28 165 Deelnemingenbeleid Rijksoverheid

B/ nr. 113 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 16 juli 2010.

De wens over de voorgenomen rechtshandeling nadere inlichtingen te ontvangen kan door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk 7 oktober 2010.

Het oordeel dat de voorgenomen rechtshandeling een voorafgaande machtiging bij de wet behoeft kan door een van beide Kamers worden uitgesproken uiterlijk op 7 oktober 2010 dan wel binnen veertien dagen na het verstrekken van de in de vorige volzin bedoelde inlichtingen.

Bij deze termijnen is rekening gehouden met de recesperiode van de Tweede Kamer.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2010

Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over mijn voornemen om de aandelen van de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (hierna «NIO») over te nemen. Deze aandelen zijn op dit moment in het bezit van de Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V (hierna «FMO»).

Achtergrond NIO

NIO is in 1965 opgericht als volledige dochter van de Nationale Investeringsbank. De Nationale Investeringsbank, de voorloper van het huidige NIB Capital, was destijds een volledige staatsbank en is in 1945 opgericht om de Marshall hulp te kanaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. Het doel van de dochteronderneming NIO was leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden onder gunstige voorwaarden zodat deze landen, die destijds geen toegang hadden tot de reguliere kapitaalmarkt, in staat werden gesteld ontwikkelingsrelevante investeringen te doen. Deze leningen hadden een lange looptijd en een lage rente. Deze zogenaamde bilaterale concessionele leningen waren destijds een onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid. Na 2001 zijn geen nieuwe concessionele leningen door NIO verstrekt. NIO bleef vanaf dat moment verantwoordelijk voor het beheer van de afgesloten leningen. Eind jaren negentig is de Nationale Investeringbank geprivatiseerd en zijn de aandelen NIO in 2000 overgenomen door FMO. De Staat heeft 51% van de aandelen in FMO.

Activiteiten van NIO

De activiteiten van NIO zijn in haar opzet verlieslijdend. Dit komt doordat het doel van NIO is om leningen te verstrekken tegen gunstige (rente-)voorwaarden. NIO betaalt echter zelf een marktconforme (hogere) rente over de financiering die zij aantrekt om deze leningen tegen gunstige voorwaarden te kunnen verstrekken. De kosten van deze «mismatch» in rentekosten en -baten worden verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken. Hetzelfde geldt voor de kosten van achterstanden bij rentebetalingen en aflossingen door ontwikkelingslanden. Dit is vastgelegd in een overeenkomst die in 1993 is gesloten tussen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en NIO.

In deze overeenkomst is ook geregeld dat de Staat garant staat voor de financiering van NIO. Dit houdt in dat de obligaties die NIO heeft uitgegeven zijn uitgegeven onder staatsgarantie. Bovendien heeft de Staat zich jegens NIO verplicht om middelen ter beschikking te stellen in het geval NIO niet zelfstandig in staat is om (her)financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt voor reeds verstrekte leningen wegens incidentele krapte. Deze garanties blijven onverkort van kracht na overname van de aandelen door de Staat. Overigens is er nog nooit sprake van geweest dat één van beide garanties zou worden ingeroepen.

De huidige werkzaamheden van NIO bestaan uitsluitend uit het beheren van de in het verleden verstrekte leningen. De waarde van de uitstaande leningenportefeuille was € 740 miljoen per 31-12-2009. De verstrekte leningen lopen tot 2038 en aflossingen zullen tot en met 2038 plaatsvinden. NIO geeft geen nieuwe leningen meer uit, omdat het huidige beleid van ontwikkelingssamenwerking geen bilaterale concessionele leningen meer kent. In plaats daarvan draagt Nederland bij aan multilaterale instellingen, zoals de Wereldbank, die op hun beurt concessionele leningen verstrekken aan ontwikkelingslanden. De leningen zijn gefinancierd met € 395 miljoen aan obligaties en onderhandse leningen uitgegeven door NIO en € 360 miljoen aan begrotingsleningen (uitstaande saldi per 31 mei 2010).

Reden overnemen aandelen door de Staat

FMO heeft in 2008 de overeenkomst tussen NIO en de Staat opgezegd per 1 januari 2011. Zij heeft aangeven niet langer het beheer van de leningen van NIO te willen uitvoeren, omdat deze activiteit niet in de strategie past. Aangezien het beheer de enige activiteit is van NIO, heeft FMO daarbij ook aangegeven de deelneming te willen overdragen.

De reden om de aandelen in NIO over te nemen, en niet alleen de leningenportefeuille, is een praktische. Alle leningen zijn namelijk verstrekt op naam van de vennootschap NIO. Als alleen de leningenportefeuille wordt overgenomen in plaats van de vennootschap zou dit betekenen dat alle leningdocumenten zouden moeten worden aangepast, wat tot onoverbrugbare praktische bezwaren zou leiden.

Het beheer van de leningenportefeuille zal worden uitgevoerd door Atradius Dutch State Business N.V., tevens uitvoerder van de exportkredietverzekeringsfaciliteit, gezien de synergie tussen beide activiteiten. Om ervoor te zorgen dat de leningenportefeuille te allen tijde beheerd wordt, is de overdracht gepland voor begin oktober. Deze planning biedt ruimte voor zorgvuldige implementatie.

Financiële consequenties

De overname van de aandelen NIO van FMO door de Staat heeft zeer beperkte financiële consequenties voor de Staat. Voor de aandelen wordt een symbolische overnameprijs betaald van € 1. Reden hiervoor is dat de portefeuille een niet rendabel karakter heeft en wordt afgedekt door garanties van de minister van Buitenlandse Zaken. Zoals reeds toegelicht worden de kosten van NIO verantwoord in de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De kosten van NIO zijn kaderrelevant. De minister van Buitenlandse Zaken blijft na overdracht beleids- en budgetverantwoordelijk voor NIO.

Nu de Staat volledig eigenaar wordt van NIO is besloten om NIO op een andere wijze te gaan financieren. Om de leningen te kunnen verstrekken heeft NIO in het verleden onderhandse leningen en obligaties uitgegeven waarvan de schuldrest per 31 mei 2010 € 395 miljoen bedraagt. Deze vervallen tussen november 2010 en eind 2012. Wanneer de looptijd van deze onderhandse en obligatieleningen verstrijkt, zal NIO geherfinancierd moeten worden. Deze herfinanciering zal plaatsvinden door het verstrekken van een begrotingslening van Buitenlandse Zaken aan NIO. De reden hiervoor is dat de kosten van deze begrotingslening aanzienlijk lager zijn dan de kosten van een door NIO zelfstandig aan te trekken lening op de kapitaalmarkt. Door lagere financieringskosten zullen de kosten van de «mismatch» geleidelijk steeds lager worden en wordt per saldo een besparing gerealiseerd.

De begrotingslening die de minister van Buitenlandse Zaken verstrekt aan NIO is niet-kaderrelevant, omdat het een lening betreft die daadwerkelijk afbetaald zal worden. Mochten er echter landen zijn die niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen, dan zal de minister van Buitenlandse Zaken deze kosten dragen. Deze kosten zijn wel kaderrelevant. Door het verstrekken van de lening aan NIO zal de staatsschuld met het bedrag van de herfinanciering stijgen, dit komt neer op zo’n 0,07%. Wanneer NIO in de toekomst financieel voordeel behaalt vanwege de herfinanciering, zal dit voordeel gerealiseerd worden door periodiek de rekening-courant van NIO af te romen met het gerealiseerde renteverschil.

Mede namens de minister van Buitenlandse Zaken,

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

Naar boven