Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2022
Hierbij zend ik u de appreciatie op de motie van de leden Van Esch en Teunissen (Partij
voor de Dieren) over het zo spoedig mogelijk verbieden van de export van cokes (Kamerstuk
28 089, nr. 221), zoals door mij is toegezegd in het tweeminutendebat Externe Veiligheid op 15 maart
jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 60, tweeminutendebat externe veiligheid)
Tata Steel IJmuiden heeft op haar terrein een geïntegreerd staalproductiebedrijf.
Dat betekent dat op één locatie grondstoffen voor ijzer via verschillende tussenstappen
worden verwerkt tot staal. De productie van cokes is een van de stappen in dit proces.
Tata Steel voldoet aan de hiervoor benodigde vergunningen. De cokes die Tata Steel
IJmuiden produceert zijn van een bepaalde samenstelling die precies geschikt is voor
gebruik in het verdere proces, waar de cokes samen met o.a. sinter en pellets in een
hoogoven worden verwerkt tot ruwijzer.
Tata Steel produceert enkel cokes voor het beleveren van het benodigde productieniveau
inclusief het opvangen van eventuele fluctuaties daarin. Het kan daardoor voorkomen
dat cokes niet direct kunnen worden gebruikt in de hoogoven. In dat geval worden de
cokes opgeslagen om later alsnog gebruikt te worden. In uitzonderlijke gevallen worden
overschotten aan cokes ook verscheept naar onder andere Tata Steel in het Verenigd
Koninkrijk. De totale productie van cokes door Tata Steel Nederland is op jaarbasis
+/- 1,3 miljoen ton. De totale export van cokes bedroeg de afgelopen jaren op jaarbasis
zo’n 1% van de totale productie.
Gelet op het vrij verkeer van goederen binnen de Europese Unie, zou een eventueel
exportverbod voor cokes altijd betrekking hebben op export van cokes naar derde landen.
Daarmee valt een exportverbod onder de handelspolitieke bevoegdheden van de Europese
Unie. Binnen Nederland is mijn collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
hiervoor verantwoordelijk. De EU en zeker Nederland zijn zeer terughoudend in het
overwegen van exportverboden, aangezien deze gelden als ultiem middel dat alleen wordt
ingezet wanneer het publieke belang niet op een andere manier te beschermen valt.
Er kan dan bijvoorbeeld worden gedacht aan dreigende schaarste van essentiële goederen.
Dat is in dit geval echter niet aan de orde.
Om bovenstaande redenen ligt het inzetten op een exportverbod in dit geval niet voor
de hand. De motie blijft daarmee ontraden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen