Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28174 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 28174 nr. 3 |
In het kader van de implementatie van richtlijn nr. 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (PbEG 1997 L 27) is er oorspronkelijk voor gekozen de kosten die voor elektriciteitsproductiebedrijven voortvloeien uit de liberalisering van de elektriciteitsproductiesector, te financieren uit de opbrengst van een aan alle afnemers van elektriciteit op te leggen toeslag. De bedoelde niet-marktconforme kosten bestaan voornamelijk uit de kosten die samenhangen met enerzijds overeenkomsten omtrent stadsverwarming en anderzijds het vervreemden en overdragen van de aandelen van de n.v. Demkolec of van de experimentele kolenvergassingsinstallatie Demkolec.
Deze financieringssystematiek heeft op de volgende wijze haar beslag gekregen in de artikelen 6 tot en met 8 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector:
• er wordt een jaarlijkse toeslag op het transport van elektriciteit van ten hoogste 10% geheven, verschuldigd door alle afnemers van elektriciteit, uitgezonderd netbeheerders (artikel 6);
• de toeslagen worden geïnd door netbeheerders en afgedragen aan de Minister van Economische Zaken (artikel 8, eerste en tweede lid);
• de Minister van Economische Zaken verstrekt vervolgens uit de verkregen opbrengsten aan geïnde toeslagen de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiebedrijven (artikel 8, derde tot en met vijfde lid).
Reactie van de Europese Commissie en gevolgen daarvan
De eerdergenoemde artikelen 6 tot en met 8 zijn bij de Europese Commissie aangemeld als steunmaatregel (zie Kamerstukken II 1999/2000, 27 250, nr. 3, paragraaf 4.11. Notificaties). Deze artikelen zijn in afwachting van het oordeel van de Europese Commissie over de daarin neergelegde wijze van financieren nog niet in werking getreden.
In het overleg dat over de Nederlandse aanmelding heeft plaatsgevonden heeft de Commissie kenbaar gemaakt dat zij bezwaren had tegen het Nederlandse voorstel om de niet-marktconforme kosten te dekken uit een toeslag op de elektriciteitstarieven. Een dergelijke toeslag die zowel op het transport van nationale en geïmporteerde elektriciteit drukt, doch waarvan de bestemming slechts ten goede komt aan nationale ondernemingen, is naar het oordeel van de Europese Commissie een met het EG-Verdrag strijdige parafiscale heffing. De Nederlandse regering heeft naar aanleiding hiervan besloten het voorstel op dit punt aan te passen en de genoemde kosten te financieren uit de algemene middelen. Hiermee wordt aan de bezwaren van de Europese Commissie tegemoet gekomen.
Bij brief van 25 juli 2001, SG (2001) D/290565, heeft de Europese Commissie formeel haar definitieve standpunt over de meergenoemde artikelen 6 tot en met 8 bekend gemaakt. In deze brief concludeert de Europese Commissie dat de aangemelde steunmaatregel onder de werkingssfeer van artikel 87, eerste lid, van het EG-Verdrag valt. De maatregel wordt toegestaan op grond van artikel 87, lid 3, onder c) van het EG-Verdrag, en artikel 61, lid 3, onder c) van de EER-overeenkomst. De duur van de compensatie is beperkt tot tien jaar (2010). Een aantal projecten heeft evenwel een langere looptijd. De Nederlandse regering heeft aangegeven dat zij voor deze langer lopende projecten de niet-marktconforme kosten voor de gehele looptijd wil compenseren. In haar brief van 25 juli 2001 merkt de Europese Commissie op voor die langer lopende projecten een nieuwe melding van een compensatieregeling tegemoet te zien. Tijdig voor het eind van 2010 zullen aan de Europese Commissie nieuwe compensatiemethoden worden voorgelegd. Met het oog daarop bestaat het voornemen om in 2005 de huidige methode van compenseren van de tegemoetkomingen te evalueren. Aan de hand van de uitkomsten van deze evaluatie zal worden besloten omtrent eventuele aanvullende of nieuwe compensatiemethoden, waarbij ook de mogelijkheid tot afkoop van de contracten zal kunnen worden onderzocht. Het spreekt voor zich dat bij het vaststellen van de periode waarmee de compensatieregeling zal worden verlengd, rekening zal worden gehouden met de tijdsduur van de resterende looptijd van de projecten, gerekend vanaf 31 december 2010.
