28 089
Gezondheid en milieu

nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 december 2004

Overeenkomstig mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 5 oktober 2005 (kamerstuk 28 089, nr. 6) met de vaste kamercommissies van VROM en VWS zend ik u hierbij samen met mijn beleidsconclusies de rapporten «Beleidsalternatieven Hoogspanningslijnen Onderling Overlegd (BAHLOO)» en «Burgers over Hoogspanningslijnen; een pilot» (het Burgerproject).1

Tijdens dit AO is ook een vraag gesteld over de mogelijke extra risico's in verband met het al dan niet kunnen blussen van branden onder hoogspanningslijnen. Hierover is overleg gaande tussen EnergieNed en het kennisinstituut voor brandweer en rampenbestrijding (NIBRA). Na afronding van dit overleg zal ik u over de uitkomsten apart informeren. Op 5 oktober is ook een notitie over aansprakelijkheid toegezegd. Deze zal u voor maart 2005 worden toegezonden.

Doelstelling van het BAHLOO project was om in overleg met direct betrokkenen2 te onderzoeken welke voorkeuren er in de praktijk leven voor de wijze van implementatie van de nota Nuchter Omgaan met Risico's (NOR, Niet-dossierstuk 2003–2004, vrom040397, Tweede Kamer).

Kort samengevat is het in de nota vastgelegde beleidsdoel dat er zo weinig mogelijk nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig worden blootgesteld aan magneetvelden van bovengrondse hoogspanningslijnen. Hierbij zullen maatschappelijke kosten en baten moeten worden meegewogen. Juist vanwege de doorgaans zeer hoge kosten van maatregelen in bestaande situaties en de huidige onzekerheden over de mogelijke gezondheidsrisico's heb ik daarbij aangegeven dat het in bestaande situaties in het algemeen niet in de rede ligt om maatregelen te treffen.

Uit BAHLOO blijkt dat er sprake is van een grote mate van consistentie en consensus in de respons van de verschillende geraadpleegde partijen. Kort samengevat komen uit BAHLOO het volgende beeld en aanbevelingen naar voren:

1. Er is behoefte aan het voorgestelde beleid dat zich richt op nieuwe situaties. Een referentiewaarde van 0,4 μT (microtesla) wordt door alle partijen als politieke keuze van het rijk geaccepteerd1.

2. Als «nieuwe situaties» worden aangemerkt:

a. Nieuwe bestemmingsplannen (dan wel wijzigingen in bestaande) waardoor meer gevoelige bestemmingen nabij bestaande hoogspanningslijnen mogelijk worden,

b. Nieuwe bovengrondse hoogspanningslijnen nabij bestaande gevoelige bestemmingen.

3. Woningen, scholen, crèches e.d. worden aangemerkt als gevoelige bestemmingen waar kinderen langdurig verblijven.

4. Zonering wordt als de meest effectieve manier gezien om dit beleid te realiseren.

5. Voor het bepalen van de omvang van de zone is een eenduidig berekeningsvoorschrift nodig en een referentiewaarde voor het magneetveld.

6. Aanbevolen wordt om een «atlas» met zones van alle bestaande lijnen samen te stellen ten behoeve van de uitvoerende overheden.

7. Om ingrijpende consequenties in relatie tot voortgang en kosten bij vergevorderde planvorming te vermijden wordt aanbevolen een overgangsbeleid te formuleren.

8. Voor ontheffingsgronden ziet men geen aanleiding.

9. De financiële consequenties dienen voor rekening te komen van de initiatiefnemer (in geval van een nieuw bestemmingsplan bijv. de gemeente en bij een nieuwe hoogspanningslijn de beheerder van het net).

Naar aanleiding van het bovenstaande kom ik tot de conclusie dat het beleid met betrekking tot hoogspanningslijnen zoals gepresenteerd in de nota Nuchter Omgaan met Risico's wenselijk en mogelijk is. Verder kan ik mij op hoofdlijnen vinden in de aanbevelingen voor de uitwerking van dat beleid. Een uitzondering hierop vormt aanbeveling 8. Zo kan ik mij bijvoorbeeld voorstellen dat het in de praktijk ook na het treffen van voorzieningen aan de lijn, onmogelijk zal blijken om een nieuw tracé vast te stellen zonder in de buurt te komen van enkele individueel gelegen grondgebonden woningen. Een ontheffing ligt dan in de rede.

Naar aanleiding van de BAHLOO-resultaten, ben ik voornemens om het beleid op basis van de hierboven vermelde aanbevelingen uit te werken in de vorm van een advies aan de gemeenten, provincies en de beheerders van het hoogspanningsnet (EnergieNed). Ook nu reeds immers kunnen provincies in streekplannen indicatieve zones opnemen en kunnen gemeenten bij (wijziging) van bestemmingsplannen rekening houden met de aanwezigheid van hoogspanningslijnen. Voordat een dergelijk advies geformuleerd kan worden zullen echter nog enkele zaken zoals het berekeningsvoorschrift en de «atlas» nader uitgewerkt moeten worden.

