er iets over te vertellen heeft. Die consolidatievraag is nog steeds niet opgelost, maar die is uiteindelijk bepalend voor de voorwaarden van privatisering. Ik herhaal min of meer wat de heer Kortenhorst heeft gezegd. Het is "nee, tenzij de risico's zijn uitgesloten".

De heerKortenhorst(CDA)

Er ontstaat nu een verbale weging van woorden, terwijl wij zojuist geconstateerd hebben dat ze geen juridische betekenis hebben. Maar goed, volgens mij is er gewoon helderheid over. De inhoudelijke toetsingscriteria zijn leidend. Aan de andere kant geven de staatssecretaris en ook de wet duidelijk aan dat er wel een oriëntatiepunt naar de markt moet worden neergelegd. Het moge helder zijn dat het oriëntatiepunt niet zwaarder weegt dan de criteria.

De heerVendrik(GroenLinks)

De heer Crone zal zijn amendement nog in technische zin aanpassen, maar dan geef ik hem in overweging om de toelichting wat sterker te maken, zodat de bedoeling volstrekt helder is. Ik vraag mij af of het "nee, tenzij" ten volle wordt gehonoreerd door de staatssecretaris. Dat "nee, tenzij" slaat ook op de voorwaarde voor de consolidatie die in de brief wordt genoemd. Er zit natuurlijk wel ruimte in, namelijk in de mate waarin je vindt dat aan de criteria is voldaan. Ik wil best overwegen om het amendement te steunen, maar dan is het goed als dat duidelijk blijkt uit de toelichting bij het gewijzigde amendement van de heer Crone.

De voorzitter:

Voor de goede orde merk ik op dat er een stenografisch verslag van dit overleg wordt gemaakt. Dat betekent dat alles wat hier wordt gezegd, onderdeel uitmaakt van de wetsgeschiedenis. Het woordgebruik heeft dus wel degelijk betekenis.

StaatssecretarisWijn

Dan denk ik dat wij hiermee de discussie over het amendement op stuk nr. 38 achter ons kunnen laten.

Dan ga ik in op de zesde nota van wijziging over de boete. Wij vinden allemaal dat energiedistributiebedrijven moeten worden geprikkeld om de switch van de ene naar de andere leverancier goed te laten verlopen. Wij hebben gezocht naar een boete die de energiedistributiebedrijven voldoende prikkelt en wij kwamen uit op een bedrag van 750 euro per overtreding. Dat leggen wij ook vast in de wet. Dat bedrag moeten die bedrijven per klant betalen als zij het niet in vijf dagen redden. Feitelijk staat er dat overtreding van het nieuwe artikel 25 Elektriciteitswet en artikel 10 Gaswet, waarin de switchverplichting voor de netbeheerder wordt geëxpliciteerd, binnen vijf dagen kan worden beboet door de directeur van de DTe, de onafhankelijke toezichthouder. Het komt wel vaker voor dat toezichthoudende instanties de bevoegdheid hebben om een bestuurlijke boete op te leggen. Wij sluiten dus aan bij een bestaande rechtsfiguur. Het is geen strafrechtelijke boete. Dan zou ik mij kunnen voorstellen dat de Kamer het wat ver vindt gaan, maar wij praten hier over een bestuurlijke boete. Dat ligt toch een graadje anders. De norm wordt verder vastgelegd in een ministeriële regeling. Wij vinden dat er binnen vijf werkdagen moet kunnen worden geswitcht. Daarop moet ook snel gereageerd kunnen worden. Daarom is gekozen voor een bestuurlijke boete. Een strafrechtelijk traject zou veel te lang duren. Dan zouden wij ook het openbaar ministerie belasten met dit soort overtredingen, terwijl het openbaar ministerie nog wel andere prioriteiten heeft. Diverse CDA-woordvoerders hebben dit ook naar voren gebracht tijdens de discussie over bestuurlijke boetes op andere terreinen. Een last onder dwangsom is geen echt lik-op-stuk-instrument. Dat is meer geschikt voor het corrigeren van procedurefouten.

De heer Kortenhorst heeft vervolgens gezegd dat dit eigenlijk wel naar de Raad van State gestuurd moet worden. Ik zal geen opmerkingen meer maken over de snelheid die de Kamer wenst, maar dit heeft wel gevolgen voor de snelheid. Bovendien is dit niet zo ingrijpend. De switchverplichting is vrij simpel en die bestaat ook al in de netcode voor elektriciteit. Wij zien die verplichting ook al bij groene stroom en grootverbruikers. Hetzelfde geldt voor overeenkomsten met gas. Wij praten over invoering van een bestuurlijke boete op een specifiek en duidelijk omschreven terrein. Bovendien is de hoogte van de boete beperkt en is het een standaardprocedure. Het is alleen jammer dat die algemene regeling nog niet in de Algemene wet bestuursrecht is opgenomen. Wat hierin staat, sluit precies aan bij wat straks de regelgeving wordt volgens de Algemene wet bestuursrecht. Straks kent iedereen deze procedure uit andere regelingen. De gebruikelijke modellen worden hier volledig gevolgd. Vorige week tijdens het wetgevingsoverleg kreeg ik ook de indruk dat de Kamer dit een goede gedachtelijn vindt. Mocht de Kamer anders beslissen en wordt het amendement aangenomen, dan gaan wij ermee naar de Raad van State en dan komen wij met een apart wetsvoorstel. Als wij de DTe echter goed willen optuigen voordat de switchverplichting van de consument ingaat, dan zou ik zeggen dat wij op deze wijze moeten doorpakken. Ik kan mij niet voorstellen dat wij hiermee nat gaan. Met het oog op de argumentatie die ik net heb gegeven, zou ik zeggen dat wij zo door moeten gaan.

De heerKortenhorst(CDA)

De overwegingen van de staatssecretaris klinken helemaal niet onredelijk. Ik heb net duidelijk aangegeven dat het gaat om een instrument van de DTe ten behoeve van het handhaven van het verkeer op de steeds maar vrijer wordende energiemarkt. Het is voor ons cruciaal om zicht te houden op het totale handhavingsbeleid van de DTe. Het is duidelijk dat wij dit niet willen vertragen. Dit is een onderdeel van een groter geheel en wij willen dit integraal goed op de rails zetten. Laten wij dit meenemen bij het ontwikkelen van het bredere handhavingsbeleid en het handhavingsplan van de DTe. Laten wij daar tijd voor nemen en daar zorgvuldig mee omgaan.

StaatssecretarisWijn

Dan zal ik reageren op uw stelling. U zet vraagtekens bij het functioneren van de DTe. Ik heb al gezegd dat wij op dit moment onderzoek doen naar het functioneren van de DTe in kwalitatieve en in kwantitatieve zin. Dat onderzoek krijgt de Kamer dit voorjaar. Oorspronkelijk was in het wetsvoorstel NMa-ZBO voorzien – dat wetsvoorstel ligt er overigens nog – dat de DTe jaarlijks een handhavingsplan zou indienen. Ik heb tijdens de vorige bijeenkomst al aangegeven dat de DTe ook op vrijwillige basis een handhavingsplan wil maken. Het is uw goed recht om te zeggen dat u de DTe en het instrumentarium als zodanig als één geheel wilt bekijken, maar van mij hoeft het niet in zo'n breed kader besproken te worden. Wat mij betreft kan het ook separaat. Daar heb ik ook argumenten voor. Het gaat om een beperkt bedrag. Het is conform de regels van bestuurlijke boetes die wij op andere terreinen op dezelfde manier hebben vormgegeven. De DTe is onafhankelijk. De alternatieven, namelijk strafrechtelijk vervolgen of last onder dwangsom, zijn geen echte alternatieven omdat die wegen toch doodlopen. De DTe zal vrijwillig een handhavingsplan maken. Ten slotte is het van groot belang dat er in het komende jaar hard wordt gewerkt aan de liberalisering. Dan moeten wij de DTe ook zo snel mogelijk in staat stellen om bij foute switches een boete op te leggen. Dan zien wij wat er gebeurt in de markt voor groene stroom en in de markt voor grootgebruikers, voorzover relevant. Daar komt nog bij – je moet het beste argument altijd tot het laatst bewaren – dat de sector heeft gezegd het niet erg te vinden als die boete als een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt. Ik denk dat ik hiermee afdoende heb gereageerd op het amendement. U moet maar kijken wat u ermee doet. Ik wacht het verder af. Als u zegt dat u dit niet wilt, dan kom ik met een wetsvoorstel. Het probleem is alleen dat wij het over de zomer heen tillen als wij de Raad van State en de Eerste Kamer erbij moeten betrekken.

MevrouwGiskes(D66)

Ik moet zo weg. Kan de staatssecretaris nu alleen nog antwoord geven op de vraag hoe hij garandeert dat hij de benodigde antwoorden krijgt? Hij spreekt over absolute openheid van zaken als het gaat om de administratieve systemen van de marktpartijen. Hij gaat periodiek bij de bedrijven na wat de stand van zaken is bij de implementatie en de noodzakelijke regelingen.

StaatssecretarisWijn

Het zit in de bevoegdheden van de DTe. Het zit in de druk die nu nog extra wordt opgevoerd door de onafhankelijke commissie. Het is ook in het eigen belang, omdat de energiebedrijven die liberalisering heel graag willen. Als wij straks gaan kijken of wij het daadwerkelijk doen per 1 januari, dan moet er natuurlijk openheid van zaken zijn. Op het moment dat dit niet het geval is, ontstaat er een "no go"-situatie. Dat staat los van de wettelijke taken die de netbeheerders hebben, want daarvoor is natuurlijk sowieso openheid van zaken geregeld. Ik zie dus niet in waarom ze niet zouden willen meewerken. De sector heeft ook aangegeven het te willen. Ik ga er dus van uit dat wij daarmee voldoende garantie hebben. Zo niet, dan praten wij erover en dan handelen wij naar bevind van zaken.

MevrouwGiskes(D66)

Dat veronderstelt dat je het weet als je geen openheid van zaken krijgt.

StaatssecretarisWijn

De DTe is er ook nog en de DTe heeft er wel degelijk verstand van. Men zal het aanvoelen als dingen niet goed gaan en er vervolgens naar kijken. Op basis van artikel 7 van de Elektriciteitswet kan de DTe bij de netbeheerders alle informatie opvragen die nodig is om de taken te kunnen uitvoeren. Op dit moment kan er al in het kader van het brede instrumentarium van de DTe een last onder dwangsom worden opgelegd of een dwangsom. Als ik zo het complex bekijk, dan moet ik zeggen dat ik er wel een comfortabel gevoel over heb.

De heerCrone(PvdA)

Mevrouw Giskes heeft het al gezegd, maar ik moet helaas ook weg voor een ander doel. Ik had verwacht dat wij met een uurtje klaar zouden zijn. Ik lees in het verslag wel terug wat er verder gaat gebeuren.

De heerStuger(LPF)

Ik heb al aangekondigd dat ik het niet erg vind om dames te laten voorgaan, maar...

De voorzitter:

De staatssecretaris zal nu reageren op uw amendementen.

StaatssecretarisWijn

Laat ik beginnen met "redonner la galanterie". Volgens mij zijn wij ongeveer gelijk begonnen met dit dossier, dus ik spreek ook mijn waardering voor de heer Stuger uit in dezen.

Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 31, dat oorspronkelijk het amendement op stuk nr. 19 was, betreft de kwaliteitsregulering. Wij zijn het met elkaar eens dat de tariefregulering niet ten koste mag gaan van veiligheid en betrouwbaarheid. Ik ben het er ook mee eens dat de DTe bij de tariefregulering rekening moet houden met de noodzakelijke investeringen in netten. Dat wordt op dit moment ook al gedaan, maar in de evaluatie zullen wij bekijken of dat wellicht nog verbeterd kan worden. Wij kijken op dit moment al naar de opzet van de tariefregulering, waarbij wij als doel hebben de bevordering en de waarborging van netkwaliteit in de zin van leveringszekerheid: ongestoorde levering. De essentie is dat wij de tariefregulering zo opzetten dat netbeheerders een financiële prikkel krijgen om zo goed mogelijk te presteren, ook in het kader van de criteria die de heer Stuger noemt. Wij gaan zelfs nog een stapje verder. Dat doen wij alleen niet via de wet, maar door de aanwijzingen in de tariefreguleringsregelingen van de DTe. Ik vraag de heer Stuger daarom, zijn amendement aan te houden of in te trekken. Ik zeg namelijk toe dat ik in verscherpte mate tegemoet zal komen aan hetgeen hij wil. Ik zal de Kamer daarover informeren in het voorjaar van 2003. Ik geef daar gevolg aan in het wetsvoorstel dat de opvolger zal zijn van het huidige privatiseringsvoorstel. Wij kunnen er desnoods nog een keer op terugkomen bij de behandeling van dat wetsvoorstel. Ik zeg dus toe dat wij materieel gaan doen wat in het amendement wordt gevraagd.

Dan kom ik bij de "supplier of last resort". De heer Stuger vroeg naar de tariefregeling. Het doet mij deugd dat hij voor de netbeheerders heeft gekozen. Dat hebben wij hier ook uitgebreid besproken tijdens zijn afwezigheid na een auto-ongeluk. Het is gewoon een kwestie van kiezen uit een aantal alternatieven. Dan moet je toch kijken welke de beste is. Ze hebben allemaal voor- en nadelen en per saldo vonden wij de netbeheerder de beste keuze. Misschien is het goed als de heer Stuger zich hier in den brede over laat adviseren, door partijen die hem vanuit verschillende invalshoeken kunnen voorlichten. Het gaat erom uit drie partijen te kiezen en dan is het goed om je licht op te steken bij het totale veld.

De vraag is welke tariefregeling daarvoor geldt. Dat is afhankelijk van de afspraak en de wijze van aanbesteding tussen de netbeheerder en de noodleverancier. Ik ga ervan uit dat leveranciers maar al te graag willen optreden als noodleverancier, want dan krijgen zij zomaar een aantal klanten in de schoot geworpen als er een stuk markt vrijkomt. Het is dus prettig om noodleverancier te zijn. Voorts geldt die prijs voor ten hoogste drie maanden. Daarna wordt de klant weer een regulier tarief onder normale voorwaarden aangeboden en kan de klant tussendoor switchen, want er zit een switchregeling in. Dat is een oplossing waar de sector, alles tegen elkaar afwegend, mee kan leven. Sterker nog, de sector vindt dit een goede regeling, want de sector is er zelf mee gekomen.

De heerStuger(LPF)

Gaat u nog in op het amendement over de terugwerkende kracht?

StaatssecretarisWijn

Daar ga ik dadelijk op in.

Ik ga eerst nog even door met de "supplier of last resort". Dan praten wij over distributiepartijen en niet over productiebedrijven. Het gaat om een distributiebedrijf dat onverhoopt wegvalt. Wij praten over leveringszekerheid en niet over voorzieningszekerheid.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik zie het eerder gebeuren dat een producent wegvalt of dat er sprake is van tijdelijke uitval dan dat een leverancier wegvalt.

