nr. 9
MOTIE VAN HET LID KOENDERS
Voorgesteld 10 september 2003
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening, dat de Raad van Europa nog een belangrijke rol heeft te vervullen
bij de naleving van het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod in
al haar lidstaten;
overwegende, dat de aanbeveling van de Parlementaire Assemblee van de
Raad van de Unie om in het Protocol 12 bij het EVRM ook expliciet te refereren
aan het principe van gelijke rechten voor mannen en vrouwen en op te nemen
de verboden discriminatiegrond «sexual orientation», niet is overgenomen
door het Comité van Ministers;
tevens overwegende, dat de Europese Conventie een afgerond concept voor
een constitutioneel verdrag van de Europese Unie heeft opgesteld waarin is
opgenomen:
a. het voornemen om de EU als partij te laten toetreden tot het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM);
b. het Handvest Grondrechten, waar gelijke behandeling deel van uitmaakt;
van mening, dat het inzake de naleving van het gelijkheidsbeginsel en
het discriminatieverbod gewenst is dat in het EVRM en de daarbij gehanteerde
protocollen dezelfde systematiek en redactie gevoerd worden als in de Verdragen
en het Handvest van de Europese Unie;
verzoekt de regering zich actief in te spannen om te komen tot verdere
aanpassingen en uitwerking van het EVRM in het bijzonder op het terrein van
de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de expliciete opname van de
verboden discriminatiegrond «sexual orientation», conform de redactie
en systematiek die nu gehanteerd worden in de Verdragen en het Handvest van
de EU,
en gaat over tot de orde van de dag.
Koenders