A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN DE MEMORIE VAN TOELICHTING
ZOALS VOORGESTELD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD
A. Wijzigingen in de tekst van de wet
1. Het opschrift van het wetsvoorstel luidende «Voorstel van wet
houdende gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs»
is vervangen door Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep
en beroepsonderwijs (Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de
arbeid).
2. Het opschrift van § 1 «Algemene bepalingen» is
vervangen door: Algemeen.
3. Artikel 2 was genummerd artikel 9.
4. De artikelen 3 tot en met 9 waren genummerd 2 tot en met 8.
5. Het eerste deel van de eerste zin van artikel 6 luidende «Onderscheid
is verboden bij de toelating tot en de uitoefening van het lidmaatschap van
of bij de betrokkenheid bij» is vervangen door: «Onderscheid is
verboden bij het lidmaatschap van of de betrokkenheid bij».
6. Aan artikel 7 is een tweede lid toegevoegd luidende «Het eerste
lid is niet van toepassing ingeval van intimidatie als bedoeld in artikel
2.».
7. In artikel 8 is in het tweede en derde lid vervallen «in deze
wet neergelegde» en is aan het derde lid na «verbod» toegevoegd
«van onderscheid».
8. Het opschrift van § 5 «Handhaving» is vervangen
door «Rechtsbescherming».
9. In artikel 10 is «vanwege» vervangen door «wegens».
10. Aan artikel 11 is een vijfde lid toegevoegd luidende «De beëindiging,
bedoeld in het eerste en tweede lid, maakt de werkgever niet schadeplichtig».
11. In het tweede lid van artikel 12 is vervallen de zinsnede «in
bestuursrechtelijke procedures».
B. Wijzigingen in toelichting
Algemeen gedeelte
1. De vernummering van artikel 9 tot artikel 2 en de artikelen 2 tot en
met 8 tot 3 tot en met 9 is in de gehele tekst doorgevoerd.
2. Aan de eerste zin van de derde alinea van paragraaf 2 (Voorgeschiedenis)
is de passage «tegelijk met het onderhavige wetsvoorstel» toegevoegd.
3. Aan de derde alinea van paragraaf 2 (Voorgeschiedenis) is de zin
«De Tweede Kamer is middels een afzonderlijke brief op de hoogte gebracht
van de intrekking van het op 9 november 1999 bij de Tweede Kamer ingediende
wetsvoorstel Verbod op leeftijdsdiscriminatie bij de arbeid» toegevoegd.
4. In de laatste zin van de eerste alinea van paragraaf 3 (Inhoud
van de richtlijn) is de passage «juni (PM datum) 2001» vervangen door «(PM datum)».
5. In de laatste zin van de eerste alinea van paragraaf 4 (Adviezen)
is de passage «22 juni 2001» toegevoegd.
6. In de tweede alinea van paragraaf 5 (Structuur en systematiek)
is de passage «De regering hiervoor onder meer gekozen in het licht
van het thans ingetrokken wetsvoorstel met kamerstuknummer 26 880, waarin
ook voor deze structuur gekozen is. Voorts kan hierdoor beter tot uitdrukking
worden gebracht dat de objectieve rechtvaardigingsgrond, bedoeld in artikel
6, onderdeel c, niet van toepassing kan zijn bij intimidatie. Ook verdient
opmerking dat de door de regering gekozen structuur materieel geen afbreuk
doet aan de werkingssfeer van het wetsvoorstel» vervangen door: «De
regering kiest ervoor de structuur van het wetsvoorstel te handhaven. Dit
betekent dat na de begripsomschrijvingen eerst het verbod van onderscheid
op het terrein van de arbeid, het vrije beroep en het beroepsonderwijs wordt
uitgewerkt en vervolgens de uitzonderingen op dit verbod. De regering acht
deze volgorde het meest logisch. Het hanteren van deze volgorde is in dit
geval goed uitvoerbaar, omdat het wetsvoorstel, in tegenstelling tot de Awgb,
betrekking heeft op één discriminatiegrond en van toepassing is op een beperkter terrein dan de Awgb.»
Artikelsgewijze gedeelte
1. De vernummering van artikel 9 tot artikel 2 en de artikelen 2 tot en
met 8 tot 3 tot en met 9 is in de gehele tekst doorgevoerd.
2. De laatste alinea van artikel 1 is verplaatst van artikel 9 naar artikel
1.
3. In de eerste alinea van artikel 2 is de passage «Het voordeel
van een afzonderlijke bepaling voor intimidatie is dat zo beter tot uitdrukking
kan worden gebracht dat het bij intimidatie per definitie gaat om verboden
onderscheid. Met andere woorden, in geval van intimidatie kan op geen enkele
uitzonderingsgrond een beroep worden gedaan» vervallen en is in de laatste
zin de passage «zal met andere woorden nimmer spraken kunnen zijn»
vervangend door: zal gelet op het tweede lid van dat artikel, waarbij de uitzonderingen
van het eerste lid niet van toepassing worden verklaard in geval van intimidatie,
nimmer sprake kunnen zijn.
4. In artikel 5 is in de laatste zin van de vijfde alinea na het woord
«diploma's» het woordje «niet» toegevoegd.
5. Aan het slot van artikel 7 is de volgende passage toegevoegd:
«Geen uitzonderingen intimidatie
In het tweede lid van artikel 7 is bepaald, dat het eerste lid niet van
toepassing is in geval van intimidatie. Gelet op de ernst en de verwerpelijkheid
van intimidatie dient dergelijk gedrag ten alle tijden verboden te zijn. Er
kan bij intimidatie derhalve op geen enkele uitzonderingsgrond een beroep
worden gedaan.»
6. Aan het slot van artikel 11 is de volgende passage opgenomen:
«In het vijfde lid is een bepaling ten aanzien van de schadeplichtigheid
opgenomen. In lijn met artikel 7:647, vierde lid, BW is geregeld dat de werkgever
bij een beëindiging in strijd met het discriminatieverbod niet schadeplichtig
is. Ook een beëindiging vanwege het feit dat een beroep op het discriminatieverbod
is gedaan of terzake bijstand is verleend, leidt niet tot schadeplichtigheid.
Uiteraard laat deze bepaling een eventuele schadevergoeding wegens kennelijk
onredelijk ontslag onverlet.»