28 170
Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid)

nr. 41
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 september 2005

Bij brief van 14 juni 2004 (kenmerk 85-04-SZW) heeft u mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht om nadere argumenten ter objectieve rechtvaardiging van leeftijdsgrenzen in het overzicht van leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving dat mijn ambtgenoot aan uw Kamer heeft gezonden op 27 april 2004 (kamerstuk 28 170, nr. 28).

Conform de door mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gedane toezegging bij brief van 19 januari 2005 (kamerstuk 28 170, nr. 30) zend ik u hierbij, mede namens mijn ambtgenoot voor Vreemdelingenzaken en Integratie, de nadere argumenten voor de leeftijdsgrenzen in de wet- en regelgeving van het Ministerie van Justitie op het terrein van arbeid en beroep.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

I. WET OP HET NOTARISAMBT

Artikel 14

1. De notaris is met ingang van de eerstvolgende maand na het bereiken van de 65-jarige leeftijd van rechtswege ontslagen.

2. Aan de notaris die voor het bereiken van de in het eerste lid genoemde leeftijd ontslag verzoekt, wordt ontslag verleend bij koninklijk besluit, dat tevens de datum van ingang daarvan vermeldt.

3. De notaris laat zich zo spoedig mogelijk nadat hem ontslag is verleend, onder overlegging van het desbetreffende koninklijk besluit, bij de kamer van toezicht uit het register van notarissen, bedoeld in artikel 5, schrappen.

Korte inhoud

De ontslagleeftijd voor notarissen is 65 jaar.

Genoemde leeftijdsgrens

65 jaar.

Toetsing objectieve rechtvaardiging

Deze leeftijdsgrens valt onder de uitzondering van artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid.

Mede op wens van de beroepsgroep is bij het vastleggen van de ontslagleeftijd aansluiting gezocht bij de pensioengerechtigde leeftijd (zie ook Verlaging van de leeftijd waarop aan notarissen ontslag wordt verleend, TK 1981/92, 17 545, nr. 3).

II. WET RECHTSPOSITIE RECHTERLIJKE AMBTENAREN

1. Artikel 1b

1. De benoeming van de president van, een vice-president van of een raadsheer in de Hoge Raad kan op verzoek van de betrokkene, nadat hij de leeftijd van eenenzestig jaren heeft bereikt, bij koninklijk besluit worden gewijzigd in een benoeming als raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad.

2. De benoeming van de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal of een advocaat-generaal bij de Hoge Raad kan op verzoek van de betrokkene, nadat hij de leeftijd van eenenzestig jaren heeft bereikt, bij koninklijk besluit worden gewijzigd in een benoeming als advocaat-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad.

3. Een wijziging als bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt voor de vaststelling van aanspraken op en verplichtingen ten aanzien van pensioenen en uitkeringen wegens vrijwillig vervroegd uittreden gelijkgesteld met ontslag. Artikel 46n is niet van toepassing op de raadsheren en de advocaten-generaal in buitengewone dienst.

Korte inhoud

Vanaf de leeftijd van 61 jaar kunnen de president, de vice-presidenten en de raadsheren in de Hoge Raad onderscheidenlijk de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal en de advocaten-generaal bij de Hoge Raad worden benoemd in buitengewone dienst.

Genoemde leeftijdsgrens

61 jaar.

Toetsing objectieve rechtvaardiging

Met de voorziening wordt het mogelijk gemaakt om leden van de Hoge Raad en het parket bij de Hoge Raad in staat gesteld na hun vervroegde uittreding of vrijwillige pensionering toch nog incidenteel bij de werkzaamheden te betrekken. Op deze manier blijft kennis behouden en kan in voorkomende gevallen de capaciteit worden aangevuld. De betrokken leeftijdsgrens hangt samen met de algemene leeftijdsgrens voor het vrijwillig vervroegd uittreden c.q. de flexibele pensionering.

2. Artikel 24

1. De omvang van de aanspraak op vakantie is afhankelijk van de leeftijd en van de taakomvang van de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding.

2. De aanspraak op vakantie bedraagt 165,6 uren per kalenderjaar bij een volledige taak.

3. De aanspraak op vakantie wordt, afhankelijk van de leeftijd die de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding in het desbetreffende kalenderjaar bereikt, verhoogd volgens onderstaande tabel:

leeftijd:verhoging:
van 45 tot en met 49 jaar 7,2 uren
van 50 tot en met 54 jaar14,4 uren
van 55 tot en met 59 jaar21,6 uren
van 60 tot en met 64 jaar28,8 uren
van 65 tot en met 70 jaar36 uren

4. De aanspraak op vakantie wordt voor degene die een aanstelling of aanwijzing voor een gedeeltelijke taak heeft, vastgesteld op een evenredig deel van de aanspraak bij een volledige taak.

5. De ingevolge het tweede en derde lid geldende aanspraak op vakantie wordt voor de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding voor wie de arbeidsduur op basis van artikel 20, eerste lid, op meer dan gemiddeld 36 uur per week is vastgesteld, vermenigvuldigd met de voor hem geldende arbeidsduurfactor, bedoeld in artikel 20, vierde lid.

