28 170
Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs (Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid)

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2005

Hierbij bied ik u mijn reactie aan naar aanleiding van het verzoek van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (kamerstuk 28 170) inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving.

In bijgevoegde notitie treft u de in het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken voorkomende leeftijdsgrenzen aan1. Deze leeftijdsgrenzen komen overeen met de in het Algemeen Rijksambtenarenreglement gehanteerde leeftijdsgrenzen. Voor de objectieve rechtvaardiging verwijs ik derhalve naar de reactie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tot slot zij opgemerkt dat in dit kader niet wordt ingegaan op bepalingen waarin geen leeftijd in jaren is opgenomen, maar waarin wel formuleringen voorkomen als «bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd» (bijvoorbeeld artikel 104, eerste lid, onder g, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken). Dit type bepalingen dient te worden bezien in relatie tot artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven