28 170
Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid)

nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2005

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft u bij brief van 19 januari 2005 informatie gegeven over de argumenten die de bestaande leeftijdsgrenzen rechtvaardigen op het terrein van arbeid, beroep en beroepsonderwijs, voorzover deze leeftijdsgrenzen in de wet- en regelgeving van zijn ministerie zijn opgenomen. Tevens heeft hij in deze brief meegedeeld dat hij de overige ministers heeft verzocht u in te lichten over de argumenten met betrekking tot de onder hen ressorterende wet- en regelgeving op dit terrein.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft u op 27 april 2004 een overzicht gezonden van alle bestaande bepalingen met betrekking tot leeftijdsgrenzen op het terrein van arbeid, beroep en beroepsonderwijs. Bij alle bepalingen die op mijn ministerie betrekking hebben, is opgemerkt dat deze komen te vervallen. Ik acht het niet opportuun argumenten aan te dragen ter onderbouwing van bepalingen die inmiddels zijn geschrapt dan wel binnenkort komen te vervallen. Wel informeer ik u graag over de laatste stand van zaken omtrent de afschaffing van de bepalingen.

1. Artikel 31, zesde lid, Wet agrarisch grondverkeer, artikel 3 Besluit samenstelling en werkwijze commissie beheer landbouwgronden en artikel 4, eerste lid, Regeling instelling en werkwijze provinciale commissies beheer landbouwgronden

In de Wet agrarisch grondverkeer is de grondslag opgenomen voor het stellen van leeftijdsgrenzen aan de leden van de commissie beheer landbouwgronden. In het Besluit samenstelling en werkwijze commissie beheer landbouwgronden is vastgelegd dat de leden van de commissie zitting hebben voor het tijdvak van vijf jaren, doch uiterlijk totdat zij de leeftijd van vijfenzestig jaar hebben bereikt. De aftredende leden, met uitzondering van hen, die de leeftijd van vijfenzestig jaar hebben bereikt, zijn terstond herbenoembaar. In de Regeling instelling en werkwijze provinciale commissies beheer landbouwgronden is opgenomen dat de leden, plaatsvervangende leden en adviserende leden worden benoemd voor een zittingsperiode van vijf jaren, doch uiterlijk totdat zij de leeftijd van vijfenzestig jaren hebben bereikt.

Het schrappen van de wettelijke basis in de Wet agrarisch grondverkeer voor het stellen van leeftijdsgrenzen wordt meegenomen in het voorstel voor een Wet inrichting landelijk gebied. Ik wil voorafgaand aan inwerkingtreding hiervan de leeftijdsgrenzen in het Besluit en de Regeling schrappen.

2. Artikel 39, zevende lid, Visserijwet 1963

In deze bepaling is vastgelegd dat aan bestuursleden van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij (OVB) bij het bereiken van de ouderdom van zeventig jaar ontslag wordt verleend met ingang van de eerstvolgende maand.

Het voornemen bestaat om de OVB om te vormen tot een private organisatie. De Tweede Kamer is bij brief van 17 december 2003 (Kamerstukken II 2003–2004, 25 268, nr. 16) en bij brief van 15 juni 2004 (Kamerstukken II 2003–2004, 25 268, nr. 17) op de hoogte gesteld van de gang van zaken hieromtrent.

Met de omvorming van de OVB tot een private organisatie zal de grens aan de leeftijd van de bestuursleden van de OVB vervallen. Het desbetreffende voorstel tot wijziging van de Visserijwet 1963 ligt nu voor advies bij de Raad van State.

3. Artikel 8, eerste lid, Besluit taak, wijze en samenstelling Centrale Landinrichtingscommissie

In deze bepaling was opgenomen dat de leden en de plaatsvervangende leden van de Centrale Landinrichtingscommissie zitting hebben voor het tijdvak van vijf jaren, doch uiterlijk totdat zij de leeftijd van vijfenzestig jaar hebben bereikt.

Dit besluit is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de wet van 22 april 2004, Stb. 223, tot wijziging van de Landinrichtingswet en enige andere inrichtingswetten (positie van de Centrale Landinrichtingscommissie).

4. Artikel 7, vierde lid, Zaaizaad- en Plantgoedwet

In deze bepaling is vastgelegd dat aan de voorzitter, de vice-voorzitters en de overige leden van de Raad voor het Kwekersrecht bij het bereiken van de ouderdom van zeventig jaren ontslag wordt verleend met ingang van de eerstvolgende maand.

Deze wet wordt binnenkort vervangen door de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 (Stb. 184). In de nieuwe wet is geen leeftijdsbepaling meer opgenomen.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Naar boven