Korte inhoud

Rechterlijke ambtenaren hebben afhankelijk van hun leeftijd recht op verhoging van het aantal verlofuren.

Genoemde leeftijdsgrenzen

van 45 tot en met 49 jaar;

van 50 tot en met 54 jaar;

van 55 tot en met 59 jaar;

van 60 tot en met 64 jaar;

van 65 tot en met 70 jaar.

Toetsing objectieve rechtvaardiging

Deze regeling is ontleend aan artikel 22, derde tot en met vijfde lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR), met dien verstande dat de leeftijdsgroep van 65 tot 70 jaar specifiek betrekking heeft op de rechterlijke macht. Voor de nadere motivering verwijzen wij naar de motivering van artikel 22 van het ARAR.

3. Artikel 46h

1. De rechterlijk ambtenaar wordt op eigen verzoek bij koninklijk besluit ontslagen.

2. Met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de rechterlijk ambtenaar de leeftijd van zeventig jaren heeft bereikt, wordt aan hem bij koninklijk besluit ontslag verleend.

Korte inhoud

Bij het bereiken van de leeftijd van 70 jaar wordt aan de rechterlijk ambtenaar ontslag verleend.

Genoemde leeftijdsgrens

70 jaar.

Toets objectieve rechtvaardiging

Deze leeftijdsgrens valt onder de uitzondering van artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid.

In artikel 117 van de Grondwet is vastgelegd dat rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en de procureur-generaal bij de Hoge Raad voor het leven worden benoemd en dat zij ontslagen worden op eigen verzoek of wegens het bereiken van een bij wet te bepalen leeftijd. Op grond van artikel 1a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn ook de plaatsvervangend procureur-generaal en de advocaten-generaal en de advocaten-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad voor het leven benoemd.

In artikel 46h van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is de te bepalen leeftijd vastgesteld op 70 jaar.

Anders dan burgerlijke rijksambtenaren die bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, 65 jaar, kunnen worden ontslagen (artikel 98, eerste lid, onderdeel h, van het ARAR), zijn voormelde rechterlijke ambtenaren voor het leven benoemd in verband met de vereiste onafhankelijkheid. Deze benoeming neemt niet weg dat ook een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar geldt dat hij op enig moment, al dan niet vanwege de fysieke en psychische belasting, zijn taak moet neerleggen zodat die door een jongere kan worden overgenomen (zie ook Vaststelling van eene leeftijdsgrens, bij het bereiken waarvan aan verschillende bij de rechtspraak betrokken ambtenaren ontslag wordt verleend, memorie van toelichting, Stb. 1932, 576). Om de bijzondere positie van de betrokkenen tot uitdrukking te brengen is evenwel een andere, hogere leeftijdsgrens voor het ontslag vastgesteld dan voor burgerlijke rijksambtenaren en voor de niet voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren.

De gekozen leeftijdsgrens van 70 jaar is gebaseerd op statistische gemiddelden en is nog altijd algemeen aanvaard. Voorzover bekend zijn er in de praktijk geen problemen met deze leeftijdsgrens.

Tot slot kan nog worden opgemerkt dat de leeftijdsgrens van 70 jaar ook in Europees verband als algemeen aanvaarde grens wordt gezien. Zo eindigt de ambtstermijn van rechters in het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wanneer zij de leeftijd van 70 jaar bereiken.

III. BESLUIT RECHTSPOSITIE RECHTERLIJKE AMBTENAREN

1. Artikel 37a

1. De rechterlijke ambtenaar die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, heeft, ongeacht of er sprake is van gezondheidsproblemen, het recht om op kosten van het Rijk een maal per twee jaar een algemene medische keuring te ondergaan.

2. De keuring wordt verricht door een andere arts dan de eigen huisarts of specialist.

3. Onze minister kan een arts als bedoeld in het tweede lid aanwijzen.

Korte inhoud

Vanaf het bereiken van de 50 jarige leeftijd bestaat de mogelijkheid van vrijwillige medische keuring.

Gehanteerde leeftijdsgrens

50 jaar.

Toetsing objectieve rechtvaardiging

Doel van de keuring is de bescherming van de gezondheid. In het Sectoroverleg rechterlijke macht is overeengekomen dat in 1995 overeengekomen dat aan alle rechterlijke ambtenaren vanaf 50 jaar de mogelijkheid wordt geboden om op basis van vrijwilligheid één keer per twee jaar een medische keuring te ondergaan.

De gekozen leeftijdsgrens van 50 jaar is geen ongebruikelijke leeftijd voor medische keuring (zie bijvoorbeeld artikel 23 van de Binnenschepenwet)

2. Artikel 38a

1. Een rechterlijk ambtenaar, niet zijnde een plaatsvervanger als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet of een raadsheer dan wel advocaat-generaal in buitengewone dienst als bedoeld in artikel 10 van de wet, die de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt, kan Onze Minister verzoeken om bij een opvolgende benoeming in een ambt, waaraan overeenkomstig artikel 7 van de wet een lager maximum salaris is verbonden, in plaats van het salaris dat hij bij het vervullen van dat ambt overeenkomstig de wet geniet, het salaris behorende bij het voorafgaand aan de benoeming vervulde ambt te genieten.