Doelstelling van het Burgerproject was om na te gaan welke gedachten er bij burgers leven over de mogelijke gezondheidseffecten van de hoogspanningslijnen, over de verschillende beleidsopties en aan welke informatie men behoefte heeft. Het project bestond uit een schriftelijke enquête en een ronde tafel gesprek. Hoewel het betrokken aantal burgers klein en dus niet representatief was (het betrof een pilot) kunnen hieruit toch een aantal belangrijke lessen worden geleerd:

1. Uit de bijeenkomst bleek dat de deelnemers gezondheidsklachten een belangrijk onderwerp vinden. Bij hoogspanningslijnen worden echter eerder verbanden gelegd met klachten zoals slapeloosheid, vermoeidheid en hoofdpijn, dan met leukemie bij kinderen.

2. Betrokkenen vinden dat er landelijk beleid moet komen voor hoogspanningslijnen maar ook dat dergelijk beleid zich zowel op bestaande als op nieuwe situaties moet richten. Met betrekking tot de bestaande situaties maakt men zich o.a. zorgen over de waardedaling van huizen ten gevolge van beleid voor nieuwe situaties.

3. Er bestaat duidelijk behoefte aan extra informatie, zowel in algemene vorm zoals bijvoorbeeld op het internet, als toegespitst op specifieke situaties in bijvoorbeeld «huis aan huis bladen» bij nieuwe ontwikkelingen in de buurt.

Uit het Burgerproject komt duidelijk het dilemma naar voren dat verbonden is aan het toepassen van het voorzorgprincipe. Enerzijds waardeert men dat de overheid ook onzekere wetenschappelijke signalen vertaalt in nader beleid, maar anderzijds ontstaat ook het gevoel dat kort wordt samengevat met de uitspraak: «Als de overheid er aandacht aan besteedt dan moet er toch wel iets heel ergs aan de hand zijn». Voor de direct betrokken eigenaar-bewoners van woningen in de nabijheid van hoogspanningslijnen komt daarbij ook nog de zorg over een eventuele waardevermindering van hun huizen. In de communicatie over het nadere beleid voor hoogspanningslijnen zal dan ook expliciet duidelijk gemaakt moeten worden dat het beleid voor hoogspanningslijnen zich beperkt toch nieuwe situaties omdat de wetenschap nog geen zekerheid kan geven over de gezondheidseffecten, de (maatschappelijke) kosten van maatregelen in bestaande situaties (sanering) zeer hoog zijn1 en omdat maatregelen voor nieuwe situaties aanzienlijk kosteneffectiever zijn2. Mocht in een later stadium alsnog blijken dat de gevonden associatie niet veroorzaakt wordt door de magneetvelden van de hoogspanningslijnen dan kan de vrijgehouden ruimte afhankelijke van de lokale situatie alsnog anders benut worden. Daar staat tegenover dat in een later stadium alsnog saneren van nieuw ontstane situaties juist zeer duur en maatschappelijk vaak zelfs onhaalbaar is.

Op basis van het voorgaande kom ik tot het voornemen om op korte termijn:

1. Gemeenten, provincies en de beheerders van hoogspanningslijnen te benaderen met het advies om door middel van zonering zo veel mogelijk te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig worden blootgesteld aan magneetvelden van hoogspanningslijnen.Dit advies zal begeleid worden door een operationele methodiek waarin bijvoorbeeld antwoorden wordt gegeven op vragen als

a. wat is langdurig?

b. hoe bereken ik het magneetveld?

c. wat voor afstanden kunnen er worden verwacht?

2. Een communicatiestrategie te ontwikkelen die tegemoet komt aan de behoefte en gevoelens die er leven bij het publiek.

Ik ga er van uit dat ik u met het bovenstaande voor dit moment voldoende heb geïnformeerd over de actuele stand van zaken met betrekking tot de beleidsuitwerking.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Aan BAHLOO hebben meegewerkt: IPO, VNG, EnergieNed, GGD, Woonbond, NEPROM, AEDES, VNO-NCW, Vereniging Eigen Huis, Stichting Natuur en Milieu en het Meldpuntennetwerk Gezondheid en Milieu.

XNoot
1

Deze waarde bevindt zich in de range waarboven een statistische associatie met leukemie bij kinderen wordt gevonden en is al eerder genoemd in een advies van de minister van VROM aan de gemeente Utrecht (25 januari 2002, kenmerk SAS/2001140036).

XNoot
1

Het rapport VOHOBAKOS komt tot bedragen van 100 mln tot 10 miljard euro voor 23 000 huizen in de buurt van HS-lijnen.

XNoot
2

Uit RIVM rapport nr. 610150001/2002 blijkt dat van het totaal tot aan 2030 geplande woningen circa 1,5% bij hoogspanningslijnen ligt.

Naar boven