A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING, ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD
I. VOORSTEL VAN WET
– De considerans luidde:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te waarborgen
dat de gemeenschappelijke regelingen die krachtens de Kaderwet bestuur in
verandering zijn getroffen, hun geldigheid kunnen behouden met het oog op
een adequate aansluiting op een nieuwe wettelijke regeling van de verplichte
intergemeentelijke samenwerking in stedelijke regio's;
– In artikel 2 stond in plaats van «wordt ingetrokken»:
vervalt.
II. MEMORIE VAN TOELICHTING
De memorie van toelichting luidde:
De gemeenschappelijke regelingen die op de Kaderwet bestuur in verandering
(Kaderwet) zijn gebaseerd, verliezen hun geldigheid tussen 1 januari
en 1 juli 2003. Dit vloeit voort uit de verlengingen van de diverse regelingen
die in 1998 bij koninklijk besluit hebben plaatsgevonden1. Bij koninklijke boodschap van dag/maand/2001 is een wetsvoorstel
ingediend dat voorziet in een nieuwe wettelijk regeling van de verplichte
intergemeentelijke samenwerking (Wet bestuur in stedelijke regio's). De gemeenten
in de samenwerkingsgebieden die nu op basis van de Kaderwet deelnemen aan
een gemeenschappelijke regeling, zullen deze samenwerking na de inwerkingtreding
van de nieuwe wet voortzetten. Wel zullen de regelingen moeten worden aangepast,
hetgeen enige tijd vergt. Er zal bovendien tijd beschikbaar moeten zijn, indien
onverhoopt oplegging nodig zou zijn. De Wet bestuur in stedelijke regio's
bevat daartoe voorzieningen. Het is dan wel noodzakelijk dat die wet uiterlijk
1 december 2002 in werking treedt. Aangezien thans niet met zekerheid kan
worden gezegd wanneer dat wetsvoorstel kracht van wet krijgt en in werking
treedt, bestaat het risico dat een of meer van de bedoelde gemeenschappelijke
regelingen eindigen vóórdat de nieuwe wettelijke voorziening
in werking is getreden. Mocht in de loop van 2002 blijken dat die situatie
dreigt, dan is het te laat om alsnog een noodvoorziening te treffen. Om dat
risico uit te sluiten, is het onderhavige wetsvoorstel ingediend.
Het wetsvoorstel strekt ertoe verlenging van een op de Kaderwet gebaseerde
gemeenschappelijke regeling opnieuw mogelijk te maken, indien op 1 december
2002 de Wet bestuur in stedelijke regio's nog niet in werking is getreden.
Om te benadrukken dat ernaar wordt gestreefd dat de Wet bestuur in stedelijke
regio's tijdig in werking treedt, is de inwerkingtreding van het onderhavige
voorstel eveneens gesteld op 1 december 2002. Dat biedt de maximale kans dat
de wet niet effectief behoeft te worden. De Wet bestuur in stedelijke regio's
voorziet erin dat deze vangnetwet wordt ingetrokken, indien de Wet bestuur
in stedelijke regio's in werking treedt vóórdat het onderhavige
voorstel, nadat het kracht van wet heeft gekregen, in werking is getreden.
XNoot
1Samenwerkingsgebied Den Haag 1 maart 2003 (zie Stb. 1998, 246); Samenwerkingsgebied
Amsterdam 1 januari 2003 (Stb. 1998, 247); Samenwerkingsgebied Utrecht
1 juli 2003 (zie Stb. 1998, 248); Samenwerkingsgebied Arnhem–Nijmegen
1 maart 2003 (zie Stb. 1998, 249); Samenwerkingsgebied Eindhoven–Helmond
1 januari 2003 (zie Stb. 1998, 693); Samenwerkingsgebied Twente 1 januari
2003 (zie Stb. 1998, 694); Samenwerkingsgebied Rotterdam 1 januari 2003
(zie Stb. 1998, 736).