2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt ingewilligd, tenzij:

a. het ambt, waarin de rechterlijk ambtenaar wordt benoemd, door rechtstreekse of overeenkomstige toepassing tot een van de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde categorieën 10 tot en met 12 behoort; of

b. de rechterlijk ambtenaar op het tijdstip van de benoeming, bedoeld in het eerste lid, niet ten minste vijf aaneengesloten jaren in dienst is als rechterlijk ambtenaar.

3. Op het salaris van de rechterlijk ambtenaar wordt in geval van inwilliging van een verzoek als bedoeld in het eerste lid een korting toegepast.

4. Deze korting bedraagt:

a. 5% van het salaris, indien het maximum salaris verbonden aan het ambt waarin hij wordt benoemd het naast lagere maximum salaris is van dat van het ambt dat hij voorafgaand aan de benoeming heeft vervuld dan wel het naast lagere maximum salaris is van het vorenbedoelde naast lagere maximum salaris;

b. 10% van het salaris, indien het maximum salaris verbonden aan het ambt waarin hij wordt benoemd lager is dan de in het vierde lid, onder a, bedoelde naast lagere maximum salarissen.

5. Onze Minister kan ter zake van de uitvoering van dit artikel regels stellen.

Korte inhoud

Rechterlijke ambtenaren kunnen terugtreden wanneer zij de leeftijd van 57 jaar hebben bereikt.

Genoemde leeftijd

57 jaar.

Toetsing objectieve rechtvaardiging

In het akkoord arbeidsvoorwaarden 1997–1999 sector Rechterlijke Macht is opgenomen dat een terugtredingstedeling tot stand wordt gebracht.

Deze voorziening sluit aan bij artikel 57b van het ARAR. Voor de nadere motivering wordt verwezen naar de motivering van die bepaling.

3. Artikel 38d

1. De gemiddelde wekelijkse werktijd van een rechterlijk ambtenaar van 57 jaar en ouder wordt op zijn verzoek, met behoud van zijn arbeidsduur, teruggebracht met 11,1%, tenzij het belang van de taakvervulling zich daartegen naar het oordeel van de functionele autoriteit verzet.

2. De gemiddelde wekelijkse werktijd van een rechterlijk ambtenaar van 61 jaar en ouder wordt op zijn verzoek, met behoud van zijn arbeidsduur, teruggebracht met 33,3%, tenzij het belang van de taakvervulling zich daartegen naar het oordeel van de functionele autoriteit verzet.

3. Het terugbrengen van de werktijd overeenkomstig het eerste of tweede lid heeft in totaal gedurende een periode van ten hoogste tien aaneengesloten jaren plaats, met dien verstande dat het terugbrengen van de werktijd overeenkomstig het tweede lid plaatsheeft gedurende een periode van ten hoogste zes aaneengesloten jaren.

4. De rechterlijk ambtenaar dient op het tijdstip waarop de werktijd overeenkomstig het eerste of tweede lid wordt teruggebracht ten minste vijf aaneengesloten jaren in dienst te zijn als rechterlijk ambtenaar.

5. Voor de uren die het wekelijkse verschil vormen tussen de in het eerste of tweede lid bedoelde arbeidsduur en de overeenkomstig het eerste of tweede lid teruggebrachte werktijd wordt de rechterlijk ambtenaar geacht met verlof te zijn.

6. Op het salaris van de rechterlijk ambtenaar, van wie de werktijd wordt teruggebracht overeenkomstig het eerste respectievelijk tweede lid, wordt een korting toegepast ter grootte van 5% onderscheidenlijk 10% van het salaris dat voor hem zou gelden zonder werktijdvermindering op grond van dit artikel.

7. Met ingang van het tijdstip waarop de werktijd overeenkomstig het eerste of tweede lid is teruggebracht, vervalt ten aanzien van de rechterlijk ambtenaar de verhoging van de vakantie-aanspraak op grond van zijn leeftijd en wordt de vakantie-aanspraak overigens vastgesteld op een evenredig deel van de vakantie-aanspraak bij een volledige taak.

Korte inhoud

De mogelijkheid van wekelijkse werktijdverkorting voor rechterlijke ambtenaren van vanaf 57 jaar, de zogeheten vrijwillige demotie.

Genoemde leeftijdsgrenzen

57 respectievelijk 61 jaar.

Toetsing objectieve rechtvaardiging

Om uitval van oudere rechterlijke ambtenaren te voorkomen wegens het toenemende risico van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, alsook vanwege de keuze voorvervroegde pensionering is de mogelijkheid gecreëerd om de wekelijkse werktijd te verkorten met behoud van een groot deel van het salaris. Deze voorziening sluit aan bij artikel 57b van het ARAR. Voor de nadere toelichting wordt dan ook verwezen naar de toelichting van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Naar boven