nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2007
Een aantal jaren geleden is vastgesteld dat de toenmalige financiering
van het toezicht op financiële markten onder druk was komen te staan.
Daarbij werd een aantal specifieke knelpunten geïdentificeerd. Om deze
knelpunten weg te nemen is in overleg met brancheorganisaties en met de toezichthouders
een nieuw financieringssysteem opgezet. Dit is toegelicht en uitgewerkt in
het rapport Herziening financiering toezicht op de financiële
marktsector dat op 1 juli 2003 aan de Tweede Kamer is aangeboden.1 Overeenkomstig de daarin opgenomen voorstellen is op
1 januari 2004 de Regeling bekostiging financieel
toezicht2 in werking getreden.
In de toelichting bij de Regeling is vastgelegd
dat de overheidsbijdrage na drie jaar wordt geëvalueerd. Echter, in 2005
wees de AFM het ministerie van Financiën erop dat de haar toekomende
overheidsbijdrage niet toereikend was om alle daartoe aangewezen kosten te
dekken. Daarop is besloten de evaluatie van het onderdeel van de Regeling dat betrekking heeft op die bijdrage vervroegd uit te voeren.
Begin 2006 is het eindrapport uitgebracht. De Tweede Kamer is hierover via
Kamerstuk 30 560 IXB, nr. 2 (blz. 9), geïnformeerd.
In de loop van 2006 is besloten de evaluatie uit te breiden naar alle
nog niet beschouwde onderdelen van de Regeling.
Daartoe zijn een stuur- en een werkgroep ingesteld met daarin vertegenwoordigers
van beide toezichthouders alsmede van het ministerie van Financiën. Het
rapport van de werkgroep treft u bijgaand aan.3
Concept-versies van het rapport zijn met vertegenwoordigers van de onder toezicht
staande instellingen besproken. Hun reacties zijn terug te vinden in bijlage
IV.
Aanbevelingen evaluatierapport
Het evaluatierapport bevat de volgende aanbevelingen:
1. Voor zover de ondersteuning van een toezichthouder bij het wetgevingsproces
verder gaat dan haar normale adviserende rol over nieuwe wet- en regelgeving,
dient het ministerie van Financiën de daarmee gepaard gaande
kosten voor zijn rekening te nemen (momenteel worden deze kosten doorberekend
aan marktpartijen).
2. De werkgroep geeft het ministerie van Financiën in overweging
om waar gewenst gebruik te maken van de mogelijkheid, zoals onder meer is
aangegeven in de Wet op het financieel toezicht, om financiële barrières
die de toetreding tot de financiële markt kunnen belemmeren, weg te nemen
dan wel te verkleinen door de kosten van eenmalige toezichthandelingen niet
volledig door te berekenen.
3. Het is zaak dat er meer duidelijkheid komt te bestaan over de invulling
van de rol van het adviserend panel. Vandaar het advies om het betreffende
onderdeel van de wet met de bijbehorende reglementen nader toe te lichten
en uit te werken, waarna het besproken kan worden met de panelleden. Voorts
is te bezien hoe de effectiviteit van het panel, gegeven de haar toegekende
rol, is te vergroten.
4. Omwille van de overzichtelijkheid beveelt de werkgroep aan om de reacties
van marktpartijen met de bijbehorende zienswijze van zowel de toezichthouder
als van het ministerie, in een tabel op te nemen en deze tabel op de agenda
te plaatsen van de eerstvolgende bijeenkomst van het adviserend panel.
5. De werkgroep onderschrijft het belang van een voortvarende aanpak van
de onderzoeken naar de kosten en de tarieven van het toezicht op de financiële
markten in andere landen van de Europese Unie.
Vervolg
Vorenstaande aanbevelingen worden door mij met inachtneming van de volgende
kanttekeningen onderschreven:
a. aanbeveling 1 wordt zonder meer opgevolgd;
b. conform de betreffende bepaling in de Wet op het financieel toezicht
komt het niet door te berekenen deel van de kosten van eenmalige toezichthandelingen
voor rekening van andere marktpartijen (aanbeveling 2);
c. ik hecht eraan om de bestaande onduidelijkheden omtrent de invulling
van de rol van het adviserend panel op korte termijn weg te nemen waarna het
ministerie in overleg met zowel de brancheorganisaties als de toezichthouders
zal nagaan hoe de effectiviteit van het panel is te vergroten (aanbeveling
3);
d. aanbeveling 4 wordt zonder meer opgevolgd;
e. de Tweede Kamer wordt in het najaar op de hoogte gebracht van de uitkomsten
van de onderzoeken waar de werkgroep in aanbeveling 5 naar verwijst.
De minister van Financiën,
W. J. Bos