Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 28171 nr. 53 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 28171 nr. 53 |
Ontvangen 22 januari 2004
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
In onderdeel A wordt in onderdeel 3, in de begripsomschrijving, onder l, de woorden «artikel 10a, tweede lid» vervangen door: de artikelen 10, tweede lid, of 10a, tweede of derde lid.
Onderdeel B komt als volgt te luiden:
Artikel 2 komt als volgt te luiden:
1. Voor zover niet anders bepaald, wordt onder gedeputeerde staten verstaan gedeputeerde staten van de provincie waarin gebieden als bedoeld in artikel 10a of natuurmonumenten of landschapsgezichten onderscheidenlijk beschermde natuurmonumenten of beschermde landschapsgezichten geheel of grotendeels zijn gelegen.
2. Gedeputeerde staten wijzen landschapsgezichten, die mede zijn gelegen in een andere provincie, niet aan als beschermd landschapsgezicht dan in overeenstemming met gedeputeerde staten van die andere provincies.
3. Gedeputeerde staten stellen een beheersplan als bedoeld in artikel 19a niet vast dan in overeenstemming met gedeputeerde staten van de andere provincies, waarin het op grond van artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, mede is gelegen.
4. Gedeputeerde staten beslissen niet op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, dan in overeenstemming met gedeputeerde staten van de andere provincies waarin het op grond van artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, mede is gelegen.
Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt na «Het besluit» ingevoegd: bevat de instandhoudingsdoelstelling van het gebied en.
2. Onder vernummering van het tweede en het derde lid tot het derde en het vierde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. De instandhoudingsdoelstelling, bedoeld in het eerste lid, heeft betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied.
3. In het vierde lid, wordt «in het tweede lid» vervangen door: in het derde lid.
In onderdeel E, artikel 10a, vijfde lid, wordt «tweede en derde lid» vervangen door: derde en vierde lid.
Onderdeel K komt te luiden, als volgt: De artikelen 16 tot en met 19 vervallen.
Onderdeel L komt te luiden als volgt:
Na «Titel 2. Rechtsgevolgen» wordt ingevoegd:
§ 1. Beheersplannen
Onderdeel M wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef wordt vervangen door: Na § 1. Beheersplannen worden de volgende artikelen ingevoegd, luidende:
2. Artikel 19a, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. Gedeputeerde staten stellen na overleg met de eigenaar en de gebruiker voor het op grond van artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, een beheersplan vast waarin met inachtneming van de instandhoudingsdoelstelling wordt beschreven welke instandhoudingsmaatregelen getroffen dienen te worden en op welke wijze.
3. In artikel 19a, derde lid, komt onderdeel a als volgt te luiden:
a. een beschrijving van de beoogde resultaten met het oog op de instandhoudingsdoelstelling van het gebied mede in samenhang met het bestaande gebruik in dat gebied;
4. Na artikel 19a, vijfde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Een beheersplan als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk drie jaar na dagtekening van het in artikel 10, eerste lid, onderscheidenlijk 10a, eerste lid, genoemde besluit voor het eerst vastgesteld.
5. Artikel 19b, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 19a wordt een beheersplan, als bedoeld in dat artikel, voor een op grond van artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, dat geheel of ten dele wordt beheerd door of onder verantwoordelijkheid valt van Onze Minister of één van Onze andere Ministers, voor het geheel onderscheidenlijk het betreffende gedeelte vastgesteld door Onze Minister of door Onze andere Minister in overeenstemming met Onze Minister, en voor zover nodig na overleg met andere betrokken eigenaren en gebruikers.
6. In artikel 19b, vierde lid, wordt «en vierde» vervangen door: , vierde en zesde lid.
7. Na artikel 19b wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 2. Vergunningen
8. Artikel 19d komt als volgt te luiden:
1. Het is verboden zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, van gedeputeerde staten of, ten aanzien van projecten of andere handelingen als bedoeld in het derde lid, van Onze Minister, projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling van een op grond van artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12 schadelijke gevolgen voor dat gebied kunnen hebben. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten.
2. Het verbod bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het realiseren van projecten of het verrichten van andere handelingen overeenkomstig een beheersplan als bedoeld in de artikelen 19a of 19b.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van projecten of categorieën van andere handelingen of categorieën van gebieden worden aangewezen waarvoor een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend door Onze Minister.
