28 089 Gezondheid en milieu

Nr. 94 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2018

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft een signaalrapportage opgesteld over gebruikmaking van de (tijdelijke) uitzondering op de geldende emissie-eisen voor 76 Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS). In deze rapportage geeft de ILT aan weliswaar geen volledig beeld te hebben, maar in de praktijk het risico te zien dat bedrijven met betrekking tot deze stoffen niet voldoen aan de verplichting om de emissies van deze stoffen te minimaliseren.

De signaalrapportage is als bijlage bij deze brief gevoegd1. Ik schets u hieronder kort de (juridische) achtergrond, de inhoud van het rapport en mijn reactie daarop.

Achtergrond

Bij de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2016 is voor emissies naar de lucht het ZZS-beleid met strengere emissie-eisen en minimalisatieplicht voor ZZS ingevoerd.

Een groep van 76 stoffen werd op dat moment voor het eerst als ZZS geïdentificeerd. Om de industrie in de gelegenheid te stellen onderzoek te doen om het productieproces aan te passen, of andere maatregelen te treffen om de emissies naar lucht terug te dringen, is voor deze groep ZZS een overgangsperiode tot 1 januari 2025 afgesproken, waarmee tot die tijd minder strenge emissiegrenswaarden gelden2.

Voor deze stoffen geldt echter wel de minimalisatieverplichting3 en moeten bedrijven via de 5-jaarlijkse informatieplicht aan het bevoegd gezag melden welke maatregelen genomen worden om de emissies terug te dringen.

Bevindingen ILT

De ILT adviseert bevoegde gezagen bij het verlenen van WABO4-vergunningen aan risicovolle bedrijven («Brzo»)5 en geeft aan vanwege die beperkte rol geen volledig beeld te hebben van de bedrijven die gebruik maken van de overgangsmaatregel. De ILT heeft de afgelopen twee jaar vier vergunningaanvragen bekeken waar deze overgangsmaatregel aan de orde was. Van deze 4 pleegden 3 onvoldoende inzet om tot uitfasering of minimalisatie van de emissies van deze ZZS te komen – in één geval met een expliciet beroep op de overgangstermijn. Hiermee voldoen deze bedrijven naar het oordeel van de ILT niet aan de wettelijke minimalisatieverplichting.

Op basis van deze bevindingen vermoedt de ILT dat er meer gevallen zijn waar bij bedrijven en bevoegd gezag onvoldoende aandacht is voor deze groep van 76 ZZS.

Beleidsreactie

Ik deel de zorg dat voor deze groep ZZS onvoldoende aandacht bestaat bij bedrijven en bevoegd gezag, en dat daardoor mogelijk onnodig ruime emissiegrenswaarden kunnen worden toegepast. Zo is immers de overgangstermijn tot 2025 voor deze ZZS niet bedoeld. Het is geen standstill-periode, maar een periode waarin door middel van de minimalisatieplicht de emissies stap voor stap beperkt worden. Op die manier wordt door de bedrijven bovendien gemakkelijker voldaan aan de in 2025 toepasselijke emissie-eisen.

Ik verbind daar de volgende acties aan.

Ik heb met de ILT afgesproken dat de ILT de signaalrapportage deelt met alle bevoegde gezagen (Brzo), zodat daar adequate maatregelen kunnen worden genomen. De geconstateerde gevallen zijn direct afgehandeld met het geven van het advies aan de betreffende bevoegde gezagen.

Daarnaast heb ik ook in bestuurlijk overleg de bevoegde gezagen op het signaal van de ILT geattendeerd. Met de provincies is afgesproken de emissies van ZZS versterkt aan te pakken, hetgeen onder meer geresulteerd heeft in de uitvraag naar de vergunde en daadwerkelijke emissies van ZZS, zoals deze momenteel door de bevoegde gezagen landelijk wordt uitgezet. Het minimaliseren van de emissies van deze groep van 76 ZZS sluit daar goed bij aan. Bevoegde gezagen kunnen vervolgens met bedrijven afspraken vastleggen over invulling van de wettelijke minimalisatieplicht. Ik zal de ILT vragen in 2021 opnieuw te rapporteren over de voortgang met betrekking tot de minimalisatie van de emissie van deze stoffen.

Vanzelfsprekend zal door mij ook via brancheorganisaties aandacht worden gevraagd voor de geldende minimalisatieverplichting, om bedrijven te wijzen op ook deze route om emissies verder terug te dringen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Activiteitenregeling milieubeheer, artikel 1.3b, tweede lid, jo. bijlage 12b

X Noot
3

Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 2.4, tweede lid.

X Noot
4

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

X Noot
5

Besluit risico’s zware ongevallen.

Naar boven