StaatssecretarisWijn

Ik denk dat u daar gelijk in hebt. Wij hebben het nu over voorzieningszekerheid in relatie tot de productiesector. De"supplier of last resort" betreft de leveringsbedrijven. Het volgende kabinet zal de Kamer een brief sturen over de centrales, de producenten. Daar wordt nog apart naar gekeken. Dit hebben wij besproken tijdens het eerste algemene overleg over dit onderwerp, over het Energierapport. Daar komt dus nog een aparte brief over.

De heerVendrik(GroenLinks)

Is het logisch om één ding nu wel te regelen, te weten de leveringszekerheid, en pas later een nadere regeling te treffen voor voorzieningszekerheid?

StaatssecretarisWijn

Dat is logisch, omdat het twee verschillende dingen zijn. Dat laat onverlet dat wij dat andere ook moeten doen.

Tijdens het algemeen overleg hebben wij het ook nog gehad over de overcapaciteit van 20% gecorrigeerd voor de import. Dat zag er toen redelijk uit. Dit is terecht een gevoelig dossier en wij gaan het ook regelen. Op dit moment is er in Nederland een overcapaciteit van meer dan 20%. Ik meen dat de factor 1,26 is als je de import erbij neemt. Die voorzieningszekerheid is dus geen acuut probleem, maar wij gaan het wel regelen.

Dan vraagt de heer Stuger of de uitwerking niet bij de sector neergelegd moet worden. Dat ben ik met hem eens, maar er is hier al sprake van zelfregulering door de sector. In feite wordt dit gecodificeerd door de DTe, waardoor ook het toezicht erop mogelijk is. Ik denk dat ik hiermee voldoende ben ingegaan op het amendement op stuk nr. 30.

Dan kom ik bij het amendement over de terugwerkende kracht en de X-factoren. Ik stond er zelf ook even van te kijken, omdat terugwerkende kracht over het algemeen moeilijk is, maar dat hoeft dus niet altijd zo te zijn. Je moet wel eerst met iedereen spreken om het totaalplaatje goed voor ogen te krijgen. De heer Stuger zegt dat het met terugwerkende kracht invoeren van het besluit met betrekking tot de X-tarieven onwenselijk is, omdat dit afbreuk zou doen aan de rechtszekerheid van partijen. Ik vind terugwerkende kracht hier toch gerechtvaardigd, omdat het gaat om reparatie van een kennelijke onduidelijkheid in de wet. Het gaat om twee zaken: ten eerste de mogelijkheid van individuele X-factoren en ten tweede de mogelijkheid van correctie van besluiten.

De terugwerkende kracht is, als het gaat om individuele X-factoren, in het belang van de consument. Als wij geen terugwerkende kracht verlenen, dan betekent het dat individuele X-factoren pas mogelijk zijn vanaf een nieuwe reguleringsperiode. Behalve de enorme verrekeningsslag die dat zou meebrengen, de administratieve lasten die daarmee gepaard gaan en de onduidelijkheid voor klanten, betekent dit dat een deel van de eerste reguleringsperiode verloren zou zijn gegaan. Dan wordt het bedrijven toegestaan om minder efficiënt te werken en nog steeds monopoliewinsten te maken. Dat betekent dat er maar één verliezer is en dat is de consument, want die heeft te veel betaald. Overigens is het geenszins de bedoeling om de rechtszekerheid van bedrijven aan te tasten, want de terugwerkende kracht kan bedrijven niet in een slechtere positie brengen. Alleen moet er een goed regelgevend kader onder liggen. Het is dus vergelijkbaar met het zogenaamde "reformatio in peius"-beginsel. Dat houdt in dat een bedrijf niet slechter wordt van het bezwaar.

Ten tweede is er de mogelijkheid om besluiten te corrigeren. Dat is in het belang van bedrijven zelf. Immers, indien de DTe op basis van onjuiste gegevens een besluit heeft genomen, is het in het belang van bedrijven dat de genomen besluiten kunnen worden gecorrigeerd als er achteraf nog andere gegevens op tafel komen.

De voorzitter:

U maakt de jurist in mij wakker. Reformatio in peius betekent dat je het niet wettelijk achteraf kunt corrigeren als je het met een bestaande situatie niet eens bent. Je kunt dus geen wet maken om iets te corrigeren wat al gebeurd is. Een wet kan alleen maar werking hebben voor een situatie die daarop volgt. Dat is volgens mij het principe van reformatio in peius.

StaatssecretarisWijn

Wij spreken elkaar ook niet tegen. Het gaat hier om een verduidelijking van de wet, waardoor partijen niet in een slechtere positie worden gebracht.

De heerStuger(LPF)

Het gaat om een verduidelijking van de wet. Voorheen was dat dus onduidelijk. Ik heb ook begrepen dat daar een rechterlijke uitspraak over is geweest. Dan komt er een slag overheen om die duidelijkheid wel te regelen. Blijft u nog steeds bij uw standpunt dat er eigenlijk niets veranderd is? U zegt feitelijk dat er niets is veranderd, maar ik ben een andere mening toegedaan. Als een rechter een uitspraak heeft gedaan, dan moet er wel degelijk een situatie gerepareerd worden, in dit geval een verandering van de wet.