9. Artikel 19e komt als volgt te luiden:
1. Gedeputeerde staten houden bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, rekening
a. met de gevolgen die een project of andere handeling,waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling kan hebben voor een op grond van artikel 10, eerste lid, of artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of het gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, en
b. met een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheersplan.
10. Artikel 19f, eerste lid en tweede lid, komt als volgt te luiden:
1. Voor nieuwe projecten of andere handelingen waarover gedeputeerde staten een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, nemen, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een op grond van artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, of het gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, maakt de initiatiefnemer alvorens gedeputeerde staten een besluit nemen, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.
2. De passende beoordeling terzake van een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, kan onderdeel uitmaken van een voor dat project of die handeling voorgeschreven milieu-effectrapportage.
11. In artikel 19f, derde lid, vervalt telkenmale «plan,» en «plan of».
12. In artikel 19f, derde lid wordt «een of meer besluiten als bedoeld in artikel 19e, tweede lid» vervangen door: een besluit als bedoeld in het eerste lid.
13. Artikel 19g komt als volgt te luiden:
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, kan slechts worden verleend indien gedeputeerde staten uit de passende beoordeling, bedoeld in artikel 19f, eerste lid, de zekerheid hebben verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied niet zullen worden aangetast.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen bij ontstentenis van alternatieve oplossingen voor een project of handeling gedeputeerde staten ten aanzien van aangewezen gebieden, bedoeld in artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, en gebieden waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12 waar geen prioritair type natuurlijke habitat of prioritaire soort voorkomt, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, voor het realiseren of verrichten van het desbetreffende project of de desbetreffende handeling, slechts verlenen om dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.
3. Ten aanzien van aangewezen gebieden, bedoeld in artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, en gebieden waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12 waar een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort voorkomt, kunnen gedeputeerde staten bij ontstentenis van alternatieve oplossingen voor een project of andere handeling, in afwijking van het eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, voor het realiseren of verrichten van het desbetreffende project of de desbetreffende handeling, slechts verlenen:
a. op argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of voor het milieu wezenlijke gunstige effecten of
b. na advies van de Commissie van de Europese Gemeenschappen om andere dwingende redenen van groot openbaar belang.
4. Een advies als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt door Onze Minister gevraagd.
14. Artikel 19h komt als volgt te luiden:
1. Indien een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, om dwingende redenen van groot openbaar belang wordt verleend voor het realiseren of verrichten van projecten of handelingen, waarvan niet met zekerheid vaststaat dat die projecten of handelingen de natuurlijke kenmerken van het op grond van artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12 niet aantasten, verbinden gedeputeerde staten aan die vergunning in ieder geval het voorschrift inhoudende de verplichting compenserende maatregelen te treffen.
2. De in het eerste lid bedoelde maatregelen betreffen uitsluitend fysieke maatregelen die het resultaat hebben dat in omvang en kwaliteit de gevolgen van de aantasting op de natuurlijke kenmerken van het aangewezen gebied volledig worden gecompenseerd.
3. De initiatiefnemer wordt door gedeputeerde staten tijdig tevoren in de gelegenheid gesteld om voorstellen voor compenserende maatregelen te doen.
4. In de voorstellen voor compenserende maatregelen, bedoeld in het derde lid, wordt in ieder geval opgenomen op welke wijze en in welk tijdsbestek de compenserende maatregelen zullen worden getroffen.
5. Het met de compenserende maatregelen beoogde resultaat als bedoeld in het tweede lid, dient te zijn bereikt op het tijdstip waarop de significante gevolgen, als bedoeld in artikel 19f, eerste lid, zich voordoen.
6. Voor zover compenserende maatregelen worden voorgeschreven met het oog op de doelstellingen als bedoeld in artikel 10a, tweede lid, onderdeel a of onderdeel b, dient het met deze maatregelen beoogde resultaat als bedoeld in het tweede lid, te zijn bereikt op het tijdstip waarop significante gevolgen als bedoeld in artikel 19f, eerste lid, zich voordoen, tenzij kan worden aangetoond dat deze gelijktijdigheid niet noodzakelijk is om de bijdrage van het betrokken gebied aan Natura 2000 veilig te stellen.
7. Bij ministeriële regeling kan Onze Minister na overleg met Onze andere Ministers, wie het mede aangaat nadere eisen stellen ten aanzien van compenserende maatregelen.
15. Artikel 19i komt als volgt te luiden:
In de gevallen waarin Onze Minister bevoegd is te besluiten op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, zijn de artikelen 19e, 19f, 19g en 19h van overeenkomstige toepassing.
