28 174
Wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector in verband met de financiering van de tegemoetkoming aan de elektriciteitsproductiesector uit de algemene middelen en van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet omwille van de correctie van enkele tariefbepalingen

nr. 12
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 25 juni 2002

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel IIA, onder A, wordt in artikel 29, tweede lid, «de locatie op het net» telkens vervangen door: het spanningsniveau van het net.

Toelichting

Aanleiding

In het nader verslag bij de Wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector (Kamerstukken II 2001/02, 28 174, nr. 9) zijn door de leden van de fractie van het CDA enkele vragen gesteld over de voorgestelde wijziging van artikel 29, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998. Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het nader verslag (Kamerstukken II 2001/02, 28 174, nr. 11), zijn deze vragen voor mij aanleiding geweest om de voorgestelde wijziging van artikel 29 van de Elektriciteitswet 1998 nogmaals kritisch te beschouwen. Mijn conclusie is dat de voorgestelde tekst van artikel 29, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 duidelijker kan worden geformuleerd. Deze nota van wijziging strekt hiertoe.

Voorgestelde wijziging

Artikel 29 van de Elektriciteitswet 1998 heeft betrekking op transporttarieven. In de Tweede nota van wijziging (Kamerstukken II 2001/02, 28 174, nr. 8) is aan artikel 29, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 een zin toegevoegd met de strekking dat de transporttarieven voor elektriciteit kunnen verschillen, afhankelijk van de locatie op het net waar de tarieven worden ontvangen dan wel ingevoed. Met het begrip «locatie» werd met name gedoeld op locaties voor de decentrale opwekking of afname van elektriciteit, waarbij elektriciteit op een decentraal net en dus op een lager spanningsniveau wordt ingevoed of afgenomen. Bij nadere beschouwing ben ik van mening dat het begrip «locatie» verwarrend is, omdat door dit begrip de indruk kan worden gewekt dat het uitgangspunt van het postzegeltarief wordt verlaten. Dit wordt echter niet bedoeld. In deze nota van wijziging vervang ik daarom het begrip «locatie» door«spanningsniveau». De redenen hiervoor zijn de volgende.

Het uitgangspunt van het transporttarief is dat het tarief voor producenten van elektriciteit onafhankelijk is van de plaats waar elektriciteit wordt afgenomen en dat voor afnemers van elektriciteit het tarief onafhankelijk is van de plaats waar elektriciteit wordt ingevoed. Dit uitgangspunt, neergelegd in artikel 29, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, sluit differentiatie in de hoogte van de tarieven echter niet uit. DTe heeft bij de vaststelling van de transporttarieven van deze mogelijkheid tot differentiatie gebruik gemaakt.

Het invoeden en afnemen van elektriciteit gebeurt op verschillende spanningsniveaus. De wenselijkheid van de differentiatie in de hoogte van transporttarieven aan de hand van het spanningsniveau, is bij de behandeling van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers reeds uitvoerig aan de orde geweest (zie onder andere Kamerstukken II 1998/99, 26 303, nr. 3, blz. 22 e.v. en Kamerstukken II 1998/99, 26 303, nr. 7, blz. 33 e.v.). De differentiatie van transporttarieven afhankelijk van het spanningsniveau waarop elektriciteit wordt ingevoed of afgenomen, heeft ten principale nooit ter discussie gestaan en werkt in de praktijk naar tevredenheid. Deze differentiatie geldt dus in combinatie met het uitgangspunt van het postzegeltarief.

De differentiatie van transporttarieven naar gelang het spanningsniveau waarop elektriciteit wordt ingevoed dan wel afgenomen, kent verschillende gevolgen voor producenten en voor afnemers. Voor afnemers van elektriciteit is het zogenaamde cascadestelsel van belang (zie hierover de memorie van toelichting bij de wijziging van de Elektriciteitswet 1998, Kamerstukken II 1998/99, 26 303, nr. 3, blz. 22/23). Dit houdt in dat het transporttarief per transporttrap wordt berekend, waarbij in het tarief voor iedere transporttrap zijn begrepen de tarieven voor het transport van elektriciteit over de hogere transporttrappen. Praktisch vertaald betekent dit dat hoe lager het spanningsniveau, hoe hoger het transporttarief. Voor producenten van elektriciteit geldt juist dat hoe lager het spanningsniveau van het net waarop elektriciteit wordt ingevoed, hoe lager het transporttarief. Immers, wanneer op een net met een lager spanningsniveau elektriciteit wordt ingevoegd, hoeft voor de totale elektriciteitsvraag op dat net minder elektriciteit van hogere netten te worden betrokken. Er hoeft door een decentrale producent dus niet te worden betaald voor het gebruik van netten met een hoger spanningsniveau.

Met deze nota van wijziging wordt expliciet in de Elektriciteitswet 1998 vastgelegd dat het mogelijk is transporttarieven te differentiëren aan de hand van het spanningsniveau waarop elektriciteit wordt ingevoed op het net of wordt afgenomen van het net.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven