Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 28171 nr. 25 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 28171 nr. 25 |
Vastgesteld 3 november 2003
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft de volgende aanvullende vragen gesteld over het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet (28 171) en een aantal gerelateerde brieven. Deze vragen en de daarop door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gegeven antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Hoe zal, als het wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet in werking is getreden, er zorg voor worden gedragen dat ook de plannen op basis waarvan getoetst zal worden tijdig gereed zijn?
Beheersplannen zoals voorgesteld hebben drie verschillende functies.
De eerste is die als leidraad en visie op het beheer dat noodzakelijk is om de in het gebied te beschermen natuurwaarden in stand te houden of te ontwikkelen, het zogenoemde actieve (natuur-)beheer.
De tweede is die als een document dat aangeeft wat wel en niet kan worden toegestaan aan verschillende activiteiten of ontwikkelingen, zowel in het gebied als daarbuiten (externe werking). Dit komt dan neer op bijvoorbeeld een richtinggevende beschrijving voor gebruiksactiviteiten en potentieel denkbare ontwikkelingen daarin. Ook kan worden beschreven welke activiteiten in beginsel niet passen binnen het gebied. Op deze wijze, ook al is dat voornamelijk beschrijvend, kan veel duidelijkheid worden gegeven. Het geeft hiermede ook een toetsingskader, met dien verstande dat in concrete gevallen steeds een formele toetsing nodig zal zijn op grond van het in het wetsvoorstel voorgestelde afwegingskader.
De derde functie van het beheersplan gaat ten opzichte van dit laatste een stapje verder. Het beheersplan zelf kan de functie vervullen als vrijstelling van dat afwegingskader. Met andere woorden in deze functie vindt bij de totstandkoming van het beheersplan reeds de afweging plaats of en zo ja onder welke voorwaarden en beperkingen een activiteit is toegestaan. Ingevolge artikel 19d, tweede lid, onder a, geldt alsdan een formele vrijstelling van het doorlopen van het wettelijk afwegingskader.
Eén beheersplan kan een combinatie zijn van de hiervoor geduide functies. Overigens, terzijde, heeft niet alleen het beheersplan een functie als toetsingskader, dit geldt ook de besluiten waarbij de diverse gebieden zijn of zullen worden aangewezen.
Uit het vorenstaande kan worden opgemaakt dat de totstandkoming van beheersplannen tijd zal vergen. Zeker kan niet op voorhand worden vastgesteld dat daarmee slechts enkele maanden gemoeid zouden zijn. Naast het gewenste en noodzakelijke overleg met betrokkenen in het gebied, zal over het algemeen de tijdsduur van de totstandkoming van beheersplannen door verschillende factoren kunnen worden beïnvloed. De Veluwe of de Waddenzee met hun multifunctionele gebruik, zijn geheel andere gebieden dan een eenduidig natuurgebied.
Factoren die dan ook de totstandkomingsduur zullen beïnvloeden zijn bijvoorbeeld:
a. aan welke van de hiervoor genoemde functies bestaat in het concrete geval behoefte. Dit antwoord zal onder meer worden bepaald door de aard en het gebruik van het gebied.
b. wat moet met het beheersplan worden geregeld met het oog op de gunstige staat van instandhouding van de waarden waarvoor het betreffende gebied is aangewezen. Per gebied zal moeten worden bezien over welke activiteiten en op welke wijze in het beheersplan uitspraken dienen te worden gedaan.
Samenvattend, de totstandkoming van beheersplannen zal in belangrijke mate worden bepaald door een weging van de genoemde factoren door de verantwoordelijke bestuursorganen. Onder omstandigheden zal hierbij ook aan de orde zijn voor welke gebieden als eerste dergelijke plannen nodig zijn. Met name de invulling van de functie waarbij het beheersplan mede geldt als vrijstelling, zal naar verwacht, de nodige tijd vergen. Een periode van één of twee jaar ligt dan eerder in de rede dan een periode van enkele maanden.
