Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 28171 nr. 34 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 28171 nr. 34 |
Ontvangen 8 december 2003
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 3, wordt na onderdeel m, onder vervanging van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
n. bestaande gebruik: een activiteit, die al dan niet jaarlijks vergunning behoeft, en op het moment van aanwijzing van een gebied als beschermd natuurmonument of ter uitvoering van richtlijn (EEG) nr. 79/409 en richtlijn (EEG) nr. 92/43 bestond en sedertdien onafgebroken heeft plaatsgevonden.
In onderdeel B, onderdeel 2, artikel 2, vijfde lid, wordt de zinsnede «artikel 19g, vijfde lid, of artikel 19i» vervangen door: artikel 19ia.
Onderdeel M wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 19a, eerste lid, wordt «de eigenaar en de gebruiker» vervangen door: de eigenaar, gebruiker en andere belanghebbende.
2. In Artikel 19b, eerste lid, wordt «andere betrokken eigenaren en gebruikers» vervangen door: betrokken eigenaren, gebruikers en andere belanghebbenden.
3. Artikel 19d wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste lid vervalt telkenmale «plannen,»
b. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het verbod bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op:
a. het realiseren van projecten of het verrichten van andere handelingen overeenkomstig een beheersplan als bedoeld in de artikelen 19a of 19b, of,
b. het realiseren van projecten of het verrichten van andere handelingen die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het aangewezen gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen voor zover voor dat gebied een beheersplan als bedoeld in artikel 19a of 19b is vastgesteld.
c. In het derde lid vervalt «plannen,».
4. Artikel 19e komt als volgt te luiden:
1. Gedeputeerde staten houden bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, rekening
a. met de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling kan hebben voor een op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of het gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, en
b. met een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheersplan.
2. In de gevallen bedoeld in artikel 19d, tweede lid, onderdeel b, houdt het bestuursorgaan dat voor het realiseren van projecten of verrichten van handelingen bevoegd is een besluit te nemen, ongeacht de beperkingen die in het wettelijk voorschrift waarop dat besluit berust zijn gesteld, rekening
a. met de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling kan hebben voor een op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of het gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, en
b. met een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheersplan.
3. Ten aanzien van besluiten als bedoeld in het tweede lid zijn de artikelen 19f, 19g en 19h van overeenkomstige toepassing.
4. In besluiten als bedoeld in het tweede lid, die strekken tot het kunnen uitvoeren van een project of handeling kan een bestuursorgaan, ongeacht de beperkingen die in het wettelijk voorschrift waarop het besluit berust zijn gesteld, voorwaarden, voorschriften en beperkingen opnemen die gelet op de instandhoudingsdoelstelling van het desbetreffende gebied nodig zijn.
5. Artikel 19f wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor nieuwe projecten of andere handelingen waarover gedeputeerde staten een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, nemen, en die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een op grond van artikel 10a, eerste lid, of het gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, maakt de initiatiefnemer alvorens gedeputeerde staten een besluit nemen, een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De passende beoordeling terzake van een besluit op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, kan onderdeel uitmaken van een voor dat project of die handeling voorgeschreven milieu-effectrapportage.
3. In het derde lid vervalt telkenmale «plan,» en «plan of» en wordt «een of meer besluiten als bedoeld in artikel 19e, tweede lid» vervangen door: een besluit als bedoeld in het eerste lid.
6. Artikel 19g komt als volgt te luiden:
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, kan slechts worden verleend indien gedeputeerde staten uit de passende beoordeling, bedoeld in artikel 19f, eerste lid, zich er van hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied niet zullen worden aangetast.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen bij ontstentenis van alternatieve oplossingen voor een project of handeling gedeputeerde staten ten aanzien van aangewezen gebieden, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, en gebieden waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, waar geen prioritair type natuurlijke habitat of prioritaire soort voorkomt, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, voor het realiseren of verrichten van het desbetreffende project of de desbetreffende handeling, slechts verlenen om dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.
3. Ten aanzien van aangewezen gebieden, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, en gebieden waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, waar een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort voorkomt, kunnen gedeputeerde staten bij ontstentenis van alternatieve oplossingen voor een project of andere handeling, in afwijking van het eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, voor het realiseren of verrichten van het desbetreffende project of de desbetreffende handeling, slechts verlenen:
a. op argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of voor het milieu wezenlijke gunstige effecten of
b. na advies van de Commissie van de Europese Gemeenschappen om andere dwingende redenen van groot openbaar belang.
