28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid

Nr. 307 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2019

In het Algemeen Overleg Staatdeelnemingen op 21 november 2019 heb ik aan de heer Sneller (D66) toegezegd schriftelijk terug te komen op zijn vraag over de strategische onderbouwing van twee buitenlandse investeringen van respectievelijk Schiphol en Havenbedrijf Rotterdam (HbR). Aan de heer Van Aalst (PVV) heb ik toegezegd zijn vragen over een potentiële claim bij NS te beantwoorden.

Investeringen Schiphol en HbR

De staatsdeelnemingen vormen een belangrijk onderdeel van onze economie en zijn niet weg te denken uit ons dagelijks leven in Nederland. Het verbreden van activiteiten naar het buitenland zal altijd ondersteunend moeten zijn aan de borging van de publieke belangen die deze ondernemingen in Nederland dienen. In sommige gevallen is die bijdrage zeer direct. Zo dragen de buitenlandse activiteiten van netbeheerders TenneT en Gasunie bij aan leveringszekerheid van elektriciteit en gas in Nederland. In andere gevallen vindt de bijdrage aan het publieke belang zijn oorsprong in zaken zoals leereffecten, het genereren van rendementen die ten goede komen aan de Nederlandse activiteiten, of het genereren van kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Vanzelfsprekend mogen investeringen in het buitenland de continuïteit van de Nederlandse activiteiten nooit in gevaar brengen. Voor buitenlandse investeringen zijn lagere investeringsdrempels vastgesteld dan voor binnenlandse investeringen. In het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen worden investeringen die ik heb goedgekeurd toegelicht. Hierbij is er aandacht voor de strategische rationale en het publiek belang. Ook rapporteer ik over het beslag van de buitenlandse activiteiten gemeten naar het aandeel in het balanstotaal.

Dan kom ik nu op de twee investeringsvoorstellen van respectievelijk Schiphol en HbR. Voor beide voorstellen heb ik alle relevante zaken gewogen. Voor de investering van Schiphol in Hobart Airport (Tasmanië) heeft Schiphol niet betoogd dat deze investering een direct positief effect heeft op de netwerkkwaliteit van de luchthaven in Nederland. Er zijn in dit geval wel andere argumenten die Schiphol naar voren heeft gebracht en doorslaggevend waren. In de eerste plaats heeft Schiphol een grote investeringsagenda om de nationale luchthaven(s) gereed te maken voor de toekomst. Deze investeringen zijn belangrijk voor de veiligheid en capaciteit van de luchthaven(s), maar voor de winstgevendheid van de onderneming en de financiering van toekomstige (noodzakelijke) investeringen zijn andere inkomsten noodzakelijk. Het rendement op de investering in Hobart Airport draagt hieraan bij. De investering heeft volgens Schiphol een verantwoorde risico-rendementsverhouding. Ook zijn er leereffecten, waarbij Schiphol bijvoorbeeld de mogelijkheid heeft om op kleinere schaal innovaties te testen alvorens deze op Amsterdam Airport Schiphol in gebruik worden genomen. Op basis van de onderbouwing die Schiphol heeft aangereikt en mijn weging daarvan, heb ik deze investering goedgekeurd.

Voor het verwerven van een 30%-belang door HbR in de haven van Pecém (Brazilië) geldt het volgende. HbR geeft aan dat de investering goede mogelijkheden biedt om internationale ervaring op te doen, relevante marktkennis te ontwikkelen en de reputatie van de Rotterdamse haven in het buitenland te versterken. Voor een aantal segmenten voorziet HbR dat er mogelijk extra ladingstromen naar Rotterdam komen. Daarnaast is een belangrijke overweging dat het Nederlandse (haven)bedrijfsleven van deze investering kan profiteren. Door buitenlandse aanwezigheid van HbR, waaronder de participatie in de haven van Pecém, ontstaan er immers kansen voor de Nederlandse havengemeenschap en maritieme sector, die internationaal toonaangevend is. Ook in dit geval heeft de onderneming een goed risico-rendementsprofiel voorgelegd. Tijdens het goedkeuringsproces in 2018 heb ik tevens overleg gevoerd met de medeaandeelhouder gemeente Rotterdam over het voorstel van HbR en zijn wij in gezamenlijkheid tot een positief oordeel gekomen.

Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd dat ik in 2020 de beleidsdoorlichting Deelnemingenbeleid uitvoer1. Hierin worden alle facetten van de uitvoering van de Nota Deelnemingenbeleid 2013 in de periode 2013–2019 geëvalueerd. In deze evaluatie is ook aandacht voor buitenlandse activiteiten. Uw Kamer wordt hierover eind 2020 geïnformeerd.

NS

De heer Van Aalst heeft vragen gesteld over een potentiële claim bij NS door een externe partij. Deze claim zou bij NS kunnen worden ingediend naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden2 over het door NS exploiteren van advertentiemogelijkheden op stations. Het exploiteren van advertentiemogelijkheden op stations betreft de bedrijfsvoering van NS. Daarmee is het geen aangelegenheid voor de aandeelhouder, maar een verantwoordelijkheid van de onderneming zelf.

NS informeert mij frequent over haar operationele en financiële prestaties. Indien in voorkomende gevallen dergelijke claims significante invloed hebben op het bedrijfsresultaat, ga ik daar het gesprek over aan met NS en waar nodig met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Ik heb van NS begrepen dat de procedure waarin in dit geval de eventuele schade wordt vastgesteld nog niet is gestart. De omvang van de claim is dan ook nog niet bekend. Ik heb NS gevraagd mij hierover op de hoogte te houden.

Over significante ontwikkelingen bij staatsdeelnemingen informeer ik uw Kamer elk jaar met het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstuk 31 935, nr. 54.

X Noot
2

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 oktober 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7958.

Naar boven