StaatssecretarisWijn

Daar hebt u gelijk in, maar feitelijk verandert er niet zo gek veel. Het oordeel van de rechter betrof niet zozeer het eindresultaat, maar meer de onderliggende regelgeving.

Voorzitter. De heer Vendrik had ook nog een vraag over de X-factoren. Hij vroeg wat precies het doel daarvan is. Het gaat ten eerste om een korting ter bevordering van doelmatige bedrijfsvoering. Dat houdt in het bewerkstelligen van een rendement dat in elk geval niet hoger is dan in het economische verkeer gebruikelijk is. Dat betekent dat er geen monopoliewinsten zijn. Ten tweede gaat het erom gelijkwaardigheid en doelmatigheid van de bedrijfsvoering te bevorderen. Het gaat hier dus ook over efficiencyverschillen tussen netbeheerders. Overigens zit er wel een verschrijving in het jaartal in het artikel. Ik vind het heel vervelend, maar er komt een technische zevende nota van wijziging. Deze nota van wijziging is niet materieel van inhoud. Een medewerker op het ministerie voelde zich daar heel vervelend door, maar ik heb gezegd dat dit soort dingen gebeurt als je zo hard werkt.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik zal vannacht wakker blijven om de betreffende nota in ontvangst te nemen. Ik stelde de vraag over de X-factoren omdat sturen op rendement volgens mij iets anders is dan sturen op efficiency. De toelichting op de onderdelen c en i in de zesde nota van wijziging benoemt alle doelen op grond waarvan een X-factor moet worden vastgesteld voor een individueel bedrijf. Het gaat én om het voorkomen van monopoliewinsten én om het voorkomen van overrendementen én om het bevorderen van de efficiency van het individuele bedrijf alsmede de gehele markt. Ik vraag mij af of dat in alle gevallen samengaat. De overheid dan wel de DTe stuurt dus op rendement en stelt een X-factor voor een bedrijf vast, waarbij een zeker rendement wordt toegelaten, maar een overrendement wordt verboden. Zo wordt de X-factor vastgesteld. Daar zit geen stimulans in om efficiënter te gaan werken. Als het bedrijf een hoger rendement boekt, dan wordt het ingeperkt. Langs die lijn kom je tot lagere tarieven. Ik probeer mij voor te stellen hoe die verschillende doelen tot een eenduidige X-factor kunnen leiden.

StaatssecretarisWijn

Ik begrijp precies wat u zegt. Er zit natuurlijk een verschil tussen rendement en efficiency. Het gaat ook om een assessment door de DTe, waarbij bedrijven die beter presteren dan de overall efficiencydoelstelling het behaalde overrendement mogen houden. Het totaalplaatje wordt bekeken door de DTe en daar staat bezwaar tegen open.

Voorzitter. Volgens mij heb ik nu alle vragen beantwoord die in dit wetgevingsoverleg en het vorige wetgevingsoverleg aan de orde zijn geweest.

De voorzitter:

Zijn er vragen die nog niet zijn beantwoord of zijn er nog aanvullende vragen?

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik herinner aan mijn eerdere, tweede vraag over de brief bij de zesde nota van wijziging betreffende de relatie tussen liberalisering en privatisering. Graag zie ik deze vraag alsnog beantwoord door de staatssecretaris.

StaatssecretarisWijn

Dat is inderdaad de basisvraag, de vraag waar het de hele tijd over is gegaan. Bij het liberaliseringsdeel gaat het om de vragen als: wanneer denk je dat de consument de meeste keuze heeft en dus de beste prijs-kwaliteitverhouding krijgt? Wij praten dan over ervaringen met de vrijmaking van de stroommarkt tot nu toe. Op een aantal punten is daar wel wat op af te dingen, maar het midden- en kleinbedrijf zegt dat dit per saldo toch meer keuze geeft. Wij kijken hierbij voorts naar de ervaringen bij de groene stroom waarop 1,3 miljoen huishoudens nu zijn overgestapt. Klanten geven daarmee aan die keuzevrijheid te waarderen. Verder kijken wij naar ervaringen in Scandinavië waar liberalisering ook heeft geleid tot betere prijs-kwaliteitverhoudingen voor de consument. Op het moment evenwel dat de liberalisering niet goed zou werken, moet je ook niet aan privatisering beginnen, want dan loop je het risico van het ontstaan van monopoliewinsten, iets dat je wilt voorkomen.

Kijk je naar de privatiseringskant, dan gaat het om de vraag door wie netten het beste en het meest efficiënt kunnen worden gerund. Is dat door overheden of is dat door bedrijven die zich specialiseren in en verstand hebben van netwerkbeheer? In Engeland zien wij bijvoorbeeld, bij een National Grid, dat dit behoorlijk werkt. Het betreft hier een inschatting waarover met de Kamer uit-en-ter-na is gesproken. Het zit hem daarbij in het efficiënt exploiteren van netten.

Ik denk dat dit het antwoord is op uw vraag, maar dat laat onverlet dat wij hierover waarschijnlijk van mening verschillen.

De voorzitter:

Alvorens de heer Vendrik nog eenmaal het woord te geven om een vraag over dit punt te stellen, wil ik voor alle duidelijkheid het volgende zeggen. Aangezien deze wet niet meer plenair aan de orde zal komen, heb ik er nog wel behoefte aan dat de staatssecretaris in deze vergadering zijn standpunt geeft over de amendementen.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik stel de vraag niet vanuit mijn eigen politieke opstelling. Ik denk dat privatisering van de regionale netwerken buitengewoon onverstandig is, maar daar gaat het nu even niet om. Het gaat om de redenering die het kabinet zo secuur mogelijk heeft neergelegd in de brief die wij dit weekend hebben gekregen, namelijk dat er een aantal voorwaarden is waaronder privatisering van regionale netwerken wordt toegestaan en waardoor vervreemding van aandelenkapitaal tot de mogelijkheden gaat behoren. Het gaat mij om de redenering van de staatssecretaris in dezen. Stel nu dat de staatssecretaris in het najaar van 2003 constateert dat het nog niet goed gaat met de liberalisering. Sowieso heeft hij dan aarzelingen om het grijze deel van de markt voor kleinverbruikers te openen, zodat dit opschuift. Als hij dan op 1 maart 2004 dat deel wil liberaliseren en het nog niet helemaal goed loopt, zal hij nog even goed willen kijken of aan alle voorwaarden is voldaan. Stel nu dat dit niet het geval is, dan zal hij moeten komen met aanvullende wetgeving. Immers, met het publieke aandeelhouderschap in handen van provincies en gemeenten doen wij helaas helemaal niets.

De voorzitter:

Deze vraagstelling is al een aantal keren aan de orde geweest. Het is weer een heldere vraag en om alle misverstanden weg te nemen geef ik de staatssecretaris gelegenheid nog één keer op deze vraag te antwoorden.

De heerVendrik(GroenLinks)

Misschien mag ik de herhaling van de vraag toelichten, voorzitter. Ik denk namelijk dat wij sowieso gaan privatiseren en dat de voorwaarden er niet toe doen. Immers, het behalen van die voorwaarden zit hem niet in de publieke of private eigendom. Dat zit in bepaalde regels en die komen er; daar ben ik heilig van overtuigd. Zo lees ik de brief van de staatssecretaris van dit weekend. Ik denk dat het ingewikkelde traject dat hier politiek wordt voorgeschoteld – eerst liberaliseren, dan goed kijken en dan misschien privatiseren – straks zo niet gaat werken. Dat komt nu voor het eerst helder op tafel.

StaatssecretarisWijn

Er is een dichtregel die zegt: lees maar, er staat niet wat er staat. Ik denk dat u op die manier de brief gelezen heeft. Er staat evenwel wat er staat en wat er staat, is wat wij gaan doen, ook op het moment dat blijkt dat de liberalisering niet goed werkt. Wij hebben een onafhankelijk commissie en er is de DTe die ernaar kijkt; de Kamer krijgt voorts monitoringrapporten. Ik wijs op het rapport van het Platform versnelling energieliberalisering dat zei dat het zelfs nog veel eerder kan. Op het moment evenwel dat er problemen blijken te zijn – ten aanzien van de switchkosten, ten aanzien van de administratieve gang van zaken bij de rekeningen of ten aanzien van welk van de acht criteria ook aan de hand waarvan wij de liberalisering gaan beoordelen – en het niet werkt, dan privatiseren wij niet. Dat is wat er staat en dat is wat wij gaan doen. De hele discussie over de vraag hoe je de privatisering uitstelt dan wel afstelt – wat ik niet hoop – is de discussie die wij uitgebreid gevoerd hebben rondom het amendement op stuk nr. 38.

Voorzitter. Ik kom tot een oordeel over de amendementen. Ten aanzien van het amendement op stuk nr. 38, van de heer Crone c.s., strekkende tot een verbod op de verkoop TenneT, verwijs ik naar het amendement-Kortenhorst bij de Wet MEP. Ik ontraad aanvaarding van het amendement op stuk nr. 38, omdat het technisch niet in orde is. Dit is reeds besproken. Ik ga er overigens van uit dat, gegeven de indiening van het amendement op stuk nr. 38, de amendementen op de stukken nrs. 17 en 29 worden ingetrokken. Indien deze amendementen niet worden ingetrokken, moet ik aanvaarding ervan ontraden.

De heerVendrik(GroenLinks)

Mijns inziens dient het amendement op stuk nr. 29 ter vervanging van het amendement op stuk nr. 17, terwijl het amendement op stuk nr. 38 dient ter vervanging van het amendement op stuk nr. 29.

StaatssecretarisWijn

Dat lijkt mij juist. Ik ga ervan uit dat het door de heer Crone c.s. ingediende amendement op stuk nr. 38, over de privatiseringsdatum, betekent dat hij de amendementen op de stukken nrs. 17 en 29, die een verdergaande strekking hadden, intrekt. Voorzover hij die amendementen echter niet intrekt, moet ik aanvaarding ervan ontraden. Het amendement op stuk nr. 38 heeft niet mijn voorkeur, maar laat het oordeel erover aan de Kamer.

Ik kom bij het amendement op stuk nr. 30 van de heer Stuger. De aanvaarding van dit amendement heb ik zo-even ontraden en ik hoop dat hij het zal intrekken. Het voorgaande geldt ook voor het amendement op stuk nr. 37 van de heer Stuger, alsmede voor zijn amendement op stuk nr. 20.

Ik kom vervolgens bij het amendement op stuk nr. 21 van de heer Kortenhorst c.s. Het betreft de representatieve organisaties. Ik zie dat dit amendement is vervangen door het amendement op stuk nr. 39, maar dat deze verandering slechts betrekking heeft op de naamgeving. Het amendement bevat een voorstel tot inwerkingtreding van artikelen die een regeling bevatten omtrent de toelaatbaarheid van algemene voorwaarden van netbeheerders. Het amendement laat bepalingen in werking treden die dwars door het systeem van het Burgerlijk Wetboek voor algemene voorwaarden heen gaan. Dat systeem geeft consumenten op zichzelf al een bijzondere bescherming. Aanvaarding van het amendement zou betekenen dat die bijzondere bescherming ook gaat gelden voor grootverbruikers van energie, terwijl dat normale, stevige contractpartijen zijn. Daar zijn die bepalingen dan ook eigenlijk niet voor bedoeld. Het zijn er nogal wat: 28 verschillende soorten op de zwarte en de grijze lijst. De Raad van State zegt ook: de bepalingen miskennen het systeem van het Burgerlijk Wetboek waarin een speciale regeling voor consumenten staat maar juist niet voor grote ondernemingen die zelf kunnen onderhandelen. Het zou derhalve een inbreuk op de contractsvrijheid betekenen – dat is de counterredenering – van grote partijen. Hier is derhalve door de Raad van State al op geadviseerd in een eerder stadium en de Raad van State heeft gezegd: niet doen.

Ik moet aanvaarding van het amendement derhalve ontraden, al begrijp ik de intentie wel, gegeven de geschiedenis van het CDA, bijvoorbeeld rondom NS. Wat dat betreft zou ik de heer Kortenhorst eventueel een suggestie kunnen doen, al zeg ik niet dat ik het daarmee een goed amendement zou vinden, maar dan zou mijn advies worden: oordeel Kamer. De heer Kortenhorst zou kunnen overwegen een amendement te maken dat voorschrijft dat de netbeheerders overleg moeten voeren met representatieve organisaties van kleine afnemers over de algemene voorwaarden. Wij zijn bereid hem daarbij technisch te ondersteunen. Aanvaarding van het amendement dat nu voorligt, ontraad ik evenwel.

De heerKortenhorst(CDA)

Ik neem zeer zorgvuldig kennis van deze opmerking van de staatssecretaris.

StaatssecretarisWijn

Voorzitter. Ik kom bij het amendement op stuk nr. 42, voorheen op stuk nr. 32 en daarvóór op stuk nr. 22. Dit amendement zou ik graag tezamen behandelen met het amendement op stuk nr. 43 (voorheen nr. 33 en daarvóór nr. 23). Van deze beide amendementen, de nrs. 42 en 43, zou ik willen zeggen dat de indieners daarmee wel erg de onderhandelingen doorkruisen die wij op dit moment voeren met betrekking tot de herstructurering van het gasgebouw. Tegelijkertijd verschillen wij over de intentie van deze amendementen niet zo van mening. Misschien willen de indieners overwegen deze amendementen in te trekken. Wij kunnen daar dan bij de verdere discussie over de structurering van het gasgebouw op terugkomen. Het voorgaande geldt mutatis mutandis ook voor het amendement op stuk nr. 44 (voorheen nr. 34). Het betreft een trits van samenhangende amendementen.

De heerVendrik(GroenLinks)

Ik dacht dat het amendement op stuk nr. 43 helemaal niet over het gasgebouw gaat. Hoe kan de staatssecretaris zijn zojuist gegeven redenering van toepassing verklaren op dat amendement?

StaatssecretarisWijn

Het hangt samen met de parallelliteit tussen de Elektriciteitswet en de Gaswet en de rol van TenneT als supplier of last resort. Het gaat namelijk ook over een last-resort-bepaling met betrekking tot de Gasunie; die is parallel overgenomen van de bepaling over TenneT als supplier of last resort. Op de positie van de Gasunie als supplier of last resort kom ik graag bij de herstructurering van het gasgebouw terug. De positie van TenneT als supplier of last resort hebben wij zonet besproken naar aanleiding van de andere amenderingen en de leveringszekerheid. Daarom is het een trits van amendementen die met elkaar samenhangen. De "supplier of last resort"-elektriciteit hebben wij zonet besproken. De positie van de "supplier of last resort"-gas heeft te maken met de herstructurering van het gasgebouw. Dit geldt ook voor de amendementen op de stukken nrs. 43 en 42 en hun eerdere versies. Over de intenties zijn wij het eens; die zijn ons heel duidelijk gemaakt. De indieners moeten zelf beoordelen of zij die intenties nog een keer met ons willen delen of dat zij vinden dat zij die voldoende naar voren hebben gebracht.

