28 174
Wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen en van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet omwille van de correctie van enkele tariefbepalingen alsmede in verband met een tijdelijk verbod van privatisering van netwerkbedrijven

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 2 oktober 2002

Hierbij informeer ik u over de beslissing op het verzoek van Intergas om instemming met de overdracht van de aandelen aan het Duitse RWE. In een brief aan u van 9 september jl. (kamerstuk 28 174, nr. 14) heb ik aangegeven dit verzoek te beoordelen op basis van de inmiddels ingetrokken beleidsregels privatisering energiedistributiebedrijven, waarvan mededeling is gedaan in de staatscourant (Stcrt. 2002, 174, blz. 9).

Voor het grootste gedeelte is de beoogde transactie van Intergas een kopie van de zaak Obragas. Mijn voorgangster heeft op grond van de beleidsregels toestemming verleend voor vervreemding van 49% van de aandelen Obragas aan RWE. Op één belangrijk punt is er echter een verschil tussen beide dossiers. Intergas is in het verleden een Cross Border Leasetransactie (CBL) aangegaan met een Amerikaanse partij. Naar mijn oordeel moet een hard punt voor de Staat zijn dat die internationale leaseconstructie niet leidt tot Amerikaanse claims als gevolg van de door Intergas beoogde transactie en ook niet tot onzekerheid over de vraag of ik snel effectief kan ingrijpen in geval van wanbeheer. Een schriftelijke verklaring van de Amerikaanse leasepartij daarover ontbreekt. Op grond van de als gevolg daarvan bestaande onzekerheid wijs ik het verzoek af.

Vanuit juridisch oogpunt merk ik het volgende op. Ook al wijs ik dit verzoek af, toch blijft Intergas een «bestaand geval» indien een eventueel hernieuwd verzoek door Intergas wordt ingediend teneinde alsnog zekerheid over de CBL-transactie te verschaffen.

Gegeven het rechtszekerheid- en vertrouwensbeginsel, zal dat verzoek ook nog op basis van de ingetrokken beleidsregels moeten worden beoordeeld.

Mijn besluit wordt mede gesteund door adviezen van de landsadvocaat en Dte.

De Minister van Economische Zaken,

H. Ph. J. B. Heinsbroek

Naar boven