28 171
Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen

nr. 65
WIJZIGINGEN VOORGESTELD DOOR DE REGERING

Ontvangen 18 mei 2004

Het voorstel van wet, zoals het luidt na de daarin tot en met 27 april 2004 aangebrachte wijzigingen (kamerstukken II, 2003–2004, 28 171, nr. 64) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, subonderdeel 3, aanhef, wordt «zeven» vervangen door: acht.

B

Artikel I, onderdeel B, subonderdeel 2, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na «vierde en vijfde» ingevoegd: lid.

2. In de tekst van het voorgestelde vijfde lid vervalt na «voor zover die vergunning» de zinsnede «of verklaring».

C

In artikel I, onderdeel H, wordt «de artikelen 10a, eerste lid» vervangen door: artikel 10a, eerste lid.

D

Artikel I, onderdeel M, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het voorgestelde artikel 19a, eerste lid, alsmede in het voorgestelde artikel 19b, eerste lid, vervalt telkens de zinsnede «10, eerste lid, of» en wordt na «artikel 12,» telkens ingevoegd «derde lid,».

2. In het voorgestelde artikel 19a, zesde lid, wordt «artikel 10, eerste lid» vervangen door: artikel 10a, eerste lid.

3. Het voorgestelde artikel 19f, derde lid, wordt vervangen door:

3. De verplichting tot het maken van een passende beoordeling bij de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid, geldt niet in gevallen waarin degene die een project of een handeling waarop dat besluit betrekking heeft, onderneemt, daarmee een project of handeling ten aanzien waarvan reeds eerder een passende beoordeling is gemaakt, herhaalt of voortzet, voorzover de passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren omtrent de significante gevolgen van dat project of die handeling.

4. In het voorgestelde artikel 19g, eerste lid, wordt «de zekerheid hebben verkregen» vervangen door: zich ervan hebben verzekerd.

E

Artikel I, onderdeel N, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «artikel 19l» vervangen door: artikel 19ka.

2. In het voorgestelde artikel 19l, eerste lid, vervalt de zinsnede «overeenkomstig de instandhoudingsdoelstelling».

3. In het voorgestelde artikel 19l, tweede lid, wordt na «instandhoudingsdoelstelling» ingevoegd: , voor zover het een gebied betreft, aangewezen op grond van artikel 10a, eerste lid, dan wel gelet op de wezenlijke kenmerken van een gebied, aangewezen op grond van artikel 10, eerste lid.

F

In artikel I, onderdeel AA, wordt in het voorgestelde artikel 57, eerste lid, «de bij of krachtens» vervangen door: het bij of krachtens.

G

In artikel I, onderdeel BB, vervalt in het voorgestelde artikel 60a, eerste lid, «plannen,».

H

Artikel I, onderdeel CC komt te luiden:

CC

In artikel 70 vervallen de onderdelen C tot en met J, onder vernummering van onderdeel K tot onderdeel C.

I

Onder vernummering van de artikelen III tot en met IX tot artikelen II tot en met VIII vervalt artikel II.

J

Artikel II (nieuw) komt te luiden:

ARTIKEL II

In de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht, onderdeel E, wordt de zinsnede «Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

K

Artikel III (nieuw) komt te luiden:

ARTIKEL III

In artikel 1a, onder 2, van de Wet op de economische delicten wordt in de opsomming na de Natuurbeschermingswet 1998 «artikel 16» vervangen door: artikel 16, 19d, eerste lid, 19l, eerste lid, en 20, derde lid.

L

Artikel V (nieuw) wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «artikel V» vervangen door : artikel VIII.

2. In het derde lid wordt «artikel VI» vervangen door: artikel VIII.

M

In artikel VIII, aanhef, wordt «artikel V» vervangen door: artikel VI.

TOELICHTING

De wijzigingen in onderdelen A, B, subonderdeel 1, C, en F betreffen verbeteringen van louter taalkundige aard.

Onderdeel B, subonderdeel 2, strekt tot schrapping van de ten onrechte nog in het voorgestelde artikel voorkomende verwijzing naar de verklaring van geen bezwaar, die door het amendement-Snijder op stuk nr. 39 niet meer in het wetsvoorstel is opgenomen.

Onderdeel D, subonderdelen 1 en 2, hangt samen met het feit dat het beheersplan waarvan in artikel 19a van het wetsvoorstel sprake is, betrekking heeft op de Vogel- en habitatrichtlijngebieden, aangewezen op grond van het voorgestelde artikel 10a. De verwijzing die nu nog in het voorstel is opgenomen naar artikel 10 (dat ziet op de beschermde natuurmonumenten) is ten onrechte. De rechtsgevolgen van de aanwijzing krachtens artikel 10 zijn geregeld in paragraaf 1 van titel 2, en het op die gebieden betrekking hebbende beheersplan meer in het bijzonder in artikel 17.