Voorzitter. Ik kom bij het amendement op stuk nr. 40 (voorheen nr. 24), betreffende de veiling opbrengsten van de interconnectie. Het hoeft er niet per se in, want volgens mij wordt het al redelijk geregeld. Op zich kan ik er echter mee akkoord gaan.

Ten aanzien van het amendement op stuk nr. 41 (voorheen nr. 25), over de aansluiting op gelijk hoogspanningsniveau, heb ik aangegeven dat ik de timing wat ongelukkig vind, omdat op dit moment de tarievencode al wordt geëvalueerd. Ik gaf dat zonet aan in reactie op de heer Stuger. Ik kan niet helemaal overzien wat de gevolgen van dit amendement zijn. Ik ben niet gelukkig met dit amendement, ook al verschillen wij in intentie niet zoveel van elkaar. Ik meen de vorige keer als oordeel te hebben uitgesproken: mild ontraden. Welnu, ik laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer over.

Ik kom bij het amendement op stuk nr. 45 (voorheen nr. 35 en daarvóór nr. 27). Dit amendement gaat over het verbod op privatisering van leveringsbedrijven en betreft tevens de discussie inzake de holdings. Het heeft voorts te maken met de termijn tussen liberalisering en privatisering. De heer Kortenhorst, als eerste ondertekenaar, wil het tijdelijke privatiseringsverbod behalve voor netbeheerders ook voor vergunninghouders laten gelden. In een toelichting geeft hij aan dat het om levering van energie aan beschermde afnemers gaat omdat die bedrijven daarmee een monopoliefunctie hebben. Per 1 januari 2004 zullen er geen beschermde afnemers meer bestaan – indien het inderdaad de datum 1 januari 2004 wordt – en deze zullen bedrijven dus geen vergunning meer hebben in de zin van artikel 54 Elektriciteitswet dan wel artikel 21 Gaswet. Niet duidelijk is derhalve waarom hij het privatiseringsverbod tot 1 juli 2004 wil laten gelden. Bovendien bestaan er tot 1 januari 2004 twee soorten vergunninghouders, namelijk enerzijds zij die leveren aan kleinverbruikers, de oude energiedistributiebedrijven die in publieke handen zijn. Anderzijds zijn er de vergunninghouders die groene stroom leveren en dit zijn veelal private bedrijven. Niet duidelijk is op welke groep vergunninghouders het voorgestelde amendement betrekking heeft: op de vergunninghouders die leveren aan kleinverbruikers of ook op de vergunninghouders die groene stroom leveren? Wat betreft die laatste categorie moet bedacht worden dat er ook groenestroomleveranciers zijn die helemaal niet gebonden zijn aan distributiebedrijven. De tekst van het amendement is technisch derhalve niet juist.

Ook hierbij bied ik de heer Kortenhorst technische assistentie aan, want ik begrijp wel zijn intentie, namelijk dat hij in het interregnum niet wil dat er privatiseringsbewegingen zijn, voorsorterend op de uiteindelijke privatisering. Daarbij zouden er dan onder holdingstructuren nog dingen kunnen worden verkocht of bijvoorbeeld strategische aandeelhoudersposities worden ingenomen in een soort voorschakeling op de privatisering. Die intentie delen wij en wij zullen hem technisch bijstaan om dat amendement te wijzigen. In de huidige vorm moet ik aanvaarding van het amendement echter ontraden.

Ik kom bij het laatste amendement, op stuk nr. 46 (voorheen nr. 36). Dit amendement gaat over de boeteregeling. Ik maak er geen halszaak van, maar ik hoop dat ik inhoudelijk voldoende overtuigend ben geweest. Ik wil aanvaarding van dit amendement om de boeteregeling er weer uit te halen, ontraden.

Voorzitter. Daarmee heb ik alle amendementen gehad. Ik stel het buitengewoon op prijs dat de Kamer dit wetsvoorstel met voortvarendheid en ook met inhoudelijke motivatie – ik verwijs naar de opmerkingen van de heer Crone – ter hand heeft genomen.

De voorzitter:

Ik sluit de beraadslaging en zeg de staatssecretaris en de hem begeleidende ambtenaren dank voor hun aanwezigheid en inbreng.

Sluiting 16.10 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Verbugt (VVD), Giskes (D66), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), B.M. de Vries (VVD), Van Oven (PvdA), Van den Doel (VVD), Netelenbos (PvdA), Van Hoof (VVD), Timmermans (PvdA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Hoogendijk (LPF), De Graaf (LPF), Eberhard (LPF), Jense (Leefbaar Nederland), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Stuger (LPF), Van Fessem (CDA) en Algra (CDA).

Plv. leden: Klein Molekamp (VVD), Bakker (D66), Dijksma (PvdA), Van der Vlies (SGP), Hofstra (VVD), Bos (PvdA),Blaauw (VVD), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Tichelaar (PvdA), Van Dijk (CDA), Mastwijk (CDA), Van Gent (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Varela (LPF), Smulders (LPF), Wiersma (LPF), Teeven (Leefbaar Nederland), Vos (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Wit (SP), Zeroual (LPF), De Haan (CDA) en De Pater-van der Meer (CDA).

Naar boven