16. Na artikel 19i wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3. Plannen
17. Artikel 19j komt als volgt te luiden:
1. Een besluit tot het vaststellen van een plan, dat gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een op grond van artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12 schadelijke gevolgen voor dat gebied kan hebben, behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Voor zover dat plan door één van Onze andere Ministers wordt voorbereid geschiedt de vaststelling van dat plan in overeenstemming met Onze Minister.
2. In afwijking van het eerste lid worden besluiten tot het vaststellen van plannen als bedoeld in het eerste lid, van bestuursorganen van gemeenten en waterschappen goedgekeurd door gedeputeerde staten.
3. Bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan als bedoeld in het eerste lid, zijn, ongeacht de beperkingen in het wettelijke voorschrift waarop dat besluit berust, de artikelen 19e, 19f, 19g en 19h van overeenkomstige toepassing.
4. In afwijking van het eerste lid behoeven plannen als bedoeld in artikel 19a geen goedkeuring van Onze Minister.
18. Na artikel 19j wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 4. Informatie en coördinatie
19. Artikel 19k, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. Gedeputeerde staten stellen Onze Minister in kennis van projecten en andere handelingen als bedoeld in artikel 19f, eerste lid, en van plannen als bedoeld in artikel 19j, tweede lid, en zenden een afschrift van vergunningen als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, en besluiten tot goedkeuring als bedoeld in artikel 19j, tweede lid, die met toepassing van artikel 19g zijn genomen naar onze Minister en brengen Onze Minister op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen als bedoeld in artikel 19h.
20. Na artikel 19k, wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien voor het realiseren of verrichten van een project of andere handeling naast de vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, andere besluiten vereist zijn, bevorderen gedeputeerde staten dat degene die de vergunning heeft aangevraagd, in kennis wordt gesteld van die andere besluiten, waarvan zij redelijkerwijs kunnen aannemen dat deze nodig zijn.
2. De initiatiefnemer kan gedeputeerde staten schriftelijk om coördinatie van besluitvorming verzoeken.
3. Tot coördinatie van besluitvorming kunnen gedeputeerde staten ook ambtshalve besluiten.
4. Ingeval besloten wordt tot coördinatie bevorderen gedeputeerde staten een doelmatige en samenhangende besluitvorming waarbij in voorkomende gevallen de betrokken bestuursorganen gezamenlijk de passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f, eerste lid, maken alsmede de compenserende maatregelen als bedoeld in artikel 19h, eerste lid, vaststellen.
5. Ingeval besloten wordt tot coördinatie verlenen de andere betrokken bestuursorganen medewerking die voor het welslagen van een doelmatige en samenhangende besluitvorming nodig is.
6. In de gevallen waarin Onze Minister bevoegd is te besluiten op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, zijn het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor gedeputeerde staten wordt gelezen Onze Minister.
In onderdeel N komt de aanhef als volgt te luiden:
§ 5. Overige rechtsgevolgen
Onderdeel P komt als volgt te luiden:
1. Artikel 21, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. Indien ten gevolge van het achterwege blijven van maatregelen, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van een op grond van artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, de kwaliteit van dat gebied vermindert of dreigt te verminderen, worden vanwege gedeputeerde staten in dat gebied maatregelen getroffen die noodzakelijk zijn om de kwaliteit te herstellen of te behouden.
2. Artikel 21, vierde lid, komt als volgt te luiden:
4. In afwijking van het eerste lid worden ten aanzien van een op grond van artikel 10, eerste lid, of 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, dat wordt beheerd door of onder verantwoordelijkheid valt van Onze Minister of één van Onze andere Ministers de in het eerste lid bedoelde maatregelen getroffen door Onze Minister onderscheidenlijk Onze Minister in overeenstemming met Onze andere Minister. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor «gedeputeerde staten» wordt gelezen «Onze Minister».
Onderdeel T vervalt.
Onderdeel U vervalt.
Onderdeel W vervalt.
Onderdeel X vervalt.
In onderdeel Y wordt «de artikelen 16 en 19d» vervangen door: artikel 19d.
In onderdeel Z wordt «de artikelen 16 en 19d» vervangen door: artikel 19d.
Onderdeel AA komt als volgt te luiden:
Artikel 45, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt: Het zinsdeel na de woorden «ten aanzien van» wordt vervangen door: een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 19d, een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 19d en een beheersplan als bedoeld in artikel 19a.