Onderdeel D, subonderdeel 3, heeft betrekking op het voorgestelde artikel 19f, derde lid. Nu het wetsvoorstel door de aanvaarding van het amendement-Snijder op stuk nr. 39, voor projecten en andere handelingen steeds uitgaat van een afzonderlijke Natuurbeschermingswetvergunning, kan de voorgestelde regeling worden vereenvoudigd. In het stelsel van het wetsvoorstel zoals het thans voorligt, kan immers niet meer voorkomen de situatie dat ten aanzien van eenzelfde project of handeling zich meerdere besluiten voordoen in het kader waarvan de vraag opgeld kan doen of voor het nemen van die besluiten al dan niet ook een passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f moet worden gemaakt. Relevant blijft nog wel de casus dat de herhaling of voortzetting van activiteiten, waarvoor eerder een passende beoordeling is gemaakt in het kader van de verlening van een vergunning op basis van artikel 19d. Het voorgestelde onderdeel b van dit artikellid kan dan ook worden gemist.

Onderdeel D, subonderdeel 4, brengt een wijziging aan die voortvloeit uit het feit dat de Tweede Kamer het amendement-Jager op stuk nr. 31 heeft aanvaard.

Onderdeel E strekt ertoe een kennelijke misslag te herstellen. Volgens het thans voorgestelde onderdeel N van artikel I zou immers het paragraafopschrift van paragraaf 3, alsmede artikel 19l, na datzelfde artikel 19l moeten worden ingevoegd. Aangezien het voorgestelde artikel zowel ziet op de gebieden aangewezen op grond van artikel 10, als op de gebieden die op grond van artikel 10a worden aangewezen, is met de in subonderdeel 1 voorgestelde wijziging verzekerd dat artikel 19l in paragraaf 3 wordt geplaatst. Subonderdelen 2 en 3 hangen samen met het feit dat de term «instandhoudingsdoelstelling» in het wetsvoorstel uitsluitend wordt gebezigd met betrekking tot de gebieden, aan te wijzen op grond van artikel 10a, dat wil zeggen: de Vogel- en habitatgebieden. Daarom wordt voor de gebieden van artikel 10, de beschermde natuurmonumenten, op dit punt verwezen naar de wezenlijke kenmerken van het desbetreffende gebied, waarvan ook in het bestaande artikel 16, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 sprake is.

Onderdeel G vloeit voort uit het feit dat het artikel 19d, waarnaar het voorgestelde artikel 60a verwijst, geen betrekking heeft op plannen.

De achtergrond van onderdeel H is tweeledig.

Ten eerste zou de in het voorliggende wetsvoorstel voorgestelde wijziging van artikel 61 erop neerkomen dat alle gebieden, die thans op basis van artikel 27 zijn aangewezen, onder het regime van de gebieden van artikel 10a zouden komen te vallen, dat wil zeggen: het beoordelingskader van de Habitatrichtlijn, zoals dat met het voorliggende wetsvoorstel in de Natuurbeschermingswet 1998 wordt ingevoegd. Dit is evenwel uitsluitend de bedoeling voor de gebieden, die ook op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn of zullen worden aangewezen. Het doorvoeren van de voorgestelde wijziging zou betekenen dat ook «niet-richtlijngebieden», zoals bijvoorbeeld wetlands als bedoeld in de Ramsarconventie, onder het regime van artikel 10a e.v. zouden komen te vallen. Bovendien is in artikel VI van het wetsvoorstel al een overgangsbepaling opgenomen die ten aanzien van de al bestaande richtlijngebieden de overgang naar het regime van de artikelen 10a e.v. bewerkstelligt.

Ten tweede komt door het schrappen van artikel 46 (Artikel I, onderdeel Z, van het wetsvoorstel) de samenloopregeling tussen de Natuurbeschermingswet 1998 en de Wet milieubeheer, waarvoor in artikel 70 van de Natuurbeschermingswet 1998 ook wijzigingen zijn opgenomen, te vervallen. Artikel 70 is evenwel nog niet in werking getreden. In plaats van wijziging van de desbetreffende bepalingen in de Wet milieubeheer, zoals het voorgestelde artikel II bevat, kan dan ook worden volstaan met het intrekken van de nog niet geëffectueerde wijzigingsbepalingen in artikel 70 van de Natuurbeschermingswet, voorzover die met de niet meer aan de orde zijnde samenloopregeling samenhingen.

Als gevolg daarvan kan artikel II van het wetsvoorstel dan ook vervallen. Hiertoe strekt onderdeel I.

De onderdelen K, L en M tenslotte beogen het herstel van enige foutieve verwijzingen naar artikelnummers.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Naar boven