Verwacht mag dan ook worden dat vooral de gulden middenweg zal worden bewandeld, mede omdat naar mijn oordeel breed het belang van beheersplannen wordt onderkend. De vrijheid die hierbij wordt gegeven aan de verantwoordelijke bestuursorganen bevordert hierbij dit proces. Het zal er naar mijn oordeel toe kunnen leiden dat binnen een periode van twee jaar beheersplannen gereed kunnen zijn. Hiertoe zal ook ik een inzet leveren. Met alle betrokken verantwoordelijke bestuursorganen zal ik afspraken maken teneinde te bevorderen dat zij de vaststelling van beheersplannen met voortvarendheid ter hand zullen nemen. Teneinde dit te bewerkstelligen is een gezamenlijk project met provincies en rijkspartners gestart. Daarin worden ook afspraken gemaakt over een programma van eisen voor de inhoudelijk aspecten van beheersplannen en voor de wijze van voorbereiding.
Hoe denkt de regering dit eventuele hiaat in te vullen?
Zoals uit het antwoord op vraag 1 moge blijken kan van een hiaat niet worden gesproken. Het is inherent aan de introductie van een nieuwe regeling terzake van beheersplannen dat de totstandkoming daarvan tijd vergt. Het bestuur moet redelijke termijnen hebben om aan die verplichtingen te voldoen. Overigens is er al het nodige werk verricht op basis waarvan kan worden voortgebouwd. Zoals vermeld onder 1 wordt voorts in projectverband gewerkt aan modellen die als hulpmiddel voor het opstellen van de beheersplannen kunnen dienen.
Welke risico's met betrekking tot diverse bezwaarschriftprocedures worden met het eventuele hiaat gelopen?
Zolang geen beheersplannen zijn vastgesteld, zal voor voorgenomen projecten en handelingen, zoals thans, steeds in elk geval afzonderlijk geval de Habitattoets zoals vereist ingevolge artikel 6 van de Habitatrichtlijn dienen te worden doorlopen. Deze besluitvorming is onderhevig aan de mogelijkheid van bezwaar en beroep.
Na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel kunnen beheersplannen de besluitvorming voorzover het die habitattoets betreft, in concrete gevallen faciliteren. Indien bij de vaststelling van de beheersplannen voor projecten of handelingen de habitattoets volledig is doorlopen, is die habitattoets zelfs geheel overbodig.
Kan de regering aangeven welke minimale vereisten dienen te worden gesteld aan de gebieds- en beheersplannen?
De minimum-eisen die gesteld worden aan beheersplannen zijn bepaald in artikel 19a van het wetsvoorstel. Daarbij gaat het vooral om eisen aan het instandhoudingsbeheer. Dit betreft een beschrijving van de beoogde resultaten van dat beheer en een overzicht op hoofdlijnen van de daartoe noodzakelijke beheersmaatregelen. Daarbij dient ingegaan te worden op de samenhang met het bestaande gebruik.
In de bovengenoemde projectgroep wordt dit verder uitgewerkt in een programma van eisen. Aan de orde zijn hierbij onder meer aspecten van actief en passief beheer en, in relatie tot activiteiten, factoren, zowel binnen al buiten het gebied, die de te beschermen natuurwaarden kunnen verstoren.
Wanneer het beheersplan tevens wordt benut als toetsingskader voor activiteiten, is allereerst van belang op welke wijze aan deze functie invulling is gegeven. Als het gaat om activiteiten waarvoor wordt beoogd de vrijstelling te laten gelden als bedoeld in artikel 19, tweede lid, onderdeel a, zal steeds de vereiste toets dienen te worden doorlopen in het kader van de vaststelling van het beheersplan. Dit betekent dus dat de gevolgen ervan in het licht van de instandhoudingsdoelstelling die geldt voor het desbetreffende gebied, volledig zijn afgewogen overeenkomstig de eisen van artikel 6 van de Habitatrichtlijn, zoals geïmplementeerd in de artikelen 19e en volgende van het wetsvoorstel.
Als het gaat om een meer globale duiding van activiteiten die al dan niet onder beperkingen kunnen plaatsvinden, geldt dit laatste vanzelfsprekend niet. Voor deze activiteiten zal het voorgeschreven toetsingskader dan bij de vergunningverlening kunnen worden doorlopen.
Zijn er inmiddels kaders voor de minimale vereisten opgesteld?
Nee, de onder 2 genoemde projectgroep buigt zich thans hierover.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), van den Brand (GL), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Van Loon-Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA) en Vacature (CDA).
Plv. Leden: Slob (CU), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Lazrak (SP), Vos (GL), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GL), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Dubbelboer (PvdA) en Vacature (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28171-25.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.