nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op
de Geneesmiddelenvoorziening te wijzigen in verband met verruiming van de
bevoegdheid van apotheekhoudende artsen tot uitoefening van de artsenijbereidkunst;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de Geneesmiddelenvoorziening wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt vervangen door:
1. De arts die zich voor het uitoefenen van de geneeskundige praktijk
vestigt, is bevoegd tot uitoefening van de artsenijbereidkunst in de aan hem
of mede aan hem toebehorende apotheek ten behoeve van de tot zijn geneeskundige
praktijk behorende personen.
2. Artikel 6, tweede lid, onder 2°, vierde, vijfde, zesde en zevende
lid, vervalt.
B
Artikel 28 vervalt.
ARTIKEL II
1. Een vergunning die is verleend op grond van artikel 6, vierde lid,
van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, zoals dat lid luidde op de dag
voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, blijft van kracht tot 1 januari
2004.
2. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, is overdraagbaar aan de arts
die de praktijk van de vergunninghouder voortzet.
3. In geval de houder van een vergunning als bedoeld in het eerste lid
een samenwerkingsverband aangaat met een gevestigd arts, verkrijgt deze andere
deelnemer in het samenwerkingsverband van rechtswege de bevoegdheid tot het
uitoefenen van de artsenijbereidkunst.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met
uitzondering van artikel I, onderdeel A, onder 1, dat in werking treedt met
ingang van 1 januari 2004.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,