4. Een advies als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt door Onze Minister gevraagd.
7. Artikel 19h komt als volgt te luiden:
1. Indien een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, om dwingende redenen van groot openbaar belang wordt verleend voor het realiseren of verrichten van projecten of handelingen, waarvan niet met zekerheid vaststaat dat die projecten of handelingen de natuurlijke kenmerken van het op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, niet aantasten, verbindengedeputeerde staten aan die vergunning in ieder geval het voorschrift inhoudende de verplichting compenserende maatregelen te treffen.
2. De initiatiefnemer wordt door gedeputeerde staten tijdig tevoren in de gelegenheid gesteld om voorstellen voor compenserende maatregelen te doen.
3. In de voorstellen voor compenserende maatregelen, bedoeld in het tweede lid, wordt in ieder geval opgenomen op welke wijze en in welk tijdsbestek de compenserende maatregelen zullen worden getroffen.
4. Voor zover compenserende maatregelen worden voorgeschreven met het oog op de doelstellingen als bedoeld in artikel 10a, tweede lid, onderdeel a of onderdeel b, dient het met deze maatregelen beoogde resultaat als bedoeld in het tweede lid, te zijn bereikt op het tijdstip waarop significante gevolgen als bedoeld in artikel 19f, eerste lid, zich voordoen, tenzij kan worden aangetoond dat deze gelijktijdigheid niet noodzakelijk is om de bijdrage van het betrokken gebied aan Natura 2000 veilig te stellen.
5. Bij ministeriële regeling kan Onze Minister in overeenstemming met Onze andere Ministers, wie het mede aangaat nadere eisen stellen ten aanzien van compenserende maatregelen.
8. Artikel 19i komt als volgt te luiden:
In de gevallen waarin Onze Minister bevoegd is te besluiten op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, zijn de artikelen 19e, 19f, 19g en 19h van overeenkomstige toepassing.
9. Na artikel 19i worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. In de gevallen bedoeld in artikel 19e, tweede lid, kan door een bestuursorgaan, dat niet behoort tot de Staat, een besluit dat strekt tot het kunnen uitvoeren van een project of andere handeling, als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, doch anders dan bedoeld in artikel 19f, eerste lid, uitsluitend nemen nadat gedeputeerde staten of ten aanzien van projecten of andere handelingen of categorieën van gebieden als bedoeld in artikel 19d, derde lid, Onze Minister, hebben onderscheidenlijk heeft verklaard daartegen geen bezwaar te hebben.
2. In de gevallen bedoeld in artikel 19e, tweede lid, kan door een bestuursorgaan, dat niet behoort tot de Staat, een besluit over een project of andere handeling dat met toepassing van artikel 19g, eerste, tweede of derde lid dient te worden genomen, uitsluitend nemen nadat gedeputeerde staten of ten aanzien van projecten of andere handelingen of categorieën van gebieden als bedoeld in artikel 19d, derde lid, Onze Minister, hebben onderscheidenlijk heeft verklaard daartegen geen bezwaar te hebben.
1. In de gevallen bedoeld in artikel 19e, tweede lid, wordt een besluit van een bestuursorgaan, behorende tot de Staat, dat strekt tot het kunnen uitvoeren van een project of andere handeling, als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, doch anders dan bedoeld in artikel 19f, eerste lid, genomen in overeenstemming met Onze Minister.
2. In de gevallen bedoeld in artikel 19e, tweede lid, wordt een besluit van een bestuursorgaan, behorende tot de Staat, over een project of andere handeling dat met toepassing van artikel 19g, eerste, tweede of derde lid dient te worden genomen, genomen in overeenstemming met Onze Minister.
10. Artikel 19j komt als volgt te luiden:
1. Een besluit tot het vaststellen van een plan, dat gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een op grond van artikel 10a, eerste lid, aangewezen gebied of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12, derde lid, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het aangewezen gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, behoeft de goedkeuring van Onze Minister.Voor zover dat plan door één van Onze andere Ministers wordt voorbereid geschiedt de vaststelling van dat plan in overeenstemming met Onze Minister.
2. In afwijking van het eerste lid worden besluiten tot het vaststellen van plannen als bedoeld in het eerste lid, van bestuursorganen van gemeenten en waterschappen goedgekeurd door gedeputeerde staten.
3. Bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan als bedoeld in het eerste lid, zijn, ongeacht de beperkingen in het wettelijke voorschrift waarop dat besluit berust, de artikelen 19e, 19f, 19g en 19h van overeenkomstige toepassing.
4. In afwijking van het eerste lid behoeven plannen als bedoeld in artikel 19a geen goedkeuring van Onze Minister.
11. Artikel 19k, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. Gedeputeerde staten en bestuursorganen als bedoeld in artikel 19e, tweede lid, stellen Onze Minister in kennis van projecten en andere handelingen als bedoeld in artikel 19f, eerste lid, en van plannen als bedoeld in artikel 19j, tweede lid, en zenden een afschrift van vergunningen als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, en besluiten tot goedkeuring als bedoeld in artikel 19j, tweede lid, die met toepassing van artikel 19g zijn genomen naar onze Minister en brengen Onze Minister op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen als bedoeld in artikel 19h.
12. Na artikel 19k, wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien voor het realiseren of verrichten van een project of andere handeling naast de vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, andere besluiten vereist zijn, bevorderen gedeputeerde staten dat degene die de vergunning heeft aangevraagd, in kennis wordt gesteld van die andere besluiten, waarvan zij redelijkerwijs kunnen aannemen dat deze nodig zijn.
2. De initiatiefnemer kan gedeputeerde staten schriftelijk om coördinatie van besluitvorming verzoeken.
3. Tot coördinatie van besluitvorming kunnen gedeputeerde staten ook ambtshalve besluiten.
4. Ingeval besloten wordt tot coördinatie bevorderen gedeputeerde staten een doelmatige en samenhangende besluitvorming waarbij in voorkomende gevallen de betrokken bestuursorganen gezamenlijk de passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f, eerste lid, maken alsmede de compenserende maatregelen als bedoeld in artikel 19h, eerste lid, vaststellen.
5. Ingeval besloten wordt tot coördinatie verlenen de andere betrokken bestuursorganen medewerking die voor het welslagen van een doelmatige en samenhangende besluitvorming nodig is.
6. In de gevallen waarin Onze Minister bevoegd is te besluiten op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, zijn het eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat voor gedeputeerde staten wordt gelezen Onze Minister.
In onderdeel T wordt «als bedoeld in artikel 19e, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 19e, tweede lid.
Na onderdeel T wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
In artikel 39, tweede lid, wordt de zinsnede «als bedoeld in de artikelen 15 en 42» vervangen door: als bedoeld in artikel 15.
In onderdeel U wordt telkenmale «de artikelen 19g en 19i» vervangen door: artikel 19ia.
Onderdeel AA komt als volgt te luiden:
Artikel 45, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt: Het zinsdeel na de woorden «ten aanzien van» wordt vervangen door: een aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 16 en 19d, een reeds verleende vergunning als bedoeld in de artikel 16 en 19d, een beheersplan als bedoeld in de artikelen 17 en 19a en een verklaring als bedoeld in artikel 19ia.
In onderdeel BB wordt artikel 45a als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 19e, eerste lid» vervangen door: de artikelen 19e, tweede lid en 19j, eerste lid.
2. Het tweede lid komt als volgt te luiden:
2. De in het eerste lid genoemde bevoegdheid geldt niet ten aanzien van bestuursorganen die behoren tot de Staat.
Onderdeel CC wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de aanhef wordt ingevoegd:
1. Artikel 46 vervalt.
2. De aanhef «Na artikel 46 wordt een nieuwe titel 2 ingevoegd, luidende:» wordt vervangen door:
2. Na artikel 45a wordt een nieuwe titel 2 ingevoegd, luidende:
3. In artikel 46a wordt «de artikelen 19g en 19i» vervangen door: artikel 19ia.
4. In artikel 46b wordt «eerste lid» vervangen door: tweede lid.
In onderdeel DD komt artikel 57 als volgt te luiden:
1. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet bepaalde, ter zake van projecten en andere handelingen waarvoor hij ingevolge de artikelen 16 en 19d bevoegd is vergunning te verlenen.
2. Gedeputeerde staten geven op verzoek van Onze Minister een beschikking tot toepassing van bestuursdwang indien de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen niet worden nageleefd. Bij het verzoek kan Onze Minister bepalen waarbinnen aan zijn verzoek wordt voldaan.
3. In de gevallen als bedoeld in artikel 19e, tweede lid, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing op niet tot de Staat behorende bestuursorganen.
4. Gedeputeerde staten en in het derde lid bedoelde bestuursorganen zenden aan Onze Minister een exemplaar van de in het tweede lid bedoelde beschikking.