De eerdergenoemde brief van de Europese Commissie heeft tot gevolg dat de artikelen 6 tot en met 8 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in die zin dienen te worden aangepast dat de financiering van de niet-marktconfrome kosten uit de algemene middelen zal plaatsvinden.
De voorgestelde wijzigingen vloeien voort uit de brief van 25 juli 2001 van de Europese Commissie en zijn in hun kern technisch van aard. Immers, op grond van deze wijzigingen vervallen de voorschriften omtrent het opleggen van een toeslag (artikel 6) en de inning van de toeslagen en de afdracht ervan door de netbeheerders aan de Minister van Economische Zaken (artikel 8, eerste en tweede lid), terwijl het voorschrift omtrent het verstrekken van een tegemoetkoming (artikel 8, derde tot en met vijfde lid) op een redactionele ingreep na ongewijzigd blijft.
Bij de aanmelding is de Nederlandse regering ervan uitgegaan dat de elektriciteitsproductiebedrijven met ingang van 1 januari 2001 zouden kunnen worden gecompenseerd voor de optredende verliezen. Deze productiebedrijven dragen op dit moment wel de lasten van de niet-marktconformiteit maar daar staan nog geen inkomsten tegenover. Gezien de omvang van de met de niet-marktconforme kosten gepaard gaande bedragen en de vereiste zekerheid voor de bedrijven omtrent de financiële dekking van deze kosten is het wenselijk dat deze wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector op de kortst mogelijke termijn kracht van wet verkrijgt.
Artikel 6 van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector omvat nagenoeg uitsluitend regels over de toeslag. Nu is gekozen voor financiering uit de algemene middelen vervalt deze bepaling, zij het dat een deel van de eerste volzin van het vijfde lid wordt ondergebracht onder artikel 8 als vierde lid.
In het algemeen deel van de toelichting is gewezen op de brief van 25 juli 2001 van de Europese Commissie waarbij de Commissie onder meer mededeelt dat de duur van de compensatie beperkt dient te zijn tot 10 jaar – deze periode is neergelegd in de aanhef van het voorgestelde artikel 7 – en voor projecten met een langere looptijd dan 10 jaar «voor het eind van 2010 nieuwe compensatiemethoden worden vastgesteld» en «(...) voor zij ten uitvoer worden gelegd bij de Commissie worden genotificeerd». In het voorgestelde artikel 7 is deze begrenzing neergelegd. Omdat niet is te voorzien welke compensatiemethoden op een gunstig onthaal van de Commissie kunnen rekenen alsmede niet of en zo ja daaraan is verbonden enige en zo ja welke beperking in tijdsduur, is ervoor gekozen de duur van de periode die aanvangt met ingang van 1 januari 2011 met een bij ministeriële regeling te bepalen tijdbestek te verlengen (artikel 8, vijfde lid). De periode van tegemoetkoming betreft een wezenlijk element voor de elektriciteitsproductiesector. De continuïteit van en de rechtszekerheid voor deze sector zijn mede in het geding. Met het oog daarop wordt in het vijfde lid van artikel 8 bepaald dat bij de verlenging rekening wordt gehouden met de resterende tijdsduur van de na 13 december 2010 nog lopende overeenkomsten. Alsdan kunnen ook nieuwe compensatiemethoden worden vastgesteld, bijvoorbeeld het afkopen van nog lopende overeenkomsten zoals de Commissie heeft opgemerkt in haar meergenoemde brief van 25 juli 2001.
Het vierde lid van artikel 8 komt overeen met de slotwoorden van het thans vervallen artikel 6, vijfde lid, eerste volzin.
Bij de Overgangswet elektriciteitsproductiesector is er vanuit gegaan dat in het jaar 2001 voor de eerste maal een tegemoetkoming zou worden verstrekt. Aangezien het voornemen bestaat om nog in het lopende jaar de elektriciteitsproductiebedrijven te bevoorschotten, wordt met het oog daarop voorgesteld artikel 25 van de genoemde wet zo aan te passen dat aan de inwerkingtreding van de artikelen 7 en 8 terugwerkende kracht kan worden verleend tot het tijdstip waarop de bevoorschotting zal plaatsvinden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28174-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.