nr. 12
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel IIA, onder A, wordt in artikel 29, tweede lid, «de locatie
op het net» telkens vervangen door: het spanningsniveau van het net.
Toelichting
Aanleiding
In het nader verslag bij de Wijziging van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector
(Kamerstukken II 2001/02, 28 174, nr. 9) zijn door de leden van
de fractie van het CDA enkele vragen gesteld over de voorgestelde wijziging
van artikel 29, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998. Zoals aangegeven
in de nota naar aanleiding van het nader verslag (Kamerstukken II 2001/02,
28 174, nr. 11), zijn deze vragen voor mij aanleiding geweest om
de voorgestelde wijziging van artikel 29 van de Elektriciteitswet 1998 nogmaals
kritisch te beschouwen. Mijn conclusie is dat de voorgestelde tekst van artikel
29, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 duidelijker kan worden geformuleerd.
Deze nota van wijziging strekt hiertoe.
Voorgestelde wijziging
Artikel 29 van de Elektriciteitswet 1998 heeft betrekking op transporttarieven.
In de Tweede nota van wijziging (Kamerstukken II 2001/02, 28 174, nr. 8)
is aan artikel 29, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 een zin toegevoegd
met de strekking dat de transporttarieven voor elektriciteit kunnen verschillen,
afhankelijk van de locatie op het net waar de tarieven worden ontvangen dan
wel ingevoed. Met het begrip «locatie» werd met name gedoeld op
locaties voor de decentrale opwekking of afname van elektriciteit, waarbij
elektriciteit op een decentraal net en dus op een lager spanningsniveau wordt
ingevoed of afgenomen. Bij nadere beschouwing ben ik van mening dat het begrip
«locatie» verwarrend is, omdat door dit begrip de indruk kan worden
gewekt dat het uitgangspunt van het postzegeltarief wordt verlaten. Dit wordt
echter niet bedoeld. In deze nota van wijziging vervang ik daarom
het begrip «locatie» door«spanningsniveau». De redenen
hiervoor zijn de volgende.
Het uitgangspunt van het transporttarief is dat het tarief voor producenten
van elektriciteit onafhankelijk is van de plaats waar elektriciteit wordt
afgenomen en dat voor afnemers van elektriciteit het tarief onafhankelijk
is van de plaats waar elektriciteit wordt ingevoed. Dit uitgangspunt, neergelegd
in artikel 29, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, sluit differentiatie
in de hoogte van de tarieven echter niet uit. DTe heeft bij de vaststelling
van de transporttarieven van deze mogelijkheid tot differentiatie gebruik
gemaakt.
Het invoeden en afnemen van elektriciteit gebeurt op verschillende spanningsniveaus.
De wenselijkheid van de differentiatie in de hoogte van transporttarieven
aan de hand van het spanningsniveau, is bij de behandeling van de Wijziging
van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels
ten aanzien van netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde
afnemers reeds uitvoerig aan de orde geweest (zie onder andere Kamerstukken
II 1998/99, 26 303, nr. 3, blz. 22 e.v. en Kamerstukken II
1998/99, 26 303, nr. 7, blz. 33 e.v.). De differentiatie van
transporttarieven afhankelijk van het spanningsniveau waarop elektriciteit
wordt ingevoed of afgenomen, heeft ten principale nooit ter discussie gestaan
en werkt in de praktijk naar tevredenheid. Deze differentiatie geldt dus in
combinatie met het uitgangspunt van het postzegeltarief.
De differentiatie van transporttarieven naar gelang het spanningsniveau
waarop elektriciteit wordt ingevoed dan wel afgenomen, kent verschillende
gevolgen voor producenten en voor afnemers. Voor afnemers van elektriciteit
is het zogenaamde cascadestelsel van belang (zie hierover de memorie van toelichting
bij de wijziging van de Elektriciteitswet 1998, Kamerstukken II 1998/99, 26 303,
nr. 3, blz. 22/23). Dit houdt in dat het transporttarief per transporttrap
wordt berekend, waarbij in het tarief voor iedere transporttrap zijn begrepen
de tarieven voor het transport van elektriciteit over de hogere transporttrappen.
Praktisch vertaald betekent dit dat hoe lager het spanningsniveau, hoe hoger
het transporttarief. Voor producenten van elektriciteit geldt juist dat hoe
lager het spanningsniveau van het net waarop elektriciteit wordt ingevoed,
hoe lager het transporttarief. Immers, wanneer op een net met een lager spanningsniveau
elektriciteit wordt ingevoegd, hoeft voor de totale elektriciteitsvraag op
dat net minder elektriciteit van hogere netten te worden betrokken. Er hoeft
door een decentrale producent dus niet te worden betaald voor het gebruik
van netten met een hoger spanningsniveau.
Met deze nota van wijziging wordt expliciet in de Elektriciteitswet 1998
vastgelegd dat het mogelijk is transporttarieven te differentiëren aan
de hand van het spanningsniveau waarop elektriciteit wordt ingevoed op het
net of wordt afgenomen van het net.
De Minister van Economische Zaken,
A. Jorritsma-Lebbink