In onderdeel EE wordt artikel 60a als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt als volgt te luiden:
2. Ten aanzien van het nemen van besluiten, waarbij artikel 6 van de richtlijn (EEG) nr. 92/43 aan de orde is, op voor de datum van inwerkingtreding van deze wet ingediende aanvragen om vergunning of ontheffing en ingediende verzoeken om toestemming anderszins blijft deze wet buiten toepassing totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken dan wel, indien beroep is ingesteld, onherroepelijk op het beroep is beslist.
2. Na het tweede lid wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Een beheersplan, dat is vastgesteld op grond van artikel 14 van de Natuurbeschermingswet behoudt zijn gelding gedurende de periode waarvoor het plan is aangegaan.
Na artikel I worden de volgende artikelen ingevoegd:
De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 8.10 vervalt het derde lid.
In artikel 8.27 vervalt de volzin «In gevallen als bedoeld in artikel 8.39b geeft Onze Minister een aanwijzing niet dan na overleg met het krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 bevoegde gezag.»
Paragraaf 8.1.3.4 vervalt.
De artikelen 13.12 en 15.20a vervallen.
In artikel 18.14 vervalt het derde lid.
In artikel 20.2, tweede lid, vervalt in de onderdelen c en d telkenmale «dan wel 8.39b».
De bijlage bij Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel E wordt de zinsnede «Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» vervangen door: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
2. In onderdeel C Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wordt in onderdeel 3 de zinsnede «,8.37, 8.39b en 8.39e» vervangen door en 8.37.
Artikel II komt te als volgt te luiden:
In artikel 1a, onder 2, van de Wet op de economische delicten wordt in de opsomming na de Natuurbeschermingswet 1998 «artikel 16» vervangen door: artikel 16, artikel 19d, eerste lid, 19l, eerste lid en 20, derde lid.
Achtereenvolgens worden de volgende onderwerpen toegelicht: het decentrale en integrale stelsel; het beheersplan (bestaand gebruik en belanghebbenden); het zekerheidsbeginsel en de schorsende werking.
Het decentrale en integrale stelsel
Het amendement voorziet erin dat op vogel- en habitatrichtlijngebieden het decentrale stelsel van toepassing is. Dit houdt in dat voor activiteiten die schadelijke zijn voor deze gebieden een vergunning van gedeputeerde staten vereist is. In die gevallen is de habitattoets gekoppeld aan deze provinciale vergunning. Als uitzondering op deze hoofdregel wordt in de artikelen 19d, tweede lid, en 19e, tweede en derde lid van dit amendement voorgesteld de mogelijkheid te openen gebieden aan te wijzen waarvoor het provinciale vergunningenstelsel niet geldt. In die gebieden geldt dan het zogeheten integrale stelsel, waarin de habitattoets wordt uitgevoerd bij het besluit dat op grond van enig ander wettelijk voorschrift reeds voor de betreffende activiteit vereist is.
Het amendement (artikel 19a, eerste lid) strekt ertoe dat het overleg over een beheersplan niet beperkt blijft tot de eigenaar en gebruiker van gronden in het aangewezen gebied, maar ook andere belanghebbenden voor dit overleg uitgenodigd worden. In het wetsvoorstel is bepaald dat het beheersplan wordt opgesteld in samenhang met het bestaande gebruik. In onderdeel A van dit amendement is aangegeven wat onder dit gebruik moet worden verstaan.
Het amendement strekt ertoe het begrip «zekerheid» zoals genoemd in artikel 19g, eerste lid, te vervangen door «zich ervan te verzekeren». Dit is overeenkomstig de oorspronkelijke Franse vertaling van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Het begrip «zekerheid» is een engere aanduiding van hetgeen oorspronkelijk was bedoeld. Tijdens de behandeling van de zaak C-127/02 van het Europese Hof van Justitie heeft de advocaat van de Europese Commissie het Hof voorgehouden dat het begrip «zekerheid» verder gaat dan de originele Franse tekst.
Onderdeel TA van het amendement voorziet erin dat het instellen van bezwaar en beroep tegen een vergunning als bedoeld in de artikelen 16 en 19d niet automatisch leidt tot schorsing van die vergunning. Dit betekent overigens niet dat geen schorsing van dat besluit mogelijk is. Immers in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, dat ook van toepassing is op juridische procedures in het kader van de natuurbeschermingswet 1998, is bepaald dat de rechter op verzoek een voorlopige voorziening, kan treffen. Deze voorziening kan inhouden dat de vergunning wordt geschorst.
Jager
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28171-34.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.