In onderdeel BB wordt artikel 45a als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 19e, eerste lid» vervangen door: artikel 19j, eerste lid.
2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:
2. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid geldt niet ten aanzien van bestuursorganen die behoren tot de Staat.
Onderdeel CC komt als volgt te luiden:
Artikel 46 vervalt.
In onderdeel DD komt artikel 57 als volgt te luiden:
1. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet bepaalde, ter zake van projecten en andere handelingen waarvoor hij ingevolge artikel 19d bevoegd is vergunning te verlenen.
2. Gedeputeerde staten geven op verzoek van Onze Minister een beschikking tot toepassing van bestuursdwang indien de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen niet worden nageleefd. Bij het verzoek kan Onze Minister bepalen waarbinnen aan zijn verzoek wordt voldaan.
3. Gedeputeerde staten zenden aan Onze minister een exemplaar van de in het tweede lid bedoelde beschikking.
In onderdeel EE wordt artikel 60a als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:
2. Ten aanzien van het nemen van besluiten, waarbij artikel 6 van de richtlijn (EEG) nr. 92/43 aan de orde is, op voor de datum van inwerkingtreding van deze wet ingediende aanvragen om vergunning of ontheffing en ingediende verzoeken om toestemming anderszins blijft deze wet buiten toepassing totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken dan wel, indien beroep is ingesteld, onherroepelijk op het beroep is beslist.
2. Na het tweede lid wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Een beheersplan, dat is vastgesteld op grond van artikel 14 van de Natuurbeschermingswet behoudt zijn gelding gedurende de periode waarvoor het plan is aangegaan.
Na artikel I worden de volgende artikelen ingevoegd:
De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 8.10 vervalt het derde lid.
In artikel 8.27 vervalt de volzin «In gevallen als bedoeld in artikel 8.39b geeft Onze Minister een aanwijzing niet dan na overleg met het krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 bevoegde gezag.»
Paragraaf 8.1.3.4 vervalt.
De artikelen 13.12 en 15.20a vervallen.
In artikel 18.14 vervalt het derde lid.
In artikel 20.2, tweede lid, vervalt in de onderdelen c en d telkenmale «dan wel 8.39b».
De bijlage bij Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel E wordt de zinsnede «Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
2. In onderdeel C Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wordt in onderdeel 3 de zinsnede «,8.37, 8.39b en 8.39e» vervangen door en 8.37.
Artikel II komt te als volgt te luiden:
In artikel 1a, onder 2, van de Wet op de economische delicten wordt in de opsomming na de Natuurbeschermingswet 1998 «artikel 16» vervangen door: artikel 19d, eerste lid, 19l, eerste lid en 20, derde lid.
In artikel IV wordt na onderdeel 2, een onderdeel toegevoegd, luidende:
3. Een beheersplan als bedoeld in artikel 19a van de Natuurbeschermingswet 1998 voor een gebied dat ter uitvoering van richtlijn (EEG) nr.79/409 en richtlijn (EEG) nr. 92/43 of ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet is aangewezen voor de inwerkingtreding van deze wet, wordt uiterlijk drie jaar na het in artikel VI bedoelde tijdstip voor het eerst vastgesteld.
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de eerste volzin wordt een 1. geplaatst.
2. Na het eerste onderdeel wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
2. Voorts brengt Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit elk halfjaar een verslag over de uitvoering van deze wet aan de Staten-Generaal uit.
Achtereenvolgens worden de volgende onderwerpen toegelicht:
a. de vergunning;
b. het beheersplan;
c. compenserende maatregelen en
d. overige onderwerpen.
Het voorliggende amendement strekt ertoe het aan het wetsvoorstel ten grondslag liggende stelsel, waarbij de natuurafweging ter zake van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden wordt gekoppeld aan besluitvorming in andere wettelijke kaders, te vervangen door een eigenstandig vergunningenstelsel in de Natuurbeschermingswet 1998. Tegelijkertijd wordt in dit amendement voorgesteld dit eigenstandige vergunningenstelsel te integreren met het in artikel 16 van de Natuurbeschermingswet 1998 neergelegde vergunningenstelsel terzake van beschermde natuurmonumenten.
Het resultaat is dat voor projecten en andere handelingen met gevolgen voor beschermde natuurmonumenten, dat zijn de artikel 10, eerste lid, gebieden, en de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, dat zijn de artikel 10a, eerste lid, gebieden, éénzelfde verbod behoudens vergunning zoals neergelegd in artikel 19d van het amendement van toepassing is. Artikel 16 van de Natuurbeschermingswet 1998 kan daarmee vervallen.
