28 171
Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met Europeesrechtelijke verplichtingen

nr. 21
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 juni 2003

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a

Onderdeel B, onderdeel 2, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid vervalt;

2. Het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

b

In onderdeel M wordt artikel 19a als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel b, wordt na «overzicht» ingevoegd: op hoofdlijnen.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt het woord «beheersmaatregelen» vervangen door: maatregelen.

3. In het derde lid, onderdeel b, wordt het leesteken puntkomma vervangen door een punt.

4. In het derde lid vervalt onderdeel c.

5. Het vierde lid vervalt.

6. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot het vierde en vijfde lid.

c

In onderdeel M, artikel 19b, vierde lid, wordt «,vierde en vijfde lid» vervangen door «en vierde lid».

d

In onderdeel M vervalt artikel 19c.

e

In onderdeel M, artikel 19d, eerste lid, eerste volzin, wordt na de zinsnede «plannen, projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die» ingevoegd: gelet op de instandhoudingsdoelstelling.

f

In onderdeel M, artikel 19e, eerste lid, onderdeel a, wordt na de zinsnede «waarop het besluit betrekking heeft,» ingevoegd: gelet op de instandhoudingsdoelstelling.

g

In onderdeel M wordt artikel 19f, eerste lid, als volgt gewijzigd:

1. Na «Voor» wordt ingevoegd: nieuwe.

2. De zinsnede «maakt dat bestuursorgaan alvorens een besluit te nemen» wordt vervangen door: maakt de initiatiefnemer alvorens dat bestuursorgaan een besluit neemt.

h

In onderdeel M, artikel 19g, eerste lid wordt na «project» ingevoegd: of handeling.

i

Onderdeel P, artikel 21, vierde lid, laatste volzin wordt als volgt gewijzigd:

1. Na de woorden «verantwoordelijkheid van» wordt ingevoegd: Onze Minister of een van.

2. De woorden «in overeenstemming met Onze andere Minister» worden vervangen door: onderscheidenlijk Onze andere Minister in overeenstemming met Onze Minister.

j

In onderdeel DD wordt artikel 57 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «of waarvoor hij ingevolge artikel 19c, derde lid, bevoegd is een aanschrijving te doen uitgaan».

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

4. In het derde lid wordt «derde» vervangen door: tweede.

k

In onderdeel EE wordt artikel 60a gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd luidende:

2. Ten aanzien van het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 19e, eerste lid, omtrent voor de datum van inwerkingtreding van deze wet ingediende verzoeken om vergunning, ontheffing of toestemming anderszins, blijft deze wet buiten toepassing totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken dan wel, indien beroep is ingesteld, onherroepelijk op het beroep is beslist.

B

In Artikel II vervalt de zinsnede «artikel 19c, eerste lid,».

Toelichting

De nota van wijziging brengt het wetsvoorstel in overeenstemming met de Europese regels voor staatssteun. De aanpassingen zijn beperkt in omvang en aard. Daarnaast wordt van gelegenheid gebruik gemaakt enkele wetstechnische verbeteringen in het wetsvoorstel door te voeren.

1. Europese regels voor staatssteun

Onderdelen a, b, c en d

Er is voor mij aanleiding geweest het wetsvoorstel, in het bijzonder op het onderdeel betreffende de beheersplannen, nader met de Europese Commissie te bespreken. Twijfels zijn in de loop van de afgelopen periode namelijk ontstaan over de samenhang van de in artikelen 19a tot en met c van het wetsvoorstel (onderdeel M) opgenomen voorzieningen in relatie tot de Europese regels voor staatssteun.

Uitgangspunt van deze in het oorspronkelijk wetsvoorstel opgenomen artikelen is dat het beheersplan zodanig concreet zou dienen te zijn dat de eigenaar en gebruikers van de desbetreffende gronden verplicht zijn zorg te dragen voor de uitvoering daarvan. Het niet nakomen van deze verplichting was strafbaar gesteld na een aanschrijving tot het treffen van de noodzakelijke beheersmaatregelen op grond van artikel 19c. Hiertegenover bestond, en bestaat nog steeds, de wens om het noodzakelijke beheer in aangewezen richtlijngebieden in beginsel te laten plaatsvinden op basis van vrijwillige medewerking met toepassing van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 en de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer, het zogenoemde Programma Beheer. De wenselijkheid de medewerking voor beheer zoveel mogelijk te verkrijgen op basis vrijwilligheid is van aanvang af in de correspondentie met de Europese Commissie over de ingebrekestelling die geleid heeft tot dit wetsvoorstel, onder de aandacht van de Europese Commissie gebracht en aldaar ook onderkend. De in het wetsvoorstel voorgestelde regeling voor het beheer is dan ook door de Nederlandse regering steeds beschouwd als ultimum remedium, namelijk wanneer beheer op basis van vrijwilligheid niet het gewenst resultaat zou hebben.

