nr. 41
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2006
Op 30 maart van dit jaar heb ik met de Vaste Commissie voor Financiën
van uw Kamer gesproken over onder meer mijn vervreemdingsvoornemen van aandelen
in de N.V. Westerscheldetunnel. Voorafgaand aan dit overleg heb ik uw Kamer
gemeld akkoord te zijn met Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland om
gezamenlijk het belang in de N.V. Westerscheldetunnel te vervreemden.
Verschillende overwegingen lagen aan de basis van dit voornemen tot vervreemding.
Door vervreemding van de N.V. Westerscheldetunnel wordt het exploitatierisico
bij private partijen gelegd. Het projectrendement kan direct worden vastgesteld
alsmede het zogenaamde overrendement (projectrendement boven 7,5%)
dat beschikbaar gesteld kon worden voor een verbetering van de Kanaalkruising
bij Sluiskil. Vervreemding van de Westerscheldetunnel zal naar mijn mening,
mede gelet op de recente markttransacties in vergelijkbare Europese infrastructuurondernemingen,
in financieel-economische zin gunstig uit pakken voor de Staat. De Tunnelwet
biedt verder de basis voor de borging van relevante publieke belangen. Door
middel van een concessieovereenkomst kan nauwgezet bepaald worden dat de dienstverlening
minimaal op het huidige niveau gehandhaafd blijft bij private exploitatie.
De aanleg van de Westerscheldetunnel was een regionaal project, waarbij
het Ministerie van Financiën betrokken is geraakt om op basis van zakelijke
overwegingen een business case op te stellen. Gezamenlijk is destijds door
Rijk en Provincie besloten om onder voorwaarden een privaatrechtelijke N.V.
op te richten met als doelstelling de bouw en rendabele exploitatie van de
Westerscheldetunnel. Om die reden hechtte ik er belang aan dat mijn Ministerie
bij een vervreemdingsproces gezamenlijk met de provincie op zou trekken.
In afwijking van het standpunt van Gedeputeerde Staten heeft tot mijn
verbazing Provinciale Staten op 21 april 2006 een motie tegen privatisering
van de N.V. Westerscheldetunnel aangenomen. Op 13 juni heeft Gedeputeerde
Staten mij gemeld dat de Provincie Zeeland een vervreemding van de NV Westerscheldetunnel
niet wenselijk acht. Een optie voor het Rijk zou nog zijn de aandelen over
te dragen aan de Provincie Zeeland. Het is echter de vraag of de Provincie
bereid is aandelen te verwerven en de marktwaarde hiervoor te betalen.
Hiermee komen de voorbereidingen voor vervreemding van de Westerscheldetunnel
tot stilstand. Dit heeft als consequentie, dat van Rijkszijde er nu geen middelen
beschikbaar zijn voor realisatie van een tunnel bij Sluiskil. Immers, bij
vervreemding zou er zekerheid ontstaan over het beschikbare overrendement.
Nu kan pas in 2033, na de voorziene afloop van de tolperiode, het overrendement
bepaald worden en bezien worden hoeveel middelen er beschikbaar zijn voor
Sluiskil.
Waar ik u eerder meldde dat ik door vervreemding alsnog uitvoering kon
geven aan de motie Geluk (Kamerstukken 2002–2003, 17 741, nr. 44),
moet ik nu constateren dat uitvoering van de motie thans niet aan de orde
is. Het is nu te vroeg om te bepalen hoeveel overrendement beschikbaar is
en middelen beschikbaar te stellen. Ter illustratie: het rendement van de
Westerscheldetunnel lag in 2005 op 3,6%, hetgeen beduidend minder is
dan het afgesproken projectrendement van 7,5%. Vooralsnog is er dus
geen sprake van overrendement. Er is binnen de Provincie onvoldoende draagvlak
gebleken om door vervreemding van de N.V. Westerscheldetunnel het proces van
realisatie van een tunnel bij Sluiskil te bespoedigen.
Mogelijk zal de Provincie trachten op een alternatieve manier financiering
voor de tunnel bij Sluiskil te arrangeren. Voorstellen hiertoe zal ik zakelijk
beoordelen. Randvoorwaarde is dat de financiële positie van de Staat
(ook als aandeelhouder in de N.V. Westerscheldetunnel) niet geschaad wordt
en de Provincie Zeeland bereid is de financiële risico’s van het
project voor haar rekening te nemen.
In het debat van 30 maart heb ik uw Kamer toegezegd, in het licht
van een vervreemding van de N.V. Westerscheldetunnel, nadere informatie te
verschaffen ten behoeve van een vervolgoverleg. Gelet op de ontstane situatie
lijkt verder overleg met uw Kamer mij niet voor de hand te liggen.
De Minister van Financiën,
G. Zalm