Als hoofdregel geldt dat gedeputeerde staten het vergunningverlenend gezag zijn. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen evenwel projecten, handelingen of gebieden worden aangewezen waarvoor een vergunning moet worden verleend door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Van dit vergunningenregime zijn plannen, zoals bestemmingsplannen en dergelijke, echter uitgezonderd. De Habitatrichtlijn schrijft voor dat ook deze plannen het afwegingskader moeten doorlopen als zij significante gevolgen voor Vogel- of Habitatrichtlijngebieden kunnen hebben. Het koppelen van de vergunning aan een dergelijk plan wordt echter minder passend geacht. In het voorgestelde artikel 19j van het amendement wordt daarom de goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor deze plannen geïntroduceerd. Plannen van besturen van gemeenten en waterschappen behoeven de goedkeuring van gedeputeerde staten.
Het amendement strekt er voorts toe dat voor alle Vogel- en Habitatrichtlijngebieden een beheersplan als bedoeld in artikel 19a van het wetsvoorstel wordt vastgesteld. Voor wat betreft de bevoegdhedenverdeling tussen provincies en het rijk wordt vastgehouden aan die in het aan de Kamer voorgelegde wetsvoorstel.
Daarnaast voorziet het amendement in integratie van het beheersregime van de beschermde natuurmonumenten met dat van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Een en ander heeft erin geresulteerd dat de regeling van het beheersplan voor de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden inclusief de mogelijkheid dit plan af te dwingen, ook van toepassing is op beschermde natuurmonumenten, gelegen buiten richtlijngebieden. De regeling van het beheersplan in de artikelen 17, 18 en 19 van de vastgestelde maar nog niet inwerking getreden Natuurbeschermingswet 1998 kan daarmee vervallen.
In het amendement wordt voorgesteld de regeling in artikel 19h van het wetsvoorstel betreffende de compensatie van de gevolgen van aantasting van natuurwaarden evenzeer van toepassing te laten zijn terzake van beschermde natuurmonumenten. Het amendement voorziet hiertoe in een nieuw artikel 19h ter vervanging van het in het wetsvoorstel opgenomen artikel.
In het tweede lid van het geamendeerde artikel 19h is ondubbelzinnig vastgelegd dat compenserende maatregelen uitsluitend fysieke maatregelen kunnen behelzen, die in omvang en kwaliteit de gevolgen van de aantasting volledig compenseren.
De keuze voor het vergunningenstelsel in dit amendement leidt ertoe dat de coördinatieregeling uit artikel 19j van het wetsvoorstel op dit stelsel moet worden toegesneden. Artikel 19ka is hiervan het resultaat. In afwijking van de regeling in artikel 19j is in artikel 19ka van verplichte coördinatie afgezien, maar is het aan gedeputeerde staten gelaten hier op verzoek of ambtshalve al dan niet toe te besluiten.
Voorts leidt de in het amendement voorgestelde systematiek ertoe dat vergunningen voor projecten en handelingen met gevolgen voor beschermde natuurmonumenten of Vogel- en Habitatrichtlijngebieden door het instellen van bezwaar en beroep van rechtswege geschorst zijn. Deze vergunningen op grond van artikel 19d behoren namelijk tot de besluiten genomen op grond van hoofdstuk III van de Natuurbeschermingswet 1998, waaraan artikel 39, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 evengenoemd rechtsgevolg verbindt.
De in dit amendement uitgewerkte keuze voor een eigenstandig vergunningenstelsel verhoudt zich niet goed met de thans in de Natuurbeschermingswet 1998 reeds opgenomen maar nog niet in werking getreden afstemmingsconstructie met de Wet milieubeheer. In deze constructie gaat de Natuurbeschermingswet-vergunning op in de Wet milieubeheervergunning. In het amendement wordt derhalve voorgesteld deze afstemmingsconstructie te schrappen.
Tenslotte wordt het gelet op de vele vragen die er in de Kamer en de bestuurspraktijk leven over de uitvoerbaarheid van een wettelijke regeling voor Vogel- en Habitatrichtlijngebieden raadzaam geacht dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit elk halfjaar een verslag over de uitvoering van het wetsvoorstel nadat het kracht van wet heeft verkregen aan de Staten-Generaal uitbrengt. Onderdeel FF van het amendement voorziet hierin.
Tichelaar
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28171-53.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.