Uit gesprekken hierover met de Europese Commissie is echter vast komen te staan dat er op zijn minst een risico zou ontstaan dat geoordeeld zou worden dat de in het oorspronkelijk wetsvoorstel opgenomen regels op dit punt in strijd zouden zijn met de Europese regels voor staatssteun.

Het betreft dan het element dat de vergoeding als bedoeld in artikel 19c, tweede lid, van het wetsvoorstel voor verplicht voorgeschreven beheersmaatregelen aan (agrarische) bedrijven in beginsel kan worden aangemerkt als ongeoorloofde staatssteun. Staatssteun voor verplicht voorgeschreven regels is immers niet toegestaan. Tevens is erop gewezen dat het opnemen van concrete beheersmaatregelen in het wettelijke beheersplan als bedoeld in artikel 19a van het wetsvoorstel ertoe leidt dat het verstrekken van Programma Beheer subsidies aan (agrarische) bedrijven voor die beheersmaatregelen niet langer is toegestaan. De reden daarvan is dat deze subsidies volgens de Europese regels voor staatssteun alleen geoorloofd zijn als ze geschieden op basis van vrijwilligheid en uitgaan boven de normale agrarische bedrijfsvoering. Door opname van concrete beheersmaatregelen in het beheersplan wordt aan deze beide voorwaarden niet langer voldaan.

Ik acht het ongewenst dat het wetsvoorstel op dit onderdeel niet verenigbaar zou zijn met de regels voor staatssteun. Onbedoeld zouden hiervan immers negatieve gevolgen zijn voor de uitvoering van Programma Beheer en de werkbaarheid van de voorgestelde regeling als zodanig, met name het wegvallen van de op vrijwilligheid gebaseerde medewerking aan het beheer. Een belangrijk uitgangspunt van het beheersregime in het wetsvoorstel is nu juist dat het beheer in Vogel- en Habitatrichtlijngebieden op vrijwillige basis via Programma Beheer kan plaatsvinden. Met de onderhavige voorstellen wordt dit veiliggesteld en worden ongewenste fricties met de Europese regels voor de staatssteun voorkomen.

Het wetsvoorstel blijft in deze gewijzigde opzet overigens ten volle voldoen aan de Habitatrichtlijn. Immers met de in artikel 21 van het wetsvoorstel neergelegde bevoegdheid van de provincie dan wel van de betrokken minister zelf maatregelen te treffen, blijft gewaarborgd dat het in artikel 6, eerste lid, van de Habitatrichtlijn bedoelde positieve beheer, ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

De aanpassingen in de onderdelen a, b, c en d van deze nota voorzien erin dat deze gevolgen worden voorkomen. Deze aanpassingen behelzen:

– het schrappen van de verplichting dat in het beheersplan concrete beheersmaatregelen moeten worden geformuleerd (artikel 19a, derde lid);

– het schrappen van de verplichting van eigenaren en gebruikers het in het plan beschreven beheer te realiseren (artikel 19a, vierde lid) en

– het schrappen van de bevoegdheid van bestuursorganen eigenaren en gebruikers aan te schrijven het in het plan beschreven beheer uit te voeren (artikel 19c).

2. Overige aanpassingen

Onderdelen e en f Het betreft een redactionele aanpassing. Met de aanpassing wordt buiten twijfel gesteld dat de reikwijdte van het beschermingsregime niet verder gaat dan waartoe de instandhoudingsdoelstelling van het betrokken Vogel- of Habitatrichtlijngebied noopt.

Onderdeel g

Met de onderhavige wijziging wordt beoogd eenduidig vast te stellen dat het afwegingskader bedoeld in artikel 19f en volgende slechts van toepassing is op nieuwe plannen, projecten of andere handelingen. Dit is in lijn met de uitleg die de Europese Commissie geeft over artikel 6 van de Habitatrichtlijn in het document «Beheer van natura-2000 gebieden», genoemd in de memorie van toelichting (pag. 13).

Verder is de tekst van artikel 19f aangepast om elke twijfel over wie de passende beoordeling uitvoert, weg te nemen.

Onderdeel k

In artikel 60a van het wetsvoorstel is het overgangsrecht geregeld. Uitgangspunt is dat de besluitvorming over plannen, projecten en andere handelingen met gevolgen voor Vogel- en Habitatrichtlijngebieden vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 volgens de regels van deze wet plaatsvindt.

Ten aanzien van op het tijdstip van inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998 nog lopende procedures is het uit een oogpunt van rechtszekerheid wenselijk dat het aan de nieuwe wet voorafgaande rechtsregime van toepassing blijft. Het voorgestelde tweede lid voorziet hierin.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

C. P. Veerman

Naar boven